De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 14 juni pagina 8

14 juni 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2452' BOUWT IN HET OOSTERPARR TE BILTHOYEN IIUCBTIKEI IEIST1EIT DE OI1ECTIE TEL. INT. :?No. 6538 7RAVENSWAAY r-GORINCHEMD D k' FRIESCHE DDlYHEERENBAA INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93» Kruisstraat 40 Typen -Steno- Talen -Boekhouden KUNSTVEILING MAANDAG 16 JUNI TE AMSTERDAM Miniaturen en 18"' Eeuwsche Teekenlngen BENEVENS EEN KLEINE VERZAMELING Historische Zilveren Voorwerpen KIJKPAGEN: Vrijdag, Zaterdagen Zondag, 13, 14 en 15 Juni it _ van 10 tot 4 uur. Catalogus met 12 prenten f 0.50 R. W. P. DE VRIES, Singel 146, Amsterdam AIX LES BAINS SAVOYE FRANKRIJK Warme bronnen tegen RHEUMATIEK. Alle sporten. Twee Casino's. Mooiste en voornaamste touristencentrum der Fransche Alpen. Inl. en prosp. gratis: INTERN. VERKEERS BUREAU A'dam, Kalverstraat 168, den Haag, Noordeinde 31. r INMAAKGLAZEN ONS BEKEND, EN WETTIG GEDEPONEERD MERK NIMBUS". - HELDER WIT GLAS, MET DEKSEL te^?^ EN GUMMI- £7=-^^ fenro RING Lit. Va Lit. sALit. ILit. IVs Lit. 2Lit. 0.28 0.36 0.42 0.48 0.54 breed model V:;,, 0.25 0.26 0.30 0.36 0.42 0-4S Aspergeglazen % Liter 0.34, 1 Liter Sterlliseerketels compleet met houder, 6 veeren, thermometer en receptenboekje, gegalvaniseerd. . . . Idem geëmailleerd Thermometers met huls Houders gegalvaniseerd met 6 veeren Draadbodems .... 0.45 Roode Ringen . 0.06 0.05 Veeren 0.10 0.05 Fleschopeners.... Groentenstampers . Glazenborstels . . . 0.40 5.50 8.50 0.75 2.10 0.25 0.15 0.45 DE BIJENKORF AMSTERDAM BIJKOMSTIGHEDEN CXXIX Het thuiskomen van een reis lijkt in vele op zichten op een jubileum. Iedereen doet verheugd, als hij ons terugziet en schijnt volkomen vergeten te zijn, dat we ook heel vervelend en zwaar op de hand of prikkelbaar kunnen wezen; en wij voelen ons hart zóó warm voor de heele bekende omgeving, dat we zelfs den drogist en het lastige hondje van de achterburen in onze teederheid betrekken . . En, alweer als bij een jubileum, kijken we terug op de voorbijgegane weken, die door de opeen stapeling van indrukken wel maanden lijken, en we voelen behoefte om iedereen te bedanken, die er toe heeft bijgedragen, dat alles zoo prettig en vlot is verloopen. Dat blijken, als we op onze vinger beginnen na te tellen, er niet weinigen te zijn, ja, als we op deze questie ook maar eenigszins dieper zouden ingaan, dan zouden we tot de ont stellende ontdekking komen, dat duizend menschen onder en boven de aarde moeten hebben gezwoegd, om ons dit ontspanningstochtje moge lijk te maken . . maar ik wil nu maar niet mijn dankbaarheid richten naar de mijnwerkers, die de kolen hebben gedolven, die onze treinen eindelooze uren lang deden voortdonderen, noch naar de ingenieurs, die de tandradbaantjes aanlegden, waarlangs we hoog in de bergen belandden . . Ik houd me nu maar alleen aan die menschen, met wie we in onmiddellijk contact gekomen zijn, van de meneeren van het reisbureau af, die, toen ons heele plan nog maar een vaag droombeeld was, zich aan hun saaie lessenaars het hoofd hebben zitten breken over aansluitingen en hotels, tot aan het kromme dienstmannetje toe, dat, toen ik dan eindelijk den voet op den vaderlandschen bodem had gezet en die me onmiddellijk realiseerde door het feit, dat er in geen velden of wegen een taxi was te bekennen, dadelijk bereid willig wegstrompelde om er een voor me te gaan zoeken, en zoo den kring van welwillendheden" glorieus voor mij te besluiten. Want dat is wel iets, om met diepe dankbaar heid te gedenken: deze heele lange reis heeft niet alleen iedereen trouwhartig zijn plicht gedaan, zoodat we altijd onze koffers op den juisten tijd aan het juiste station vonden; zoodat overal ons bedje al was gespreid en onze brieven gezellig in het hokje onder den sleutel op ons lagen te wachten, maar bovendien is iedereen ons met nadrukkelijke vriendelijkheid tegemoet gekomen, en nooit heeft een kortaf of ongeduldig woord onze stemming verstoord. Ik dacht dan ook vaak, toen we daar in Weenen rondslenterden, dat, wat een Hollander zich van Parijs droomt, hem pas in Weenen werkelijkheid wordt. Want de Parijzenaar is, zooals alle Latijnen, xenophoob. Hij houdt niet van vreemdelingen; hij vindt ze minderwaardig, en hij houdt ze op een afstand met een ijzige hoffelijkheid, die alleen den dikhuidige of den slafelijk-bewonderende aangenaam aandoen kan. Ik begrijp, dat het oude Hugenootenbloed altijd weer naar Frankrijk trekt; maar wat ras echte Hollanders eeuwig en altijd in Parijs zoeken, is me een raadsel, vooral omdat de liefde zoo geenszins wederkeerig is, maar zonder eenige kans op beantwoording blijft. Maar juist de hope looste liefdes zijn de ongeneeslijkste ! Wie als vreemdeling naar Weenen komt, krijgt onmiddellijk den indruk, dat hij ieder Weener persoonlijk daarmee een groot genoegen heeft gedaan; zoodra een Weener een vreemde taal hoort spreken, komt er een glimlach op zijn gezicht en het verlangen in zijn oogen dien men schen iets vriendelijks aan te doen; als ik in den trein mijn jasje wat optrek om den wind, biedt een oude dame mij onmiddellijk haar meer beschutte bankje aan, en als ik, bijna beschaamd, bedank, geeft ze tenminste onze paraplues een makkelijk plaatsje aan haar kant. Als we in een dorp een jongen man den weg vragen naar een tempel boven op den berg, doet hij eerst eenige pogingen het ons duide lijk uit te leggen, maar als we ons al vol dankbaar heid willen verwijderen, komt hij weer naast ons, zegt, dat hij vanmiddag toch vrij is, en brengt ons, langs een weg van twee uur lang, naar den top; daar ontmoeten we twee andere jongelieden, die verzekeren, dat ze een naderen weg terug weten; geëscorteerd door drie jonge mannen komen we tenslotte in het dorp aan en ze rusten niet, voor ze ons langs een zengend zonnig pad, in een tram hebben gebracht en den conducteur nog allerlei instructies hebben meegegeven, waar we moeten overstappen. Trouwens in een tram niet op het juiste punt uit te stappen behoort in Weenen tot de onmoge lijkheden, omdat iedereen op een bescheiden, niet opdringerige manier op je let. Als ik tegen den conducteur heb gezegd: Zwei Burgtheater bitte", dan draait de dame vóór me op de ongewone klank even het hoofd om, en zegt, na even nadenken: Fünfte Haltestelle". En als ik, uit overstelpende dankbaarheid, natuurlijk dadelijk weer ben ver geten, wat ze gezegd heeft, maar droomerig naar de lente-teere boomen van den Ring zit te staren, en bedenk, hoe heerlijk het is in zoo'n sfeer van sympathie en vriendelijke zorg te mogen leven, dan wuift een jong meisje naar rechts en zegt: Das Burgtheater," en de conducteur trekt me aan mijn mouw en de dame knikt nog eens, en wij staan lichtelijk beduusd op het vluchtheuveltje, omdat een meneer nog na wijst: Eingang links", en we toch, gewapend met onzen Grieben, meenden zelf ook wel den weg te kunnen vinden. Maar het meest ben ik getroffen geweest door de vriendelijke tact van onzen hötel-coiffeur. Om te beginnen onderscheidde hij zich reeds hierin gunstig van vele Hollandsche en Duitsche en Fransche coiffeurs, dat hij niet trachtte me eenige haarmiddeltjes aan te praten, maar me inlichtingen gaf over allerlei mooie uitstapjes, die we in de buurt konden maken. Toen kwamen we op de politiek en toen op onzen Zimmerman . . Er ist wohl nicht sehr beliebt?" vroeg ik voor zichtig. Maar zijn goede Weensche hart kon een vreem deling niet kwetsen. Wissen Sie, die Frau Zimmerman hat wunderschönes Haar", was zijn bevrijdende antwoord. Sie ist eine Kunde von uns, eine sehr liebe Frau." Is het wonder, dat ik tegenover zooveel echte beminnelijkheid niet durfde bekennen, dat ik mijn haar liever niet liet golven, en met een hoofd vol Dauerwellen" en vol nieuwe waardeering voor dit fijne en intelligente volk in onze hotel kamer terugkwam? ANNIE SALOMONS J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜIN HAAI DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl