Historisch Archief 1877-1940
No.2452
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VAN1CHAICKT j
MEUBELTRANSPORT Mï|
BERGPLAATSEN v. INBOEDELS
BINNEN-EN BUITENLANDJCHE
TRANSPORTEN j
OVERBRENGEN !
v.MEUBUAIR OOK PER AUTO TAPISS1EBE
BOOTM5TRAAT, UTRECHT. TEL.163
FIAT
Oihnl Gonpliit
P.K. 6 pi., 20/8Q P.K., 6 pi.
f3500.?f5200.?f6200.
J. LEONARD LANG, AMSTERDAM
NOG MEER MUGGEN
We keerden bij ondergaande zon terug van
een wandeling naar het schip, dat bij de Westen
op Texel op het strand zit en dat tamelijk voor
barig al, het wrak" genoemd wordt. Men werkt
er al maanden lang aan, om het af te brengen,
maar het zit hoog en droog boven de normale
hoogwaterlijn, met zijn voorsteven haast op het
duin. Wij hadden er bij gestaan, opgekeken tegen
den hoogen ijzeren romp, bespiegelingen gehouden
over de mogelijkheid van het graven van een
kanaal in nat zand, dat tweemaal per dag door
de vloed wordt omgewoeld en genivelleerd en
keerden nu Koogwaarts, lekker moe van een
zeer langen dag op Texel. De zon ging rood en
nevelig onder en het heeft den volgenden dag
dan ook ferm gewaaid. Maar nu was het rustig
en warm en de zee lag vlak, want de wind was
aflandsch. Er stond haast geen branding, slechts
nu en dan-liep een golf hoog op tegen den
strandwal en tuimelde langzaam over zijn kop. In de
donkere holte van die brandinggolf meende je
al de zee te zien lichten, het voorspel van wat
er over een uurtje ging gebeuren. Het strand was
schoon en hard. In dit vak liggen meestal maar
weinig schelpen, hier en daar was een opeenhooping
van huisjes van zandkokervormen en
schelpkokervormen en daartusschen huppelden de
witte strandspringertjes.
Ik ken geen onderhoudender strand dan het
Texelsche, want je vindt er binnen een klein
bestek alle mogelijkheden van groei en verwoesting
van het duin. Aan de Westen snijden de storm
vloeden en springvloeden telkens heele reepen
van het duin af, dat dan ook zeer steil uit de
strandvlakte oprijst, geteisterd en gebroken en
behangen met matten en slierten van de lange
wortels van helm en zandhaver, die zoodoende
nog beschermen wat er over bleef en zelfs bij
gunstige omstandighdeen nog herstellingswerk
kunnen verrichten. Op den hoogen duinkam
zelf groeiden die beide grassen nog weelderig
en dicht, de mooie forsche blauwgroene zandhaver
begon juist in bloei te komen. Gelukkig is het
Texelsch duin over het algemeen nog al vrucht
baar en kan het tot zijn eigen beschutting een
dicht plantendek in stand houden. Het is van
belang, dat wij goed op de hoogte zijn van de
omstandigheden, die den plantengroei der duinen
bevorderen of bedreigen en daar mankeert nog
veel aan.
Langs den Duinrand juist ter hoogte van de
kam manoeuvreerden een aantal kokmeeuwen,
wel meer dan honderd, dicht bijeen. Ze gleden
langzaam voort, juist zooals we ze dat op de
Amsterdamsche grachten zien doen, vaak rem
mend met den uitgespreiden staart en dan op
eens maakte de een of ander een plotselinge
beweging, juist alsof hij met zijn vleugels wat
zou grijpen. En hij greep dan ook wel wat, doch
met zijn bek. Die kokmeeuwen waren op jacht,
op jacht naar insecten en ze werkten voor het
welzijn van Texel.
Over den aard van hun prooi behoefden we
niet in het onzekere te verkeeren, want ook op
het strand wemelde het van insecten. De lucht
was er vol van: groote dieren, maar die in de avond
schemering pas zichtbaar werden als ze vlak bij
je waren. Ieder oogenblik kwam er een aan
zeilen, een lang lichaam met een sliert van nog
langere pooten. Het was gemakkelijk genoeg,
om ze uit de lucht te grijpen, want hoogstwaar
schijnlijk was al hun aandacht gewijd aan de
zee, die ze wilden vermijden, maar waar de
Oostenwind ze heen dreef. Als die wind een
poosje aanhoudt verwaaien de insecten bij massa's
zeewaarts en ge vindt dan op het strand soms
heele troepen kevers, vlinders, vliegen en ander
goed, die om zoo te zeggen een noodlanding
volbracht hebben en op een goede gelegenheid
wachten om weer landwaarts te gaan. Op dit
oogenblik was de wind niet bijster sterk en zoo
konden deze langpootmuggen in de luwte van
het steile duin weer schuin landwaarts vliegen,
maar als ze dan de kam naderden waren ze juist
uitgeput en hadden de meeuwen ze voor het grijpen.
Die kwamen daar dus wel zeer gemakkelijk aan
den kost. De duizenden meeuwen van Texel
hebben dien dag zeker wel millioenen langpoot
muggen verdelgd.
Er zijn veel soorten van langpootmuggen, en
deze was wel een van de mooiste. We zouden haar
de geelbonte langpootmug kunnen noemen.
Haar wetenschappelijke naam is Pachyrrhina
maculosa Meig. Haar vleugels zijn glashelder
De geelbonte langpootmug
op een klein bruinig vlekje na en mooi stevig
omlijst en geaderd. Het borststuk is helder geel
met verscheidene bruinig zwarte vlekken alles
mooi duidelijk en glimmend. Het wijfje heeft
een scherp gepunt achterlijf, dat komt haar te
pas bij het eieren leggen. Die pikt ze een voor een
in den grond en dan komen er pootlooze larven
uit die zoo gauw mogelijk de worteltjes opzoeken
van allerlei planten en daar knagen ze dan net
zoo lang aan tot ze volwassen zijn en verpoppen,
om daarna op mooie Meidagen weer bij millioenen
uit den grond te voorschijn te komen. Dan begint
het vernielingswerk weer van voren af aan.
Haast alle larven van de verschillende langpoot
muggen knagen aan plantenwortels. De landman
maakt er geen onderscheid tusschen en betitelt
ze met den aardigen, zoo technisch klinkenden
naam van emelten." De Engelschen noemen
die larven leather jackets" en de volwassen
mug is de echte daddy longlegs". In menig jaar
zien weiden en akkers geel en dor doordat
ongeloofelijke hoeveelheden van die emelten aan de
wortels van gras en graan knagen en de duin
grassen hebben er even goed van te lijden als
de weidegrassen. We mogen de meeuwen dus wel
dankbaar zijn, dat ze zoo vlijtig jacht maken op
die langpootmuggen.
En het zijn niet de meeuwen alleen. De
vischdiefjes doen het al met even veel animo. Wanneer
ge die thans over de weiden ziet vliegen met
schokjes en buitelingen, dan kunt ge er zeker
van zijn, dat ze jacht maken op de eierleggende
of parende langpootmuggen. Ook de schadelijke"
musschen zijn er dezer dagen druk mee bezig
en jagen soms bij troepen geregeld de weilanden
af. De groote ooievaar hapt even goed naar die
muggen als het waterhoen, de kwartelkoning,
kwikstaartje, vliegenvanger, meezen enz. Eer
gisteren bracht ik een uurtje door in een
schuiltentje bij het nest van een sprinkhaanrietzanger,
een tamelijk zeldzaam vogeltje dat in duinen
en heiden ongeveer hetzelfde liedje zingt als de
snor in het moeras. De jongen waren al tamelijk
groot en de beide ouders kwamen om de vijf
minuten voeren of soms nog bij korter
tusschenpoos. Je hoorde dan door 't tentdoek heen hoe
het vogeltje kwam aansnorren. Dikwijls streek
het dan neer een meter of zoo van het nest af en
kwam dan rustigjes aanwandelen langs vaste
sluipwegen in het gras: een mooi slank bruinig
diertje met sierlijk gerijde donkere vlekken en
streepen. Eer het in het nest stapte keek het nog
eens rond naar alle zijden en dat was dan een
mooie gelegenheid om te zien dat hij zijn bek vol
had met geelbonte langpootmuggen, hoogst
waarschijnlijk weer onze Pachyrrhina maculosa,
want die kon ik in die vallei vangen zooveel ik
maar wilde.
We mogen deze vogels, die de volwassen lang
pootmuggen vangen, wel in eere houden, want
ze werken eigenlijk vlugger dan andere vogel
soorten, die hun aandacht meer wijden aan de
larven, de emelten. Dat zijn in de eerste plaats
de spreeuwen en roeken en dan de kieviten,
scholeksters en andere langbeenen. Het schijnt
zelfs, dat de scholekster zijn jongen haast uit
sluitend met emelten voedt en alleen nestelen
wil in streken, die flink met emelten of langpoot
muggen gezegend zijn.
Nu zou ik wel eens willen weten wat al die vogels
zouden beginnen als er eens geen langpootmuggen
meer waren. En ook, wat de mensch moest be
ginnen als er geen vogels bestonden, want hijzelf
vermag tegen de langpootmuggen en emelten
zoo goed als niets.
JAC. P. T H ij s s E
MOERHEIM"
DEDEMSVAART
40 H. A.
KWEEKERIJEN MET
VASTE PLANTEN, ROZEN enz.
Catalogus en condities op aanvraag.