De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 14 juni pagina 7

14 juni 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No.2452 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VAN1CHAICKT j MEUBELTRANSPORT Mï| BERGPLAATSEN v. INBOEDELS BINNEN-EN BUITENLANDJCHE TRANSPORTEN j OVERBRENGEN ! v.MEUBUAIR OOK PER AUTO TAPISS1EBE BOOTM5TRAAT, UTRECHT. TEL.163 FIAT Oihnl Gonpliit P.K. 6 pi., 20/8Q P.K., 6 pi. f3500.?f5200.?f6200. J. LEONARD LANG, AMSTERDAM NOG MEER MUGGEN We keerden bij ondergaande zon terug van een wandeling naar het schip, dat bij de Westen op Texel op het strand zit en dat tamelijk voor barig al, het wrak" genoemd wordt. Men werkt er al maanden lang aan, om het af te brengen, maar het zit hoog en droog boven de normale hoogwaterlijn, met zijn voorsteven haast op het duin. Wij hadden er bij gestaan, opgekeken tegen den hoogen ijzeren romp, bespiegelingen gehouden over de mogelijkheid van het graven van een kanaal in nat zand, dat tweemaal per dag door de vloed wordt omgewoeld en genivelleerd en keerden nu Koogwaarts, lekker moe van een zeer langen dag op Texel. De zon ging rood en nevelig onder en het heeft den volgenden dag dan ook ferm gewaaid. Maar nu was het rustig en warm en de zee lag vlak, want de wind was aflandsch. Er stond haast geen branding, slechts nu en dan-liep een golf hoog op tegen den strandwal en tuimelde langzaam over zijn kop. In de donkere holte van die brandinggolf meende je al de zee te zien lichten, het voorspel van wat er over een uurtje ging gebeuren. Het strand was schoon en hard. In dit vak liggen meestal maar weinig schelpen, hier en daar was een opeenhooping van huisjes van zandkokervormen en schelpkokervormen en daartusschen huppelden de witte strandspringertjes. Ik ken geen onderhoudender strand dan het Texelsche, want je vindt er binnen een klein bestek alle mogelijkheden van groei en verwoesting van het duin. Aan de Westen snijden de storm vloeden en springvloeden telkens heele reepen van het duin af, dat dan ook zeer steil uit de strandvlakte oprijst, geteisterd en gebroken en behangen met matten en slierten van de lange wortels van helm en zandhaver, die zoodoende nog beschermen wat er over bleef en zelfs bij gunstige omstandighdeen nog herstellingswerk kunnen verrichten. Op den hoogen duinkam zelf groeiden die beide grassen nog weelderig en dicht, de mooie forsche blauwgroene zandhaver begon juist in bloei te komen. Gelukkig is het Texelsch duin over het algemeen nog al vrucht baar en kan het tot zijn eigen beschutting een dicht plantendek in stand houden. Het is van belang, dat wij goed op de hoogte zijn van de omstandigheden, die den plantengroei der duinen bevorderen of bedreigen en daar mankeert nog veel aan. Langs den Duinrand juist ter hoogte van de kam manoeuvreerden een aantal kokmeeuwen, wel meer dan honderd, dicht bijeen. Ze gleden langzaam voort, juist zooals we ze dat op de Amsterdamsche grachten zien doen, vaak rem mend met den uitgespreiden staart en dan op eens maakte de een of ander een plotselinge beweging, juist alsof hij met zijn vleugels wat zou grijpen. En hij greep dan ook wel wat, doch met zijn bek. Die kokmeeuwen waren op jacht, op jacht naar insecten en ze werkten voor het welzijn van Texel. Over den aard van hun prooi behoefden we niet in het onzekere te verkeeren, want ook op het strand wemelde het van insecten. De lucht was er vol van: groote dieren, maar die in de avond schemering pas zichtbaar werden als ze vlak bij je waren. Ieder oogenblik kwam er een aan zeilen, een lang lichaam met een sliert van nog langere pooten. Het was gemakkelijk genoeg, om ze uit de lucht te grijpen, want hoogstwaar schijnlijk was al hun aandacht gewijd aan de zee, die ze wilden vermijden, maar waar de Oostenwind ze heen dreef. Als die wind een poosje aanhoudt verwaaien de insecten bij massa's zeewaarts en ge vindt dan op het strand soms heele troepen kevers, vlinders, vliegen en ander goed, die om zoo te zeggen een noodlanding volbracht hebben en op een goede gelegenheid wachten om weer landwaarts te gaan. Op dit oogenblik was de wind niet bijster sterk en zoo konden deze langpootmuggen in de luwte van het steile duin weer schuin landwaarts vliegen, maar als ze dan de kam naderden waren ze juist uitgeput en hadden de meeuwen ze voor het grijpen. Die kwamen daar dus wel zeer gemakkelijk aan den kost. De duizenden meeuwen van Texel hebben dien dag zeker wel millioenen langpoot muggen verdelgd. Er zijn veel soorten van langpootmuggen, en deze was wel een van de mooiste. We zouden haar de geelbonte langpootmug kunnen noemen. Haar wetenschappelijke naam is Pachyrrhina maculosa Meig. Haar vleugels zijn glashelder De geelbonte langpootmug op een klein bruinig vlekje na en mooi stevig omlijst en geaderd. Het borststuk is helder geel met verscheidene bruinig zwarte vlekken alles mooi duidelijk en glimmend. Het wijfje heeft een scherp gepunt achterlijf, dat komt haar te pas bij het eieren leggen. Die pikt ze een voor een in den grond en dan komen er pootlooze larven uit die zoo gauw mogelijk de worteltjes opzoeken van allerlei planten en daar knagen ze dan net zoo lang aan tot ze volwassen zijn en verpoppen, om daarna op mooie Meidagen weer bij millioenen uit den grond te voorschijn te komen. Dan begint het vernielingswerk weer van voren af aan. Haast alle larven van de verschillende langpoot muggen knagen aan plantenwortels. De landman maakt er geen onderscheid tusschen en betitelt ze met den aardigen, zoo technisch klinkenden naam van emelten." De Engelschen noemen die larven leather jackets" en de volwassen mug is de echte daddy longlegs". In menig jaar zien weiden en akkers geel en dor doordat ongeloofelijke hoeveelheden van die emelten aan de wortels van gras en graan knagen en de duin grassen hebben er even goed van te lijden als de weidegrassen. We mogen de meeuwen dus wel dankbaar zijn, dat ze zoo vlijtig jacht maken op die langpootmuggen. En het zijn niet de meeuwen alleen. De vischdiefjes doen het al met even veel animo. Wanneer ge die thans over de weiden ziet vliegen met schokjes en buitelingen, dan kunt ge er zeker van zijn, dat ze jacht maken op de eierleggende of parende langpootmuggen. Ook de schadelijke" musschen zijn er dezer dagen druk mee bezig en jagen soms bij troepen geregeld de weilanden af. De groote ooievaar hapt even goed naar die muggen als het waterhoen, de kwartelkoning, kwikstaartje, vliegenvanger, meezen enz. Eer gisteren bracht ik een uurtje door in een schuiltentje bij het nest van een sprinkhaanrietzanger, een tamelijk zeldzaam vogeltje dat in duinen en heiden ongeveer hetzelfde liedje zingt als de snor in het moeras. De jongen waren al tamelijk groot en de beide ouders kwamen om de vijf minuten voeren of soms nog bij korter tusschenpoos. Je hoorde dan door 't tentdoek heen hoe het vogeltje kwam aansnorren. Dikwijls streek het dan neer een meter of zoo van het nest af en kwam dan rustigjes aanwandelen langs vaste sluipwegen in het gras: een mooi slank bruinig diertje met sierlijk gerijde donkere vlekken en streepen. Eer het in het nest stapte keek het nog eens rond naar alle zijden en dat was dan een mooie gelegenheid om te zien dat hij zijn bek vol had met geelbonte langpootmuggen, hoogst waarschijnlijk weer onze Pachyrrhina maculosa, want die kon ik in die vallei vangen zooveel ik maar wilde. We mogen deze vogels, die de volwassen lang pootmuggen vangen, wel in eere houden, want ze werken eigenlijk vlugger dan andere vogel soorten, die hun aandacht meer wijden aan de larven, de emelten. Dat zijn in de eerste plaats de spreeuwen en roeken en dan de kieviten, scholeksters en andere langbeenen. Het schijnt zelfs, dat de scholekster zijn jongen haast uit sluitend met emelten voedt en alleen nestelen wil in streken, die flink met emelten of langpoot muggen gezegend zijn. Nu zou ik wel eens willen weten wat al die vogels zouden beginnen als er eens geen langpootmuggen meer waren. En ook, wat de mensch moest be ginnen als er geen vogels bestonden, want hijzelf vermag tegen de langpootmuggen en emelten zoo goed als niets. JAC. P. T H ij s s E MOERHEIM" DEDEMSVAART 40 H. A. KWEEKERIJEN MET VASTE PLANTEN, ROZEN enz. Catalogus en condities op aanvraag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl