De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 7 juni pagina 5

7 juni 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2451 g DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND toegestaan kunnen worden, dat ook deze van de vrije trajecten gebruik maken. Vrachtverkeer Tnoet echter hier buitengesloten worden daar hierdoor ongelukken zouden kunnen ontstaan. In het ontworpen complex zouden in de vrije trajecten ca. 10.000 wielrijders per uur van de Vèlotrack" gebruik kunnen maken- £-}£ï^ De vrije trajecten zijn van groote beteekenis in verband met de totale vervoercapaciteit van het complex. Het rijwielverkeer vormt een zeer groot contingent van de verkeersdrukte en door dit een eigen weg te verschaffen, worden de mechanische verkeerstrajecten aanzienlijk ontlast. Men kan de verkeerscapaciteit van hetontworpen complex schatten op een gelijke verhouding als ongeveer 14 a 16 normale punten of een iage, vaste brug van 13 a 15 meter breedte. Zou men een grootere capaciteit wenschen, dan zou het aanbeveling verdienen een tweede complex aan te leggen op eenigen afstand van het eerste. In derdaad acht ik het aanleggen van twee complexen de ideale oplossing, daar anders het bezwaar blijft bestaan, dat het verkeer een omweg moet maken. Deze oplossing is bij het onderhavige ontwerp des te gemakkelijker bereikbaar daar ae aanlegkosten van een complex wegens de geringe totale lengte (ca. 400 meter) niet hoog zijn. Ze zijn na uitvoerige begrootingen geraamd op / 7.500.000. 1) Deze maquette is thans te bezichtigen in de achterzaal van het Internationaal Verkeersbureau, Kalverstraat 170, Amsterdam. 2) De gebruikelijke term is rollenlager", doch aangezien dit, niet ten onrechte, als een Germanis me wordt beschouwd, bezig ik hier liever het ?woord rollenkussen. * HET ECONOMISCH LEVEN IN GRIEKENLANDS BLOEITIJD 1) De hoogleeraar Bolkestein heeft een uitnemend ?werk gedaan met deze beschrijving van het economische leven van het oude Griekenland in zijn bloeitijd. Hij was er zeker wel de man voor om dezen lang niet gemakkelijken arbeid te ondernemen. Hij kent de oudheid als weinigen in ons land; hij heeft bovendien inzicht in econo mische verschijnselen, wat men waarlijk niet van alle klassiek-litteratoren kan zeggen. Zoo had hij van zelf belangstelling voor een onderdeel der Grieksche beschaving, dat nog betrekkelijk weinig de aandacht had getrokken en dat toch wel stellig zijn belang heeft. Hoe groot dat belang is, is nog een andere vraag, die door prof. Bolke stein niet geheel afdoende wordt beantwoord. Aan het slot van zijn voorbericht zegt hij het volgende: ,,Ten slotte moet hem de verzekering van het hart, dat hij de belangstelling en de studie aan dat onderwerp besteed, verspild zou achten, wanneer hij niet de overuiging had, dat de kennis van economische toestanden onmisbaar is voor het begrip van de maatschappelijke en daar mede van vele zijden der geestelijke ont wikkeling van een volk." Dat klinkt niet zeer forsch en het heeft weinig van een geloofsbelijdenis. Het is zelfs te vaag voor een wetenschappelijke overtuiging. Immers wat prof. Bolkestein hier zegt, kan tegen woordig bijna ieder modern historicus onder schrijven. De meesten zouden misschien in plaats van onmisbaar" zeggen nuttig" en wellicht noodig", maar daarmede is dan ook alles gezegd. Onze tijd heeft de beteekenis van de economische verschijnselen wel aan iedereen ingebrand, zoodat in dit opzicht prof. Bolkestein eigenlijk weinig zegt. Wat hij als zijn overtuiging uitspreekt, is toch wel een communis opinio. Maar daarbij rijst toch wel een groot bezwaar, speciaal wat het in dit boek behandelde onderwerp betreft. Dat betreft niet den zeer gebrekkigen toestand der bronnen, die eigenlijk zelden anders dan toevallig en terloops iets over het economische leven mededeelen. Het bezwaar is een ander, al hangt het met het vorige nauw samen. Het is dit, dat een beschrijving van het economische leven in Hellas' bloeitijd als deze eigenlijk nog meer vragen doet rijzen dan oplost. Het is vooral deze kardinale vraag, die bij den lezer herhaaldelijk moet opkomen: hoe is het mogelijk en te verklaren, dat onder zulke primitieve economische toestanden als hier worden beschreven, zulk een hooge artistieke, letterkundige, weten schappelijke, wijsgeerige beschaving kon op bloeien als terecht de eeuwen door altijd de roem van Hellas is geweest. De beantwoording van die vraag is natuurlijk zeer eenvoudig voor hen, die met ons het geestelijk leven als autonoom beschouwen, wel beïnvloed door uiterlijke, materieele omstandigheden, maar in die verhoudingen niet wortelend. Naar deze wijze van zien kan een primitieve economische samenleving samenvallen met een hoog opbloeiend cultuurleven, zooals in Hellas wel waarlijk het geval was. Het omge keerde is natuurlijk ook mogelijk; meer nog, DE GETUIGEN a CHARGE Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan Min. de Visser: Helaas wij moeten op onderwijs bezuinigen, zooals op hm... .alles.; het bestaat: men kan op Amerika wijzen, waar naast een hoog ontwikkeld maatschappelijk leven een cultuurleven kan worden waargenomen, dat voor de wereld nauwelijks van eenige beteekenis is. Wil men evenwel tusschen beide, het materieele en het geestelijke leven, een nauw verband leggen, zooals prof. Bolkestein schijnt te willen doen, dan blijft het probleem in al zijn zwaarte bestaan en schijnt ons althans de oplossing nauwelijks mogelijk. Maar dat vraagstuk mogen wij gerust aan hen overlaten, die het economische leven als historischprimair beschouwen. Intusschen draagt het boek van prof. Bolkestein tot de oplossing van het vraagstuk belangrijk bij. Want hij kent de stof uitnemend en kan daarom een historisch betld opbouwen, dat treft door zijn klaarheid en daardoor door zijn waarheid meteen. Zeer overzichtelijk is het boek al dadelijk door zijn indeeling. In opvolgende hoofdstukken worden beschreven land, zee en klimaat, landbouw en veeteelt, de nijver heid, de slavernij, handel en geldverkeer, ten slotte de staat en het bedrijfsleven in htm onder linge verhouding, om te eindigen met een samen vatting en besluit. Dat een afzonderlijk hoofdstuk werd gewijd aan de slavernij, spreekt waar het de geschiedenis der oudheid betreft, eigenlijk van zelf. Het is goed, dat prof. Bolkestein op dit instituut den vollen nadruk legde, omdat alle vergelijking der moderne democratie met de klassieke al dadelijk hierop hopeloos mank gaat, wijl de geheele onderste laag der bevolking uit politiek rechtlooze slaven bestond. Alles wat in Athene als handwerk kon worden beschouwd, zelfs het handwerk in hoogeren zin, dat een kunst werk kon worden, was slavenarbeid; ook de permanente lagere ambtenaren van den staat waren slaven. Het behoeft geen betoog, dat deze slaven niet per se slecht werden behandeld; in dit opzicht gaat prof. Bolkestein wellicht wat te ver in zijn opvatting, dat de slavernij in zich zelf en onder alle omstandigheden een kwaad moet zijn. Een ander punt, waarop wij de aandacht Algem. Nederlandsche Automobiel Mij. FRANKENSTRAAT 92-8SS, -s-GRAVENHAGE willen vestigen, is de geheel juiste, maar voor velen allicht nieuwe voorstelling, dat de oorlog niet alleen voor den individueelen Griek, maar ook voor den Helleenschen staat vooral een onderneming was waaraan voordeel viel te behalen. Wil men dus van staatsbedrijven spreken, dan was de oorlog zeker wel het belangrijkste en ook het voordeeügste: het bracht buit en slaven aan. Ziet men de zaken zoo, dan wordt zeker in de Grieksche geschiedenis veel verklaard wat ons altijd zonderling heeft geschenen. Eindelijk wijzen wij op de geheel juiste bestrijding van de nog al algemeen heerschende opvatting, alsof in den bloeitijd van het Atheensche leven de maat schappij kapitalistisch in wezen en structuur zou zijn geweest. Met de beschouwing van prof. Bolkestein, die vooral wijst op het nog zeer primitieve van de Atheensche samenleving zelfs in Pericles' tijd, zal ieder zich kunnen vereenigen, die niet klakkeloos zeer moderne begrippen en verhouding in de klassieke wereld overplant. Het boek van prof. Bolkestein is dus van groote waarde voor het behandelde onderwerp zelf; het economische leven in riekenlands bloeitijd leeren wij er uitnemend door kennen. Maar dat het niet belangrijker is geworden, ligt natuurlijk niet aan hem: der HeHenen waardij ligt nu eenmaal elders dan in hun economisch bestaan. H. BRUG .M A N s I) H. BOLKESTEIN. Het economisch leven in Griekenlandsbloeitijd. Volksuniversiteits-bibliotheek. Haarlem, De erven F. Bohn. 1923.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl