Historisch Archief 1877-1940
No. 2453
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ZWAKTE IS GEEN ZIEKTE
Met genoegen heb ik de medische" kroniek
gelezen, waarin prof. Storm van Leeuwen de
questie zwakte en ziekte behandeld. Niet alleen
omdat ik het er zoo volkomen mede eens ben, dat
Marietje, lijdende aan een tuberculose, waarbij
nooit tuberkelbacillen gevonden werden en waar
mee ze zeventig jaar oud worden kan, anders
behandeld moet worden, dan op een wijze waarop
ze eenige gezinnen ruineert, maar ook daarom
omdat de questie ziekte en zwakte er een is, die
van buitengewoon praktisch belang in het
dagelijksch leven voor zoover dat gaat om: geldelijke
uitkeering in gevai bij ziekte.
De meeste groote fabrieken en zaken keeren
hun personeel een geldelijke toelage uit, ingeval
ze verhinderd zijn hun werkzaamheden te ver
richten tengevolge van ziekte. Nu komen er
gevallen voor dat het den werknemer moeilijk
of onmogelijk wordt regelmatig de werkzaam
heden te verrichten. Ze hebben geen koorts, er
zijn geen afwijkingen te vinden aan hart of longen
of nieren of andere organen. De pols is een beetje
te snel, het bloed bevat een beetje te weinig
haemoglobine, ze zien er wat witjes uit, hebben
hoofdpijn en een beetje pijn in den rug, ze slikken
31 lang een beetje staal of kinine of arsenicum,
maar ze blijven zich moede gevoelen. Dat is eigen
lijk de hoofdklacht.
Alle menschen, die hard werken kennen dat wel.
Ik heb dezen winter hard gewerkt, voelde me dit
voorjaar vermoeid, deed mijn werk, maar voelde
me voortdurend vermoeid. Geen afwijkingen te
vinden. Ik ben een paar weken er uit gegaan en
toen ik terug kwam, voelde ik me zoo lekker als
kip, een heel ander mensch, werk weer 's morgens,
's middags en 's avonds en soms ook 's nachts en
van een moeheid, zooals ik die van te voren had,
is geen spoor meer te merken.
Er zijn er velen zoo. Ook die dat loome en moede
gevoel hebben na minder hard werken. Het kan
zijn doordat ze chronisch ondervoed zijn, dat ze wat
veel narigheid hebben medegemaakt, dat ze van
aanleg, misschien door geërfde eigenschappen te
weinig weerstandsvermogen hebben tegenover voor
anderen normale eischen van het practische leven.
In Amsterdam hebben we daartegen het laatste
jaar een heerlijk middel ter bestrijding bijgekregen,
een middel dat zeker zoo goed helpt als ijzer,
arsenik en de vele andere geneesmiddelen, n.l.
het parkherstellingsoord en de
parkherstellingsboot. Een uitkomst voor vele patiënten, een
uitkomst voor vele doktoren, die hun patiënten
licht en lucht en voedsel kunnen verschaffen en
rust vooral en vriendelijk toezicht van een ver
pleegster, die er voor zorgt, dat al die hoog noodige
dingen op tijd en met mate verschaft en genoten
worden.
Voor ziekte of zwakte?
Deze questie doet zich herhaaldelijk voor bij
fabrieksarbeiders, die verzekerd zijn indien ze niet
kunnen werken tengevolge van hun moeheid.
Hun dokter schrijft voor: rust, verblijf buiten,
verblijf in een parkherstellingsoord. De diagnose
luidt: zwakte. De werkgever of de ziekteverzeke
ringsmaatschappij zegt: slapte is geen ziekte en
zou steun kunnen vinden in het artikel van prof.
Storm van Leeuwen. De patiënt beroept zich op
zijn dokter, die rust voorschrijft. Op andere
werklieden, misschien wel op zich zelf, waarvan
hij weet dat eenige weken rust hem geholpen
hebben of de anderen, zoodat zij zich weer frisch
gevoelden, niet meer dat moede en matte gevoel
hadden, 's avonds na hun werk wel moe waren,
maar dan ook heerlijk sliepen en zich den volgenden
morgen frisch gevoelden, en niet meer zooals
vroeger 's avonds te moe waren om te slapen en
's morgens te moe om te werken en toch alleen
maar in staat waren om te rusten als ze uit
keering kregen van hun werkgever.
Voor hun slapte?
Neen zegt de verzekeraar.
Voor hun ziekte?
Neen, zegt prof. Storm van Leeuwen en zeggen
alle doktoren, die net zoo denken.
En de patiënten zijn de dupen.
Niet alleen op papier. Ik maak deze questie
herhaaldelijk mede.
De dupe in de praktijk, waar ze of hun rustkuur
niet kunnen doen, of een finantieel groot nadeel
hebben.
Ik zou een uitgebreide casuïstiek kunnen geven.
Doch mag ik met een enkel voorbeeld van een meisje,
waarom thans deze questie uitgevochten wordt
tusschen een verzekeringsmaatschappij en de
vakvereeniging, waarvan het meisje lid is, het
bovenstaande nog even toelichten?
In April 1.1. controleerde ik een werkneemster,
die lijdende was aan influenza. Op mijn vraag of
ze van te voren altijd gezond was geweest, ant
woordde ze, o.m. dat ze altijd slap en moe
geweest was, hetgeen aan het magere, bleeke
meisje trouwens duidelijk te zien was.
Na ruim een halve week waren de lichte
influenzaverschijnselen verdwenen en ik stond het meisje
toe nog een week thuis te blijven om op verhaal te
komen.
Na een week zag ik haar weer en vond haar nog
steeds zoo slap en zwak, dat ik een rustkuur van
een paar maanden geen luxe had gevonden. Dat had
niets te maken met de doorgemaakte influenza,
die van zeer lichten aard was, doch dat was een
maatregel die reeds een jaar of nog langer van te
voren genomen had moeten worden en waarvan
de verzekeringsmaatschappij, bij wie het meisje
pas eenige maanden verzekerd was, geen risico
wilde dragen.
't Gaat hier niet om de juridische questie.
Maar om een die zich herhaaldelijk voordoet
in de praktijk en die voordat ze opgelost is, telkens
reden geeft tot ontevredenheid bij werkgever,
werknemer en verzekeraar.
't Meisje moet rust hebben" zegt de dokter.
Dus ziekte", zegt de vakvereeniging.
Wegens slapte" zegt de dokter.
Dus geen uitkeering" zegt de verzekeraar.
En de dupe is de patiënt, die niet ziek, maar
slap is.
A'dam, 16. 6 24. A. K R o p v E L D'JR.
EEN VRAAG VIA DE REDAKSIE
AAN JANTJE.
Zeer "eacMe Redaksie.
Waar ik meermalen de eer en het genoegen heb
gehad, mij in uw door vele ernstige lieden hoog
gewaardeerd blaötot uw lezers te hebben mogen
richten o.a. naar aanleiding van het XIIe
Kongres tegen het alkoholisme, in 1909 te Londen
gehouden daar waag ik het een klein plaatsje
in uw blad te vragen voor een korte beschouwing
naar aanleiding van de laatste bladzijde uit het
zo geestige kladschrift van Jantje.
Ik durf uit te eer vragen, geachte Redaksie,
omdat ik u zo graag eens zou willen zeggen,
dat Gij waarschijnlijk niet ten volle beseft, hoe'n
door en dcor gezondmakend en heilza;m werk
Gij met het onverpoosd publiccercn van Jantje's
vermakelike karikaturen bij uw lezers verricht;
immers hartelik lachen is in deze voor -velen zo
benarde tijden goud waard, en menigeen slaat
evenals ik zelf daartoe aan 't eind van de
week na ontmanteling van uw jongste nummer
haastig e bladzijde op, waar hij Jantje's leuke
hiëroglyphen vinden zal, die toch meestal
alleminst raadsels voor hem zijn.
Of.... zeg ik hier misschien te veel? Ik, die
eiken Zaterdag 'n genoegclik kwartiertje doorleef
met te genieten van het niet geringe talent, waar
mee Jantje in z'n eenvoudige gezichts-omtrekken
(door 'n kleine buiging van de lijn, door 'n gering
toevoegseltje als 'n rimpel, of cle vorm en plaat
sing van de neus de mijne is heus iets te lang,
maar daardoor toch niet ongeestig en enkele
verdere attributen als haar en baard of snor)
niet alleen gelijkenis weet te treffen, maar ook de
zielkunoige snaar weet aan te raken.... ik ben
na cit laatste Jantje" toch 'n beetje aan het
twijfelen geraakt, of ik op deze (en misschien ook
andere) karikaturen wel de juiste kijk heb gehad.
Zie, geachte Redaksie, ik had altijd gemeend
dat de bedoeling, of wilt u de strekking van een
karikatuur, was, orn door 't sterke aandikken
van 'n zwakheidje in 'n persoon of groep of 'n
beweging, dus b.v. van 'n défattt van een of
andere qualité, op geestige wijze de aandacht
van de betrokkenen zodanig te vestigen, dit
hieruit zonder te kwetsen en dus ten genoege
van allen enige lering ontstond.... a prendre
ou a laisser.
Of sprak ik verkeerdelik van 'n cléfaut de ses
qualités? Laat ik bijv. even herinneren aan 't
hekelen van Jantje van enkele, misschien niet
al te kleine dtfauts van Duitsers, die toch ook
op hun, (ons Nederlanders niet altijd sympathieke)
manier mannetjesputters zijn, de Heren Frosch
en Dahmen hebben 't ons in Amsterdam met 't
relaas van hun merkwaardige ontdekking aangaan
de de ziekte-verwekker van mond- en klauwzeer
nog eens weer zeer recent getoond.
Maar nu zie ik reeds in verschillende, maar
't sterkst naar voren springend in 't allerlaatste
Jantje", toch iets geheel anders geschieden.
Daar wordt namelik het vermakelike niet in 't
aandikken van 'n bestaande zwakheid gevonden,
maar in 't geestig getekend relaas van precies
het tegenovergestelde van de waarheid. Alle
waarlik der zake kundigen zullen dit met mij eens
zijn. En zonder in bizonderheden te treden durf
ik aannemen, dat de talentvolle tekenaar even
goed als ondergeteekende kennen zal, om nu
maar 'n enkel document te noemen, het officiële
rapport, door de vroegere Indiese Hoofd-Amb
tenaar Mr. van Walsem na een maanden lang
voor de Indiese Regering verricht onderzoek
uitgebracht aangaande de werking van het
amerikaanse verbod; en dus ook weten dat zijn
conclusie ongeveer precies contratie is van wat
't kladschrift ons laat zien.
Ik weet 't niet, maar de vrolikheid, die dit
geestige op de kop zetten van de waarheid mij
verschaft heeft, legt mij de vraag op de lippen,
of dit toch niet de hogere vorm van geestigheid is.
Maar dit vermoeden brengt mij tot een zeer
vriendelik en beleefd verzoek aan uwe Redaksie,
of deze niet zou kunnen inwerken op Jantje, om
't terrein van z'n belangstelling ook op dit gebied
nog wat uit te breiden, b.v. tot de macht van
het drankkapitaal en tot de invloed van de drank
advertenties. Nietwaar, het grote nut van deze
beide in onze samenleving zal wel door slechts
'n klein deel van ons Volk worden betwijfeldr
de 300.000.000 guldens, 't laatste jaar in
drankongezet in ons land.... neen, laat ik er maa;
niet meer van zeggen.
Zou 't nu niet alleraardigst zijn, deze nuttig
heid van drankkapitaal en van drankadvertenties
ook eens ineen of twee de zaak op z'n kop zettende
karikaturen in het kladschrift te zien verschijnen?
Misschien kon ook voor menigeen, die er nu niet
zo van op de hoogte is, daar wel wat leerzaams
in zitten.
En in ieder geval zoudt Gij, geachte Redaksie
daarmee op nieuw een even vrolik kwartiertje
van hartelik lachen, als dit met 't vorige Jantje"
't geval was, aan menig van uw talrijke lezers
bereiden, en niet 't minst aan uw dv.
Hilversum, 17 Juni 1924. J. VAN REES
Clichés
Van Leer
AMSTERDAM
ZWEMMEN
xxxxxxxx
Dolf was stiekum wezen zwemmen
Ergens aan het stille strand
En zijn kleeren lagen netjes
Op een hoopje aan de kant.
Plassen, dansen, stoeien, lachen
Drijven op een groote golf
Dat was juist een aardigheidje
Voor dien vluggen, vieven Dolf.
Toen hij zoo een goed kwartiertje
Lekker eens gezwommen had
Kwam hij met een oor vol water
Uit het zoute frissche bad.
Schrik, verbazing, huilen tranen
Want zijn kleeren waren zoek
Weg zijn mooie, nieuwe truitje
Weg zijn schoenen, hemd en broek.
Aan een juffer zei hij grienend:
Help me ach, ik weet geen raad"
Zag U iemand met een truitje"
Glad en effen, zonder naad?"
Zonder naad, dat is onmogelijk"
En ze lachte zich een kriek
Zeker wel de Jongenstruien"
Van de Fantasiefab iek".
J. H. SPEENHOFF.
LEVERING UITSLUITEND AAN DEN HANDEL.