De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 14 juni pagina 12

14 juni 1924 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2452 HENDRIK JOHANNES WEISSENBRUCH 1824?1924 wf fDen negentienden Juni is het een eeuw geleden, dat Weissenbruch werd geboren. Hij was een der grootsten der Haagsche school. Hetgeen de grootsche schoonheid vormt van deze lage landen, het wisselend licht onder jagende of statig drijvende wolken boven wijde verten, had Weissenbruch's grootste liefde, en in de treffende weergave daarvan lag zijn kracht. Niet gaf hij, gelijk Jacob Maris, majestueuse wolkenmassa's, noch ook gelijk Voerman ? het sprookjesachtige onzer luchten, dat ons verre landen en vreemde wezens doet fantaseeren in de wolk- en lichteffecten. De trillingen van Willem Maris' luchten, de klaarheid van Verm.eer, het briljante van Cuyp's zonlicht, Weissenbruch zocht het niet. Wat hij in de jaren van zijn grootste rijpheid weergeeft, ligt buiten het kader der kunst van deze en vele andere meesters, het is geheel zijn eigen. Daar waar die onbestemdheid is van noch zon noch schaduw, daar waar de lichten en schaduwen elkaar najagen over land of strand of waar een enkele wolk drijft over een stillen plas, waar een spiegeling of weerkaatsing, raadselachtig van licht en kleur, den schilder boeit, daar is Weissenbruch's terrein. Niet dat ook anderen niet iets dergelijks zouden hebben gezocht. Gabriel bijvoorbeeld. Maar juist de vergelijking met dezen toont' opnieuw een eigenaardigheid van Weissenbruch: bij gelijk heid van gegeven houdt de eerste den vorm nog vast, waar Weissenbruch, aquarellist bovenal «n verrukt van de atmosferische effecten, dien nog slechts als iets bijkomstigs weergeeft. H. J. WEISSENBRUCH Omdat het atmosferische het essentieele in Weissenbruch's kunst is en hij in zijn aquarellen zelfs zijn beste schilderijen als het ware voor bereidt, is het te begrijpen, dat men hem met een tentoonstelling van aquarellen eert, (in Pulchri Studio). Juist daarin manifesteert hij zich het best als een der uitnemendste aquarellisten van alle tijden en een der consequentste belijders van het negentiend' eeuwsch impressionisme. Zijn aquarellen vertoonen den meester in verschillende momenten: onder den indruk van een geval dit vluchtig vastleggend, of een ontvangen indruk naar beste krachten serieus uitwerkend tot een geheel, dat hem een van de vele zoekers in die door Jozef Israëls als onzen twijfeltijd" gekarakteriseerde periode slechts zelden be vredigt. Wejs.senbruch begon met in de manier van Schelfhout te werken. Allengs kwam hij ver volgens tot een steviger, ietwat Fransen modelléerenden trant in de jaren, toen hij de bedekte zonnelucht met effecten van blauw tegen grijs, wit, en matgroen het meeste zocht. En eindelijk vond hij zijn kracht in dien vlotten, rijpen, doorschijnenden stijl, ? waarin hij het zilveren licht .wtet te geven, toen hij.'durfde saam te vatten instede^Vatr te analyseeren, toen hif zijn toonH. J. WEISSENBRUCH verdeeling aan enkele tegenstellingen van lijnen wist te binden en den vorm durfde los te laten in plaats van aan het prachtige licht de kracht te ontnemen door misplaatst acheveeren. Hoewel van nature landschapschilder, uitte hij zich ook soms in figuur en binnenhuis, maar ook hier steeds als de kunstenaar, die het onder werp zoekt om het lichteffect. De waterverfjes uit Weissenbruch's vroegen tijd zijn gelijk die van zijn oudere tijdgenooten: verhalend van inhoud, technisch gaaf en verzorgd, van kleur rustig zonder eentonig te zijn. Zij gelijken vaak sterk op het werk van Schelfhout, geloofde hij in de bezieling die van de natuur maar zij zijn levendiger en in den krachtiger uitgaat. Als ik geen klap van de natuur krijg, toets is een trek naar het breede, die reeds toen, omstreeks 1850, de aandacht trok. Strandgezicht De aquareller-techniek ging zich bij de Hage naars, met Bosboom voorop, tot een groote hoogte ontwikkelen. Zij stonden Weissenbruch niet het minst in die dagen vooraan. Voor Weissenbruch's talent en opvatting was die techniek van plassen en sponzen uitnemend geschikt. Zijn temperament had hem eer dan menig ander aan de romantiek ontrukt en tot het impres sionisme gebracht, en geen is er, die daarin zoover is gegaan als hij; de aquarelleer-techniek is stellig door niemand zoo sterk aan het impressionisme dienstbaar gemaakt als door Weissenbruch. Hartstochtelijk natuurliefhebber, die hij was, voel ik er niets voor", zou hij meer dan eens gezegd hebben. Gelijk hij in zijn jonge jaren Allengs komt Weissenbruch's levendige, voor heele dagen op Dekkersduin zat te werken, plotselinge indrukken zeer vatbare aard in zijn werk meer uit. In de luchtige, doorschijnende behandeling der sepia-teekeningen uit de dan volgende jaren ziet men dit het duidelijkst. Hij eveneart er zijn ouderen vriend Bosboom. In dien tijd liggen de grootste beloften voor zijn latere ontwikkeling als aquarellist. Ook in zijn steenteekeningen van omstreeks 1850 en iets later (o. a. in de Kunstkronijk, het tijdschrift, dat hier toen den toon aangaf) gaat allengs een persoonlijker trek komen: een eenvou diger opbouw van het gegeven, terwijl die structuur wordt beheerscht door lichtval en atmosfeer. Het is de tijd, waarin hij niet meer op Dekkersduin werkt en zijn voorkeur meer begint te gaan naar het Hollandsche polderland en de vaarten, en naar het Oeldersche landschap. Invloeden van onze oude meesters, in die dagen ten onzent algemeen, doen zich nog tot omstreeks 1860 in Weissen bruch's werk kennen, en typeerend voor zijn ontwikkeling naar het synthetische is, dat, waar wij eerst bewondering voor Ruisdael zien, deze weldra plaats maakt voor verheerlijking van den Delftschen Vermeer, die sindsdien steeds Weissenbruch's afgod is gebleven. Omstreeks 1805 vinden wij het eerst dien persoonlijken schilderstrant, dien wij kennen uit de polderlandschappen in het Rijksmuseum (1868), het Haagsch Gemeentemuseum (1870) en het Museum Boymans (1873) en die in het begin staan van die eerste periode van rijp heid, waarvan het onvergetelijk strand gezicht in het Haagsch museum (1887) een der hoogtepunten vormt. Dit zijn de jaren waarin Weissen bruch allengs meer tot verwaarloozing van het detail en daardoor tot grooter eenheid en machtiger uitdrukking ge raakt. Het onstuimige breekt uit en komt, behalve in aangrijpende lithografieè'n (twee ervankort na 1881 gemaakt, zijn afgebeeld in Vosmaer's Hedendaagsche Schilders), bovenal uit in zijn aquarellen. zoodat zijn vrienden zeiden wij vinden hem nog eens dood op Dekkersduin", zoo was hij later heel den dag op het water. Vooral de plassen, meest die bij Noorden, trokken hem aan: naast de strandgezichten vormen de motieven van die plassen, slootjes, boerderijtjes, het meerendeel ''Swï&vfc**'"-' <r**Ë;-f"'3?8&i::ï; H. J. WEISSENBRUCH Molens in de schemering (litho)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl