De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 21 juni pagina 6

21 juni 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2453 Teekening voor de Amsterdammer" door V. E. van Uytvanck J. H. SPEENHOFF, de jubileereride dichter-zanger ONGEHUWDE ECHTPAREN door ANDREAS LATZKO De buitenlandsche, in Oostenrijksche zaken weinig ervaren lezer zal overtuigd zijn, dat sprake is van een operette-libretto, of van een echtbreukblijspel, met vergissingen, bedden en bij den neus genomen gerechtsdienaren op het tooneel. Ook de handigste librettist zou geen dwazer vertooning kunnen verzinnen dan het echtbreuk proces tegen een in allen vorm gehuwd, voor den burgerlijken stand getrouwd echtpaar, dat door de eerste, gescheiden vrouw van den man beticht wordt van echtbreuk. Wel te verstaan: van het breken van den sedert lang ontbonden echt door de uitoefening van het tweede huwelijk! . . Maar het wordt nog mooier. De beklaagde wordt vrijgesproken, niet omdat hij zijn trouw-akte overlegt, maar in tegendeel wegens gebrek aan bewijs, aangezien het feit, dat hij voor den tweeden keer gehuwd is en met zijn nieuwe vrouw in n woning samen leeft, nog niet voldoende bewijst, dat hij de echtelijke trouw jegens de vroegere vrouw niet schendt! De rechter vraag* den beklaagde, of hij met de tweede vrouw volledig echtelijk verkeer onderhoudt of slechts een gezamenlijk huishouden met haar voert ,?en de man verklaart plechtig, dat de eigenlijke echtelijke plichten niet uitgeoefend en niet geëischt worden en kan daarom ongestraft huiswaarts gaan. Maar hij draagt mee naar huis het Damocles-zwaard, dat de rechter over zijn huidig echtelijk geluk gehangen heeft door de klaagster aan te raden deugdelijker bewijzen voor de echtbreuk te verstrekken dan ,,slechts" het samenwonen met een andere, met haren vroegeren man getrouwde vrouw . . Vergeefs verzekert de afgewezen klaagster schuimend van woede, dat haar persoonlijke ervaringen omtrent het temperament" van den beklaagde waar borgen, dat het tweetal niet slechts de eetkamer deelt! De rechter, geen operette-rechter, maar een door den Staat aangestelde, ernstige, waardige jurist, haalt spijtig de schouders op en moet in het zweet zijns aanschijns gelooven dat een man, wiens eerste huwelijk sinds lang van tafel en bed" gescheiden is, het tweede huwelijk slechts tot de gemeenschappelijke maaltijden beperkt. Hij moet zichzelven, moet de rechtbank bewust laten misleiden, en doen alsof hij het niet merkt. Kan men het gezag en de waardigheid der rechtszaal beter ondermijnen? En kan ook de vindingrijkste antiklerikale pamflettist een erger persiflage op het heilig sakrament van het onontbindbaar katholiek huwelijk verzinnen dan deze waanzinnige komblnatie: dat een dubbel gehuwd man uit huwelijkssponde No. l verbannen is, wijl dat huwelijk rechtsgeldig ontbonden is, en huwelijks sponde No. 2 niet mag naderen, omdat het ont bonden eerste huwelijk niettemin geldig is. Hij valt dan tusschen twee huwelijkssponden op . . het coelibaat, of op de gevangenisbrits. Tenzij dan dat hij zich tot jonggezellen-avonturen wendt, in welk geval echter beide vrouwen tegen hem een klacht wegens echtbreuk zouden kunnen indienen . . De mogelijkheid van zulke processen en von nissen is tot het gebied der Oostenrijksche bonds republiek beperkt. In het keizerlijke Oostenrijk konden katholieke echtelieden wel gerechtelijk scheiden, maar niet opnieuw huwen, zoolang niet een der beide wederhelften in het graf lag. Ook overgang tot het protestantsche geloof hielp niet. Er was maar n achterdeurtje: men kon eenige weken lang naar het meer liberale deel der monar chie, naar Hongarije gaan, daar het staatsburger schap verwerven, natuurlijk tegen behoorlijke geldoffers, en dan leidde men de uitverkorene voor den Hongaarschen ambtenaar van den burger lijken stand en keerde als een onberispelijk Hongaarsch echtpaar naar Oostenrijk terug. Dezen weg konden echter slechts zeer welgestelde lieden betreden; alle anderen moesten afstand doen van het geluk dat hen riep of het ontwijden door huichelarij en morsige heimelijkheden. Voor het aanzienlijke aantal dier hopelooze liefdesparen was de omwenteling van 1918 een juichend begroete verlossing. Niemand twijfelde eraan of de republiek zou het huwelijksrecht eindelijk aan passen aan de vrijere gewoonten van het Westen. Doch in Oostenrijk moet zelfs de revolutie met de gemoedelijkheid van 's lands wijs geschieden en zich houden aan het traditioneele werktuig van Oostenrijksche politiek: het kompromis. En zoo werd door het eerste, radikale parlement der nieuwe bondsrepubliek aan de administratieve overheid het recht (niet de plicht!) verleend, aan gescheiden katholieken op verzoek een zooge naamde dispensatie" te verstrekken, wier bezit het recht gaf om voor den burgerlijken stand een nieuw huwelijk aan te gaan. Aldus was voorloopig in de behoefte voorzien, de republiek had haar meest verheugde aanhangers niet teleurgesteld en toch had zij met de kerk geen strijd op leven en dood aangebonden. In beginsel bleef het katho lieke huwelijk onontbindbaar, het sakrament onverlet, doch er was een tweede achterdeurtje geopend, waartoe de sleutel niet meer met gewel dige protektie in het Vatikaan gehaald behoefde te worden. In de wittebroodsweken der republiek, toen het stuur in de handen der sociaaldemokraten lag, werden de nieuwe dispensaties met volle handen uitgestrooid, zoodat in korten tijd vele, vele duizenden dier dispensatie-huwelijken" gesloten werden. Toen later langzaam-aan de koers steeds meer naar rechts omboog, kostte het verkrijgen der dispensatie steeds meer moeite, totdat het roer van staat in de priesterlijke handen van den prelaat Dr. Seypel overging en een radikale ommekeer intrad. De eeuwige vloek van alle kompromissen, dat zij even goed van rechts naar links als van links naar rechts kunnen worden gelezen, bleef niet uit! Het beginsel der onontbindbaarheid van katholieke huwelijken was blijven gelden, zoodat alle gescheiden katho lieken wel van tafel en bed gescheiden", maar nog altijd gehuwd waren. En daar bigamie verboden is, sloot het voortbestaan van het eerste huwelijk de geldigheid van het tweede uit! Wel zijn de rechters onafhankelijk en mogen zij niet beïnvloed, noch uit hun ambt ontzet worden, maar . . zij zijn staatsbeambten en in een onafhankelijken vorm afhankelijk van den heerschenden koers, evenals de machinist in den buik van het schip, die zich ook slechts met zijn ketels en turbines bemoeit, maar toch niet zuidwaarts kan varen als de kapitein op de com mandobrug noordwaarts wil. En zoo zijn reeds in hoogste instantie heel wat vonnissen geveld, die principieel hebben uitgemaakt, dat de dis pensatie-huwelijken" ongeldig zijn ! Men zal gemakkelijk begrijpen welk een kansen door deze gewijzigde situatie geschapen zijn voor de wraaklust van versmade echtgenooten en niet in de laatste plaats ! voor afpersingen. Is een gescheiden vrouw niet tevreden met de haar toegekende uitkeering, dan behoeft zij slechts den nieuwgehuwden ex-gemaal te bedreigen met betwisting van zijn dispensatie-huwelijk; dat het ongeldig wordt verklaard, is volstrekt zeker. En als de ongeldigheid uitgesproken is en de man zich door het vonnis niet laat storen in zijn huiselijk geluk, dan staat het vast, dat hij konkubinaat, meer nog: echtbreuk pleegt, en voor dit laatste misdrijf kan slechts vrijheidsstraf worden opgelegd, niet door boete vervangbaar! . . Men behoeft niet met groote fantasie begaafd te zijn, noch veel meegevoel te bezitten voor het lot zijner natuurgenooten, om den toestand der talrijke dispensatieROMERS-RIJWIELEN De naam IFOICTCKEIR.S op een rijwiel is een waarborg voor KWALITEIT Mod. H.H. in uitr. 4 F. 110. in uitr. l F. 97. FILIALEN EN AGENTSCHAPPEN IN AlLE PLAATSEN GEVESTIGD echtelieden te beschouwen als een ernstig, onver diend onheil. Meisjes, door onrijpe dweperij en het onstuimige bloed der jeugd in het verderf gedreven aan de zijde van een ruwen kerel of een huwelijksgiftjager, waanden zich eindelijk geborgen, hadden aan de zijde van een met gerijpt oordeel gekozen man eindelijk het late, moeilijk verdiende geluk gevonden, en moeten nu plotseling afstand doen van den man, dien zij sedert duizend dagen en nachten als haren rechtmatigen echt genoot lief hadden ! . . Wel bewijst het hierboven vermelde vonnis, dat voor dit onheil weer toegankelijke achjerdeurtjes te vinden zijn, maar dan toch slechts zoolang het zoogenaamd platonische tweede huwelijk zonder gevolgen is gebleven. Wordt den dispensatie-echtelieden een kind geboren, dan kan ook de meest welgezinde rechter niet meer van gebrek aan bewijs" spreken, doch hij zal op grond van het levend corpus delicti aan de klacht gevolg moeten geven, en twee menschen, die te goeder trouw een huwelijk sloten en in de rotsvaste over tuiging dat zij daartoe het recht hadden, kinderen verwekten, zal hij achter slot en grendel moeten zetten ter bescherming van een huwelijk, dat krachtens rechterlijk vonnis reeds lang opge houden heeft een huwelijk te zijn ! . . En de allerergste gevolgen der nieuwe praktijk zijn thans nog niet eens aanwijsbaar ! De eigen lijke komplikaties zullen eerst over tien of twintig jaar beginnen, als de strijd om het erfrecht der dispensatie-kinderen de rechters voor veei ernstiger vraagstukken stellen zal dan de echtbreuk- in konkubinaats-klachten, die nu wekelijks bij dozijnen behandeld worden. Voorloopig intusschen is de Oostenrijksche rechtspleging door de talrijke dispensatie-processen tot een goudmijn voor operette-librettisten geworden. Men denke zich slechts een goeden komiek in de rol van een dispensatie-echtgenoot, wiens geluk ongeldig ver klaard werd, zoodat hij eiken nacht zich bij zijn gevreesde eerste vrouw een alibi moet halen, om in zijn eigen huis als een dief te kunnen sluipen naar het rendezvous met zijn tweede vrouw . . Of ook, de ongelukkige dispensatie-echtgenoot moet . . Maar waartoe de gecompliceerde mogelijkheden verder uit te spinnen? De heeren kluchtspelschrijvers en librettisten weten daarin veel beter den weg. En als zij op zoek naar stof zijn, behoeven zij slechts de rubriek rechtszaken" der Oosten rijksche kranten aandachtig te volgen. Daar vinden zij kluchtsituaties in overvloed en vonnissen die evenwel omzichtig bewerkt moeten worden, want voor het tooneel zouden zij deels te onwaar schijnlijk zijn, deels . . te pikant! RINGERS RINGERS /AELK-CHOCOLADE mtl Amtriiilen «n Honing

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl