De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 21 juni pagina 4

21 juni 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2453 VOOR VRIJHEID EN RECHT JHR. MR. A. F. DE SAVORNIN LOHMAN f De volle beteekenis van een man als Lohman voor ons volksleven aan te geven blijve voor later voorbehouden. Op het oogenblik overheerscht de indruk van zijn sterven. Weer zoo drukte de hoefijzercorrespondent van het Handelsblad zich -zoo kernachtig uit weer is een der laatste eiken uit het oude bosch van den g r o o t e n politieken - tijd ge vallen." Ik veroorloofde mij in dat citaat een enkel woord te onderstrepen. Er ligt dan tegelijk een tegenstelling in opgesloten. En die tegenstelling met onzen eigen tijd moeten we bij Lohman's groeve kunnen zien, willen we iets van zijn beteekenis doorschouwen. Het is niet genoeg om te memoreeren, dat een oud-Minister, een Minister van Staat, een parlementariër van groote beteekenis gedurende meer dan 40 jaren, van ons heenging. Dat alles is belang rijk en zou op zichzelf voldoende ver klaring zijn voor de deelneming van heel een volk bij het sterven. Maar het zou Lohman's beteekenis geen recht doen. Wij moeten herh zien als exponent van den grooten politieken tijd die achter ons ligt; als een die het dorst bestaan tegen den tijdgeest in te gaan en die niet afliet van het pogen om dien te breken. Kampioen voor Vrijheid en voor Recht! Daarin vat zich onze indruk saam als wij op de laatste halve eeuw van dit werkzaam leven letten. En dan zien we hem niet alleen, maar ?wél apart. Naast hem, met hem zien we Kuyper en Schaepman, maar steeds (blijft er aan Lohman iets eigens, dat hem van de anderen onderscheidt. Naar geest en neiging behoorde Lohman tot de uit den kring van het Réveil voortgekomen Antirevolutionairen, terwijl Kuyper, met wien hij in den aanvang hartelijk saam werkte, de geestelijke leidsman was der na het Réveil opnieuw herleefde Gereformeerde beweging in ons land. Die uiteenloopende geestesgesteldheid is de hoofdoorzaak geweest {van het conflict dat later die twee corypheeën der ProtestantschChristelijke richting in de Staatkunde deed uit eengaan. Dat hij, hoewel in geestelijk opzicht veeleer volgeling van Vinet dan van de gereformeerde vaderen, zich niettemin in het Kerkelijk conflict van 1886 bij de gereformeerde beweging aansloot, is daarmee niet in strijd. Niet het minst zijn ver eering voor Vinet bracht hem tot waardeering voor de vrije-kerken gedachte en zijn hartstocht voor Vrijheid en voor Recht deed het overige. Daardoor werd hij gedreven in het Kerkelijk conflict; daardoor vooral ook werd zijn houding bepaald in den Schoolstrijd. De liberale geestesstrooming uit het midden der vorige eeuw had er het hart op gezet, dat de na 1839 verworven en uitgezuiverde nationale eenheid niet meer verstoord zou worden. De machtsmiddelen van den Staat zouden dienstbaar worden gemaakt aan een politiek beginsel, dat versterking dier eenheid als doelstelling had en geestelijke neutraliteit het beproefde middel achtte om tot die begeerde eenheid te geraken, althans om de verdeeldheid tegen te gaan. Die grondgedachte heeft in ons Staatkundig leven een halve eeuw lang den boventoon gevoerd. En het is tegen dien geest dat ook Lohman reeds vroeg den kamp heeft opgenomen. Het recht der Ouders om hunne kinderen op te voeden bij het licht van het Woord Gods; de vrijheid om dat te doen zonder door geldelijke oorzaak daarin verhinderd te worden; daarvoor bond Lohman in 1875 den strijd aan met 2 bro chures : De Staatsschool en d e R o o mscheKerk; gevolgd door: A a n N e e r l a n d's anticlericalen. Hij was toen 38 jaar oud. En van toen af is er n onafgebroken worsteling voor het hem heilige doel. Tot de strijd, 45 jaar later, zijn bekroning vond in de Schoolwet van 1920. Bijna een halve eeuw van spannende worste ling. Van strijd tegen den geest der eeuw; voor een hoog geestelijk ideaal. Wel mocht Elout spreken van den grooten politieken tijd die achter ons ligt! A. F. DE SAVORNIN LOHMAN f Portet door H. J. Haverman in 1901 geteeksnd In zulk een tijd te leven is een zegen voor wie meeleeft. Vooraan te staan en leiding te geven een onschatbaar voorrecht voor hem die zulk een plaats mag innemen. Maar niet minder gelukkig te prijzen is het land, dat in dagen van strijd en spanning over voor gangers als Lohman beschikt. Want ook dit was een zijner kenmerkende eigenschappen, dat hij, hoe fel de strijd ook geweest mocht zijn, van de overwinning niet dan een gematigd gebruik wenschte te zien ge maakt. Verdeeldheid was hem in den grond eerder een gruwel dan een wenschelijkheid. Vier dagen voor zijn sterven had ik, daartoe door hem aangezocht, nog het voorrecht een onderhoud van ongeveer anderhalf uur met hem te hebben. Een onderhoud, dat nagenoeg geheel liep over de politieke toestanden ten onzent; in het verleden, het heden en de toekomst. En ook toen weer, als zoo vaak vroeger, trof mij het verlangen naar eenheid van hetgeen niet nood zakelijkerwijze gescheiden moest blijven. Zoo kan men verstaan, dat de indruk dien men van Lohman kreeg soms gedeeld moest zijn. Wie hem heeft zien toornen tegen wat hij onrecht achtte; wie hem met vuur zag opkomen voor dat hoogste volksgoed: de vrijheid; wie de volharding mocht gadeslaan waarmee hij op hoop tegen hoop den kamp bleef voeren, die ziet allicht in hem den nimmer moeden strijder alleen. Maar wie het voorrecht had hem wat intiemer te kennen en nu en dan een blik in het hart kon slaan, wist dat er in Lohman ook een o, zoo zacht moedig Christen tot uiting kon komen. En zoo ligt er over dat leven dat wegvlood een glans van eenvoud, van toewijding, van trouw, van eerlijkheid, onverzettelijkheid en adeldom, die ontroert. Een leven dat als een lijn van licht zal blijven stralen. Een leven dat jongere geslachten tot gelijke beginseltrouw en gelijke zelfopoffering oproept. rechtspleging zoo voortreffelijk moge lijk te doen werken, doch door het streven om, als het slechts eenigszins kan, op de uitgaven te bezuinigen. Dat geschiedde en geschiedt bij de gewone burgerlijke rechtspraak, waar recht banken en kantongerechten worden opgeheven, al zouden de belangen der rechtzoekenden daardoor kunnen wor den geschaad; dat geschiedt niet min der bij de militaire strafrechtspleging. De redactie verzocht mij een korte be schouwing naar aanleiding van de nog voor die rechtspleging aanhangige plan nen. Aan dat verzoek voldoende, geef ik hier enkele kort samengestelde op merkingen,. De lezers weten of worden ondersteld te weten, dat wij ons nog verheugen in eene bijzondere strafrechtspleging voor hen, die tot den militairen stand behooren, land en zeemacht. De rege ling van die rechtspleging is meer dan een eeuw oud; zij werd in het jaar 1912 wat opgekalefaterd, doc.i zij is nog steeds verre ten achter bij de gewone straf rechtspleging, die op hare beurt meer dan verouderd is en staat vervangen te worden door het nieuwe wetboek van strafvordering. Onze militaire straf rechtspleging is eene antiquiteit. Zij berust bij de krijgsraden en bij het Hoog Militair Gerechtshof. De krijgs raden bestonden tot voor enkele jaren alleen uit militairen; thans is er een burgerrechtsgeleerden als president. In het Hoog Militair Gerechtshof hebben rechtsgeleerden en militairen te samen zitting en oefenen gemeenschappelijk de rechtspraak uit. Het aantal der rechts geleerde leden was tot voor korten tijd drie tegenover vier militairen; bij de wet van 15 Januari 1923 werd dit aantal van drie tot twee teruggebracht, ook al om op die wijze eenige bezuiniging te ver krijgen. Bij diezelfde wet werd het aan tal krijgsraden voor het krijgsvolk te land van drie tot een teruggebracht; er is thans alleen een krijgsraad te 's-Hertogenbosch. Die krijgsraad oor deelt in eersten aanleg; de (veroordeelde kan hooger beroep aanteekenen bij het Hoog Mili tair Gerechtshof, terwijl ook de AdvocaatFiscaal met machtiging van het Hof in beroep kan komen bij het Hof. Wanneer noch van de eene noch van de andere zijde beroep wordt ingesteld, zijn de vonnissen van de krijgsraden onderworpen aan de approbatie of confirmatie van het Hoog Militair Gerechtshof. Eerst wanneer die goed keuring is verkregen, kan het vonnis van den krijgs raad worden ten uitvoer gelegd. Reeds verscheidene jaren geleden was de vraag gerezen, of die voorafgaande goedkeuring wel behouden moest blijven. De aanleiding tot het doen stellen van die vraag was zeer eigen aardig. Tusschen het Hoog Militair Gerechtshof en enkele krijgsraden was eene ernstige moeilijk heid gerezen; het Hof meende, dat het, om zich goed van zijn taak te kunnen kwijten, overlegging behoefde van de notulen van de zitting van den krijgsraad, waarin over het te wijzen vonnis gehandeld werd; die krijgsraden hadden tegen die Den Haag 13 Juni 1924. H. Co L i j N. VEREENVOUDIGING BIJ DE MILITAIRE STRAFRECHTS PLEGING Wij leven in een tijdperk van gedwongen be zuiniging. De inrichting van de rechtspleging wordt niet meer in de allereerste plaats bepaald door de eischen, die mogen worden gesteld om de zoooAnio ceoa etu tuct LGKEnD

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl