De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 21 juni pagina 2

21 juni 1924 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2453 NATIONALE LEVENSVERZEKERING-BANK, 1863, ROTTERDAM De toenemende winsten en de buitengewoon krachtige financieele positie der Nationale hebben mogelijk gemaakt: PREMIE VERLAGING voor verzekeringen van /10.000.?of hooger, afgesloten met ingang 1 Juni 1924 of later. fERESA GUICCIOLI Laat mij nog eenmaal tot overoude tijden teruggaan en een schim gedenken, want gestalte kan men haar moeilijk noemen, die aan de be ginnende negentiende eeuw een glans van poëzie heeft verleend. Hoe lang is het al geleden dat de verzen van Alfred de Musset voor ons een open baring waren, en hoe velen zweven daar nog van als een kostelijke herinnering in ons brein, zij dagen van zelf op uit zijn aanroeping aan Byron: Comme il tait assis aux pieds de sa maitresse, Celle qu'il appelait alors sa Guiccioli.... Dien naam spraken wij na, en hebben we nooit vergeten; is hij meer dan een weerschijn van een verschijning voor ons geweest? Ja, wij weten heel goed dat zij, na verloop van een halve eeuw gezet geworden en een beetje vulgair, als echtgenoote van een schatrijken Franschman, die haar met trots aan zijn vrienden voorstelde als ma femme, la maitresse de Lord Byron", een boek van herinneringen aan den dichter heeft samengesteld, of laten samenstellen, maar over den tusschentijd vernamen wij niets, of het moest wezen dat zij een enkele maal op een Duitsche en Italiaansche badplaats in een kurzaal werd gezien natuurlijk in een betooverend toilet. Na Byron's heengaan schijnt zij geruimen tijd vergeten te zijn geworden. Maar inderdaad is zij het niet. Het kort geleden onder de papieren der Hollands gevonden en gepubliceerde journaal van Henry Fox, waaruit ik reeds eenige mededeelingen putte, verhindert de menschheid zich aan illusiën over te geven: het brengt ons te midden van de Engelsche kolonie die met haar drukte van beweging op geheel Italiëvan het Noorden naar het Zuiden beslag heeft gelegd en niet altoos voor decoratief element heeft bijgedragen tot de waardigheid van het schiereiland. Voorop onder die kolonisten, en zij laat zich niet graag in de wereld achteruit dringen, gaat Lady Blessington. In twee berlines, een voor zichzelf en omgeving, een andere voor de be dienden met een fourgon voor de bagage, is zij in volle staatsie aangekomen. Haar weg ging over Genua, Byron had daar in de buurt een villa betrokken, in het jaar 1823, en zij wil Byron spreken; de dichter moet een wichtig hoofdstuk leveren voor het boek dat zij over haar reis zal schrijven, zij leunt op dien grooten naam en zij plant haar tenten op in de nabijheid van zijn woning. Twee maanden heeft zij met Lord Byron ver keerd en twee boeken heeft zij over haar omgang geschreven; of het hem soms niet te zwaar is geworden met de levendige, knappe lersche vrouw om zich, laat ons daar thans niet over spreken. Haar verleden had duistere plekken, zij was gescheiden van haar eersten echtgenoot, en tijdens de scheiding waren er jaren voorbijgegaan waarover zij liever niet sprak en men haar niets moest vragen, haar huwelijk met Lord Blessington had haar wel gerehabiliteerd, maar in de groote wereld toch geen klare positie gegeven, ondanks den praal waarmee zij zich omringde. Het had iets van een bohème-huwelijk. Lord Blessington was niet bijzonder geacht onder zijn standgenooten, hij dreef zijn excentriciteit wat te ver, en zijn verstand ging ten onder in zijn drankzucht, geen ongewone fout in de hoogere rangen der maatschappij. Wat men aan het gezin der Blessingtons verweet was de invloed dien de graaf d'Orsay er zich had verschaft. Hij kwam in de berline van Lady B. mede naar Italië, een zoon van een van Napoleon's generaals, verwant aan de voornaamste geslachten van Frankrijk, het type en het model der jonge dandy-generatie in Engeland, en die door zijn geesteskoelheid en de verscheidenheid van zijn talenten zijn stelling lang heeft gehandhaafd, ofschoon men hem eigenlijk niet veel meer achtte dan een handig avonturier. Het plan van Lady Blessington ging daarheen om d'Orsay aan zich te verbinden door een huwelijk met haar voordochter, uit een eerste verbinding van Lord B. gesproten. Dat zou een verklaring geven van haar samenwonen met den fat en tegelijk door het geld, dat aan de dochter toekwam, den avonturier een eigen vermogen verschaffen. Er bestond geen aanleiding tot buitengewone sympathie tusschen een jongen kieskeurigen, eenigszins schroomvalligen aristocraat als Henry Edward Fox en de op succes beluste Blessingtons, zoo dat hij het gezelschap van menschen die hem niet aanstonden zeer goed had kunnen ontwijken; op reis echter heerscht het toeval, en het toeval wilde dat hij gedurende den zomer van 1825 in Napels met hen samenkwam. Te Rome was hij op 't eind van het vorig jaar aan de gravin Teresa Guiccioli voorgesteld. Zij maakte in 't geheel geen gunstigen indruk. Het dagboek van 30 December zegt: Zij is ordinair op 't ruwe af, en heeft voor mijn smaak niet cle minste attractie. Haar haar is bijna rood, haar figuur vierkant en haar oogen hebben geen expressie dan wat zij hun gewild en met affectatie tracht te geven. Haar manier het Engelsch uittespreken is zeer aangenaam, en die haar kennen, zeggen dat zij haar verstand wel heeft, al ziet zij er niet naar uit." Een half jaar later te Napels zag hij haar weer in de gezelschappen waarin Lady Blessington verkeerde en waar de oude geverwde en toege takelde markgravin van Brandenburg, Lady Craven, den toon aangaf. Teresa kwam versch uit Rome, noteert Fox in zijn dagboek, vol van sentimentaliteit en allerlei dwaasheden, als zocht zij een beeldschoonén en beroemden cavalier om de leegte van haar.liefdebehoevend hart te vullen. En hij opent een nieuwe bladzijde van zijn boek om daaraan toe te vertrouwen, dat hij, hoewel noch schoon, noch beroemd, het voorwerp is geworden van Teresa Guiccioli's liefde. Hij zelf koesterde diep verborgen in zijn hart een passie waar geen uitkomst voor was, maar hij had geen tegenzin, neen waarlijk niet, om zich door een gevierde vrouw te laten liefhebben; alleen begrijpen deed hij het nog niet. Onderwijl", vertelt het dagboek, bracht ik aangenaam mijn dagen door, ging uit dineeren en flirten, voer over het water met Lady Blessing ton, en maakte maneschijnwandelingen met Teresa G. Ik merkte dat zij mijn beleefdheden eerder zocht dan zich daarvoor terugtrok, maar ik was niet gevat op de buitengewone toeschietelijk heid van mijn conquête; zij gaf mij eigenlijk niet veel pleizier. Daarvoor is T. te grof en te vleeschelijk. Zegt Lord Byron in zijn Don Juan niet," gaat het dagboek voort, dat het de maan is die tot de zonde aandrijft? Het was op Zondag 7 Augustus dat zij naar mij wou luisteren en dat zij het met mij eens werd op haar balcon, toen wij samen staarden naar de kuische stralen van Diana. Een gril misschien, of een soort van sentimentaliteit, maakte dat zij mij niet verder toeliet, maar daarvoor den volgenden avond bepaalde. Zij ontving mij toen, zooals de dames het doen die van de zaak haar bezigheid en niet haar genoegen maken. Haar sentimentaliteit kon niets anders dan mijn lachlust opwekken, vooral bij mij die haar heele geschiedenis van de laatste maanden ken. Zij is maar voor korten tijd verliefd, maar het wordt alarmeerend wanneer zij gaat spreken over een standvastige liefde van vijf jaren. Zij heeft een lieve stem en lieve oogen, een blank vel en een krachtigen, om niet te zeggen, woeligen hartstocht. Haar manieren beduiden niet veel, evenmin als haar gevoelens. Men kan haar een voorbeeld noemen van vrouwen gewoon met knappe menschen om te gaan en die het hun plicht rekenen ook knap te zijn. Haar brieven zijn goed en zeggen wel wat zij hebben te zeggen. Wij hadden toch heusch veel goede avonden samen, vooral een avond toen wij samen voeren en in een baai landden die onze lieveling was. Een heerlijke nacht en de maan was schitterend; zomer-onweer was aan de lucht en het lichten van het uitspansel was een illuminatie. Ik begon al meer van haar te houden. Augustus was een weelde, ik dineerde veel bij de Blessingtons (en anderen). September kwam, ik begon mij wel wat te sch?men voor mijn eigen betuigingen van onveranderlijke liefde, waarvoor ik zoo weinig gevoelde. Dikwijls hadden wij krakeel samen en onthaalde ze mij op hyste rische buien. Arme Lord Byron, het bevreemdt mij niet dat hij naar Griekenland wou. Zij heeft geen verfijning en kan zelfs niet de zedigheid voor wenden die toch in alle geval beter is dan de totale absentie van zulk gevoel.... Zoo ging het tot October...." Toen, na aanhoudend gekibbel, vertrok zij weder naar Rome terug, hij had beloofd haar daarheen te zullen volgen, want om welke reden ook, hij kon niet van haar. Zooals wij echter reeds hebben gehoord: op reis beschikt het toeval. Op een wandelrit struikelde zijn paard en hij bezeerde ernstig zijn been, hij kon aan geen reis denken en moest zich toevertrouwen aan de verpleging van Lady Blessington en de zorgen van haar vriend, den graaf d'Orsay. Het was tegen zijn zin en tegen zijn principe, maar het duurde niet lang of hij moest toegeven voorbarig te hebben geoordeeld, want de toe wijding van Lady B. deed hem goed en de vriend schap van d'Orsay ging hij op prijs stellen, tot dat het langere verkeer hem wér de oogen deed openen en hij begreep dat de wereld, waarin hij was te recht gekomen, niet voor hem deugde. Och, het was een jonge man als een riet her en der bewogen die daar in Italiërondging, te midden van een stroom van menschen die allen geen geregelde betrekking hadden en naar hun lust konden leven, hij maakte er zijn leerjaren door. Ik heb voor mijn speciale doel, uit de tallooze opteekeningen van het lijvige journaal, alleen enkele notities uitgezocht en daardoor geen idee kunnen geven van de geheele dikwijls vrij ver dorven wereld, waarin Fox is verstrikt, de af wisseling is daardoor in mijn voorstelling te abrupt. Wanneer wij hem na een goede twee jaren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl