De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 7 juni pagina 21

7 juni 1924 – pagina 21

Dit is een ingescande tekst.

No. 2451 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 21 MUSICA IN NUMMIS (STEDELIJK MUSEUM) De tentoonstelling der : verzameling?Joh Alsbach van portretpenningen van toonkunstenaars in het Stedelijke Museum vraagt de inten sieve aandacht, zoowel van den liefhebber van edele smeedkunst als van elk, die belang stelt in muziek en wat daarmede samenhangt. Want deze, voor Holland ongekend uitgebreide en waarde volle collectie bevat niet alleen munten en plaquette's die door zeldzaamheid, artistieke waarde of curiositeit interessant zijn zij bevat tevens een iconograpisch materiaal van frappante veel zijdigheid en verrassende volledigheid. Het is een merk waardig feit, dat door de eeuwen heen, bijna ieder belever of genieter van kunst in het al gemeen, van muziek in het bijzonder, den impuls heeft gehad, de uiterlijke verschijning van een geliefd kunste naar te leeren kennen, er zich vertrouwd mede te maken;verstandelijk gedacht zal dit in ver- Mengelberg door.Toon Dupuis band brengen van een kunstwerk en den; maker ervan eer vertroebelend dan inzichtgeVend werken en toch, in de praktijk ontkomt men' niet aan het verlangen een intellect, dat diepen indruk op u heeft gemaakt, ook naar den lijve te leeren kennen: het eeuwenoud gebruik, portretpenningen van zulke geesteshelden te slaan wordt er goeddeels door verklaard. Dat men van ouds het zoo uiterst moeilijk te bewerken metaal als grondstof heeft gekozen, hierachter steekt waarschijnlijk de symboliek van de eeuwig heids-, onsterfelijkheidsgedachte, die oerdrang van eiken mensch. Dat er echter in de praktijk zoo weinig verzamelaars van portret-penningen en plaquet tes zijn, heeft natuurlijk zijn eigen oorzaken. Ten eerste leent metaal zich moeilijkvoor karakterportretten en bereikt men er zelden naturalis tische effecten mede, hoewel deze tentoonstelling schitterend demonstreert, hoe geraffineerd de moderne smeed kunst ook in dit opzicht is geworden. Een ander bezwaar levert de kostbaarheid ten gevolge van grondstof en bewerkingsmoeilijkheden en dit zal wel de hoofdoorzaak blijven, waarom penningverzamelen en nummismatiek nimmer populair zullen worden. De psychologie van het verzamelen is zeer apart; iemand, die egocentrisch uit domheid is, zal voor verzamelwoede" een (goedkoope) minachting hebben. Zulk een buitenstaander is verbaasd, dat iemand voor zoo iets geld kan uitgeven;" de volksmond is in dit opzicht niet trouw aan de haar doorgaans eigene wijsheid met de uitdrukking, dat iets in casu een pen ning waard is wat een gek er voor geven wil." Wie zelf ooit verzameld heeft, op welk gebied ook, zal weten dat volledigheid eerste vereischte is om werkelijk iets bruikbaars te verkrijgen en dat GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & CieAgent General: JABER 8ERLIN8S, Haarlem vergelijkende studie anders uitgesloten is. Vooral een verzameling als deze die voor een weten schappelijke studie der muziekgeschiedenis geheel onontbeerlijk en daarom een openbaar belang is heeft zulk direct praktisch nut, dat de volks mond bij gelegenheden als deze beter doet haar mond^teihouden. De tentoonstelling is volledig op tweeërlei wijze: niet alleen zijn de belangrijkste figuren der muziekgeschiedenis van de zeventiende eeuw af vertegenwoordigd tevens vormen de penningen gewijd aan de allergrootsten, op zich zelf weer kleine collecties: zoo is het aantal Mozart-medailles niet minder dan acht en twintig en bevat de Beet hoven-collectie bijna vijftig stuks. De oudste penning der verzameling, in 1536 ge slagen door Neufarer, is die van Bruck, kapel meester van Ferdinand I, terwijl deMercatormedaille (van 1539, maker on bekend) niet minder respec tabel van ouderdom is. De jongsten zijn die, welke dit jaar vervaardigd Beethoven.doorTdes werden ter herdenking van Strauss' zestigsten en Bruchner's honderd sten geboortedag; vooral de laatste, ont worpen door H. Hartig, is prachtig, zoowel van technische vaardigheid als om de rake karakteris tiek van dezen asketischen kop. Mooie specimina van treffende portretkunst zijn voorts de Lisztplaquette van prof. Schmidt (waarvan er slechts drie bestaan !) defHugo Wolf medaille, door Oalambos in 1903 naar aanleiding van 's meesters dood ontworpen, en ,-* de Beethoven- pla quette van Teles uit gevoerd door de Hollandsche firma Begeer, die ook den stoeren Mengelbergkop van Toon Dupuis, de nobele Noordewier-beel tenis (door Teles) en de rustige Wagenaar-medaille van Jac. J. van Goor uitgaf. Eigenaardig om het mislukte im pressionisme is de Beethoven van K. Rieber, reeds onaanneme lijk om het volslagen gemis aan gelijkenis, een Beethoven, dien men met zulke wilde haren" aan onverdiende verdenkingen blootstelt: men 7.011 aan symboliek kunnen denken. Ook de moderne Lisztplaquette van Felix een zgn. Hohlpragung" in Toet-ankhamen stijl, wekt meer lachlust dan eerbied. Daarentegen is de Debussy-medaille, welke Beetz-Charpentier in 1907 sloeg, een mooi voorbeeld van geslaagd impressionisme en op vallend om de"geraffi neerdheid waarmede met zulk stug materiaal een zoo (bedoeld) vaag, bijna metaphysisch effect werd bereikt. Onder de oudere medail les treft nog de Jenny Lindpenning van Lundgren, zoowel door de nobele gelaatsuitdrukking als door het volmaakte smeed werk. Ten slotte, aan Schubertkomt de twijfel achtige eer toe, dat zijn beeltenis de kleinste pen ningder verzameling siert. Jenny Lind door Lundgren IN HET CONCERTGEBOUW BIJ LORD CECIL's LEZING Teekeningen voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen Mevr. Noordewier door Teles. Lang niet alle bezienswaardigheden zijn hier mede opgesomd; integendeel, de meeste van deze zevenhonderdvijftig voorwerpen wekken, ieder op zich zelf of in onderling verband ??de Mozartportretten vormen tezamen een bijna onoplosbaar iconographisch raadsel voldoende interesse tot nauwkeurig bezien. Waartoe menig stadgenoot deze zeldzame gelegenheid moge benutten. C. H w E L E R Leekenspiegel VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden J. A. V. te A. De motor voor alle physiologische juncties van het menschelijk lichaam is het hart: het hart drijft door zijn pulsaties het bloed door het lichaam, terwijl het bloed op zijn beurt de instandhouder van alle organen, van de weef sets-enz. is. De vraag rijst echter: waaraan ontleent het hart zelf zijn functioneering? De opmerking dat bij de ge boorte van den mensch het hart tevens functionneert, is juist, maar is hier niet ter zake dienend, immers blijft de vraag hoe het komt dat het hart blijft functionneeren. In de Leidraad bij hel onderwijs in physiologie door Dr. O. P. Utermöhlen lezen we hierover: Er zijn 2 theorieën waarmede men de werking van het hart tracht te verklaren. Zij komen in het kort hierop neer; volgens de neurogene theorie geschieden de automatische" hartsbewegingen geheel door prikkeling van het spierweefsel van uit de gangliencellen welke men in het hart heeft gevonden. Volgens de myogene theorie is de oorsprong van de hartsbeweging te zoeken in de eigenschap van het spierweefsel om zich zonder bemiddeling van zenuwen te kunnen samentrekken: automatische" beweging. Wordt ergens een prikkel op het syncytium (d.i. eene samenvoeging van menbraamlooze en daarom zeer innig met elkaar samen hangende cellen) van het hart uitgeoefend, dan wordt die prikkel naar alle kanten langs spier weefsel voortgeleid. De prikkel wordt geleverd door stofwisselingsprocessen in de hartspier zelf en gaat uit van de inmondingsplaatsen der venae in de boezems. Hoe het ook zijn moge, zeker is het, dat de hartswerking ook staat onder invloed van het centrale zenuwstelsel, waardoor zij kan worden gewijzigd." Debussy door BeetzCharpentier. Lord Robert Cecil E. R.Mehrens Delprat Kranenburg Heidring Roëll W. de Vlugt S. P. van Eeghen B. C. E. Loder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl