Historisch Archief 1877-1940
No. 2451
g DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
toegestaan kunnen worden, dat ook deze van de
vrije trajecten gebruik maken. Vrachtverkeer
Tnoet echter hier buitengesloten worden daar
hierdoor ongelukken zouden kunnen ontstaan.
In het ontworpen complex zouden in de vrije
trajecten ca. 10.000 wielrijders per uur van de
Vèlotrack" gebruik kunnen maken- £-}£ï^
De vrije trajecten zijn van groote beteekenis in
verband met de totale vervoercapaciteit van het
complex. Het rijwielverkeer vormt een zeer groot
contingent van de verkeersdrukte en door dit een
eigen weg te verschaffen, worden de mechanische
verkeerstrajecten aanzienlijk ontlast.
Men kan de verkeerscapaciteit van
hetontworpen complex schatten op een gelijke verhouding
als ongeveer 14 a 16 normale punten of een iage,
vaste brug van 13 a 15 meter breedte. Zou men
een grootere capaciteit wenschen, dan zou het
aanbeveling verdienen een tweede complex aan te
leggen op eenigen afstand van het eerste. In
derdaad acht ik het aanleggen van twee
complexen de ideale oplossing, daar anders het
bezwaar blijft bestaan, dat het verkeer een omweg
moet maken. Deze oplossing is bij het onderhavige
ontwerp des te gemakkelijker bereikbaar daar ae
aanlegkosten van een complex wegens de geringe
totale lengte (ca. 400 meter) niet hoog zijn. Ze zijn
na uitvoerige begrootingen geraamd op / 7.500.000.
1) Deze maquette is thans te bezichtigen in de
achterzaal van het Internationaal Verkeersbureau,
Kalverstraat 170, Amsterdam.
2) De gebruikelijke term is rollenlager", doch
aangezien dit, niet ten onrechte, als een Germanis
me wordt beschouwd, bezig ik hier liever het
?woord rollenkussen. *
HET ECONOMISCH LEVEN IN
GRIEKENLANDS BLOEITIJD 1)
De hoogleeraar Bolkestein heeft een uitnemend
?werk gedaan met deze beschrijving van het
economische leven van het oude Griekenland in
zijn bloeitijd. Hij was er zeker wel de man voor
om dezen lang niet gemakkelijken arbeid te
ondernemen. Hij kent de oudheid als weinigen
in ons land; hij heeft bovendien inzicht in econo
mische verschijnselen, wat men waarlijk niet
van alle klassiek-litteratoren kan zeggen. Zoo had
hij van zelf belangstelling voor een onderdeel
der Grieksche beschaving, dat nog betrekkelijk
weinig de aandacht had getrokken en dat toch
wel stellig zijn belang heeft. Hoe groot dat belang
is, is nog een andere vraag, die door prof. Bolke
stein niet geheel afdoende wordt beantwoord.
Aan het slot van zijn voorbericht zegt hij het
volgende: ,,Ten slotte moet hem de verzekering
van het hart, dat hij de belangstelling en de studie
aan dat onderwerp besteed, verspild zou achten,
wanneer hij niet de overuiging had, dat de kennis
van economische toestanden onmisbaar is voor
het begrip van de maatschappelijke en daar
mede van vele zijden der geestelijke ont
wikkeling van een volk."
Dat klinkt niet zeer forsch en het heeft weinig
van een geloofsbelijdenis. Het is zelfs te vaag
voor een wetenschappelijke overtuiging. Immers
wat prof. Bolkestein hier zegt, kan tegen
woordig bijna ieder modern historicus onder
schrijven. De meesten zouden misschien in plaats
van onmisbaar" zeggen nuttig" en wellicht
noodig", maar daarmede is dan ook alles gezegd.
Onze tijd heeft de beteekenis van de economische
verschijnselen wel aan iedereen ingebrand, zoodat
in dit opzicht prof. Bolkestein eigenlijk weinig
zegt. Wat hij als zijn overtuiging uitspreekt, is
toch wel een communis opinio.
Maar daarbij rijst toch wel een groot bezwaar,
speciaal wat het in dit boek behandelde onderwerp
betreft. Dat betreft niet den zeer gebrekkigen
toestand der bronnen, die eigenlijk zelden anders
dan toevallig en terloops iets over het economische
leven mededeelen. Het bezwaar is een ander,
al hangt het met het vorige nauw samen. Het is
dit, dat een beschrijving van het economische
leven in Hellas' bloeitijd als deze eigenlijk
nog meer vragen doet rijzen dan oplost. Het is
vooral deze kardinale vraag, die bij den lezer
herhaaldelijk moet opkomen: hoe is het mogelijk
en te verklaren, dat onder zulke primitieve
economische toestanden als hier worden beschreven,
zulk een hooge artistieke, letterkundige, weten
schappelijke, wijsgeerige beschaving kon op
bloeien als terecht de eeuwen door altijd de
roem van Hellas is geweest. De beantwoording
van die vraag is natuurlijk zeer eenvoudig voor
hen, die met ons het geestelijk leven als autonoom
beschouwen, wel beïnvloed door uiterlijke,
materieele omstandigheden, maar in die verhoudingen
niet wortelend. Naar deze wijze van zien kan een
primitieve economische samenleving samenvallen
met een hoog opbloeiend cultuurleven, zooals in
Hellas wel waarlijk het geval was. Het omge
keerde is natuurlijk ook mogelijk; meer nog,
DE GETUIGEN a CHARGE
Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan
Min. de Visser: Helaas wij moeten op onderwijs bezuinigen, zooals op hm... .alles.;
het bestaat: men kan op Amerika wijzen, waar
naast een hoog ontwikkeld maatschappelijk leven
een cultuurleven kan worden waargenomen, dat
voor de wereld nauwelijks van eenige beteekenis
is. Wil men evenwel tusschen beide, het materieele
en het geestelijke leven, een nauw verband leggen,
zooals prof. Bolkestein schijnt te willen doen,
dan blijft het probleem in al zijn zwaarte bestaan
en schijnt ons althans de oplossing nauwelijks
mogelijk.
Maar dat vraagstuk mogen wij gerust aan hen
overlaten, die het economische leven als
historischprimair beschouwen. Intusschen draagt het boek
van prof. Bolkestein tot de oplossing van het
vraagstuk belangrijk bij. Want hij kent de stof
uitnemend en kan daarom een historisch betld
opbouwen, dat treft door zijn klaarheid en daardoor
door zijn waarheid meteen. Zeer overzichtelijk
is het boek al dadelijk door zijn indeeling. In
opvolgende hoofdstukken worden beschreven land,
zee en klimaat, landbouw en veeteelt, de nijver
heid, de slavernij, handel en geldverkeer, ten
slotte de staat en het bedrijfsleven in htm onder
linge verhouding, om te eindigen met een samen
vatting en besluit. Dat een afzonderlijk hoofdstuk
werd gewijd aan de slavernij, spreekt waar het
de geschiedenis der oudheid betreft, eigenlijk van
zelf. Het is goed, dat prof. Bolkestein op dit
instituut den vollen nadruk legde, omdat alle
vergelijking der moderne democratie met de
klassieke al dadelijk hierop hopeloos mank gaat,
wijl de geheele onderste laag der bevolking uit
politiek rechtlooze slaven bestond. Alles wat in
Athene als handwerk kon worden beschouwd,
zelfs het handwerk in hoogeren zin, dat een kunst
werk kon worden, was slavenarbeid; ook de
permanente lagere ambtenaren van den staat
waren slaven. Het behoeft geen betoog, dat deze
slaven niet per se slecht werden behandeld;
in dit opzicht gaat prof. Bolkestein wellicht wat
te ver in zijn opvatting, dat de slavernij in zich
zelf en onder alle omstandigheden een kwaad
moet zijn.
Een ander punt, waarop wij de aandacht
Algem. Nederlandsche
Automobiel Mij.
FRANKENSTRAAT 92-8SS, -s-GRAVENHAGE
willen vestigen, is de geheel juiste, maar voor
velen allicht nieuwe voorstelling, dat de oorlog
niet alleen voor den individueelen Griek, maar
ook voor den Helleenschen staat vooral een
onderneming was waaraan voordeel viel te behalen.
Wil men dus van staatsbedrijven spreken, dan was
de oorlog zeker wel het belangrijkste en ook
het voordeeügste: het bracht buit en slaven aan.
Ziet men de zaken zoo, dan wordt zeker in de
Grieksche geschiedenis veel verklaard wat ons
altijd zonderling heeft geschenen. Eindelijk wijzen
wij op de geheel juiste bestrijding van de nog
al algemeen heerschende opvatting, alsof in
den bloeitijd van het Atheensche leven de maat
schappij kapitalistisch in wezen en structuur zou
zijn geweest. Met de beschouwing van prof.
Bolkestein, die vooral wijst op het nog zeer
primitieve van de Atheensche samenleving zelfs
in Pericles' tijd, zal ieder zich kunnen vereenigen,
die niet klakkeloos zeer moderne begrippen en
verhouding in de klassieke wereld overplant.
Het boek van prof. Bolkestein is dus van
groote waarde voor het behandelde onderwerp
zelf; het economische leven in riekenlands
bloeitijd leeren wij er uitnemend door kennen.
Maar dat het niet belangrijker is geworden, ligt
natuurlijk niet aan hem: der HeHenen waardij
ligt nu eenmaal elders dan in hun economisch
bestaan.
H. BRUG .M A N s
I) H. BOLKESTEIN. Het economisch leven in
Griekenlandsbloeitijd. Volksuniversiteits-bibliotheek.
Haarlem, De erven F. Bohn. 1923.