De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 28 juni pagina 6

28 juni 1924 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2454 ASTRQNQMlSQI^rRAGMENTEN door AËROBATES 20. MAANGLIMP EN MAANSIKKEL Ik heb eens iemand hooren betoogen dat, tegenover de aanschouwing der natuur om hen heen.de menschen in drie groepen verdeeld kunnen worden; ne die haar voelt zonder haar te begrij pen, ne die haar begrijpt zonder haar te voelen en een derde, verreweg de kleinste, die haar tegelijk voelt en begrijpt. Aan deze bewering werd ik in den afgeloopen winter herinnerd toen ik, op een knappend kouden maan-avond, op de ijsbaan stond te kijken naar een bijzonder mooien maanhalo, een kring om de maan," zooals hij inden volksmond heet. Mijn jeugdige vrouwelijke partner keek er ook met belangstelling naar en vond het verschijnsel zelfs prachtig". Ik vertelde haar dat een zeeman er een aankondiging van slecht weer in ziet, maar er toch niet zoo bang voor is als voor een zonne-halo: en ik citeerde haar het bekende rijmpje: Een kring om de maan Kan nog wel gaan Maar 'n kring om de zon Daar huilen weduwen en weezen om. Ook dat vond zij mooi: het sprak blijkbaar tot haar gevoel. Maar toen had ik het ongeluk te denken dat het haar ook belang zou inboezemen hoe het verschijnsel verklaard kan worden en hoe het komt dat die kring om de maan altijd even groot is. Nauwelijks echter had ik daarover enkele woorden gesproken of zij keek mij met groote schrik-oogen aan en zei ajakkie, wordt u nou niet griezelig ! Die geleerdheid wil ik er liever niet bij weten!" En wij zwierden weer gezellig over het ijs en bleven het verschijnsel prachtig" vinden. Nadenkende over dit voorval, herinnerde ik mij opeens hoe ik, jaren geleden, meteen oudere naar een zeldzaam mooie wolken-natuur stond te kijken en mijn bewondering daarvoor opgetogen ten beste gaf. De ander zweeg eerst een poos, nam de zaak nauwkeurig op en zei toen leuk-weg: ja, warempel, Cirri, CumuH en Strati op dezelfde hemelplek, neen dat ziet men niet eiken dag ! Toen was ik er mij plotseling van bewust dat deze analyse zonder welke blijkbaar de ander in het verschijnsel niets bijzonders kon zien, voor mij het gevoels-mooie bedorven had. En ziet, nu beging ik zoowaar dezelfde fout jegens een andere jongere. Deze behoort tot de uiterste rechter zijde"; zij voelt de natuur en weigert bewust haar te begrijpen. Zoo zijn er menschen die van bloemen en planten houden, maar er geen wetenschappelijk woord over willen hooren. La botanique" zoo liet een Franschman zich eens schamper ontvallen c'est l'art de' sècher des fleurs entre deux feuillets et de les insulter en grec et en latin !" En toch is het eigenlijk niet zeer te betreu ren dat de kloof tusschen c!e beide uiterste groepen en de kleinheid der middelste groep o.a. hierdoor ontstaat dat de verklaring der ons omringende natuurverschijnselen zoo moeilijk is? Men hoort van ouders wefeens de klacht: ik wilde dat men onze kinderen op school wat minder algebra en meetkunde en wat meer begrip van de dingen om ons heen" wilde bijbrengen. Gemakkelijk gezegd, maar de dingen om ons heen en waarmede wij, sedert onze jeugd ver trouwd zijn, zijn niet alleen moeilijk, maar bergen hier en daar nog onopgeloste problemen in zich. De blauwe kleur van de lucht, de wisselende kleuren der zeeën, het rood van de ondergaande of opkomende zon, het geruisch van de branding, het ontstaan van den regenboog, van de kringen om de zon en de maati, van het Noorderlicht, van regen, sneeuw, hagel, ijzel en rijp enz. enz. hoeveel percent van de menschen heeft er eenig begrip van? Hoevelen, die het eenmaal gehoord hadden, hebben de poging om het te onthouden opgegeven? Het is allemaal zoo moeilijk. Met de maan is het niet veel beter gesteld. Ook zij is een voorwerp van bewondering voor den gevoelsmensch, en ook van de verschijnselen, die zij ons te aanschouwen geeft, wenscht men bang dat zij te moeilijk zijn liever geen ver klaring te vernemen. Wat een ellendig weer," zegt A. Gelukkig nog maar een paar dagen," zegt B. als de maan weer nieuw geweest is, komt er wel verandering." (verandert het weer vanzelf, heb ik eens moeten hooren.) K ^ , ,_ _ . ,_ Het schijnt voor velen prettiger te zijn dit te gelooven dan de finesses der maanphasen te be grijpen. Het is nieuwe of volle maan, wanneer het vlak van den driehoek, waarvan de middel punten van de zon, de maan en de aarde de hoek punten zijn, loodrecht staat op het vlak van de aardbaan. Nieuw heet de maan, wanneer zij in dat geval dichter bij de zon staat dan de aarde; vol heet zij wanneer zij dan verder van de zon staat dan de aarde. Het nieuw zijn van de maan heeft dus niets met de plaats van waarneming te maken. Het weer zou als B. gelijk had bij nieuwe maan gelijktijdig op alle plaatsen der aarde moeten veranderen; het is bekend dat dit niet plaats heeft. Het nieuw zijn van de maan heeft dus geen invloed op het weer of wat practisch op het zelfde neer komt: de invloed er van wordt overal door andere factoren volkomen overvleugeld. Het nieuw zijn van de maan was oudtijds, en is in Mahomedaansche landen nog steeds, het nul punt der kalender-regeling. Maar dit nulpunt werd nietdoor de bovenstaande, theoretische over wegingen vastgelegd, maar door den eersten maan-glimp", de eerste verschijning in de avond schemering van den smallen, nieuwen maan sikkel. Dit oogenblik, de neomenie" l)werd altijd plechtig gevierd. Zoodra de sikkel gezien was, bracht men offers aan de nieuwe maan en liet maaltijden en feesten daarop volgen. De bekende 18de eeuwsche Encyclopedie méthodique" zegt daarvan Le désir d'avoir des jours heureux introduisit la fête des néomenies chez tous les peuples du monde", maar de oorzaken zullen wel dieper liggen en verband houden met de zon en maanvereering (waarover in een volgend fragment) of eenvoudig met de blijdschap der Nomaden-volken over het aanbreken van maanlichte nachten. In elk geval vierden de Egyptenaren deze feesten lang voor de afkondiging van de wetten van Mozes; zij hadden alle maanden voorgesteld door symbolen en offerden bij den aanvang van elke maand de diersoort die overeen kwam met het Dierenriembeeld waarin de zon en de (nieuwe) maan gelijktijdig geplaatst waren. De Grieken lieten de Olympische spelen bij Nieuwe Maan aanvangen; zij vierden de neomeniën plechtig ter eere van alle goden, maar vooral ter eere van Apollo, (Neomenius) omdat alle hemellichten geacht werden hun licht aan dat van dezen zonne-god te ontleenen. 2) De Romeinen vierden de neomeniën als kalendae" en met bijzondere feesten in Maart, het begin van het Romeinsche jaar. Horatius vermeldt in het eerste boek der Satyren het feest der neome nie onder de benaming tricesima sabbata." Het werd verder o.a. gevierd door de Ethiopiërs in Afrika, door de Sabeërs van Gelukkig Arabië, door de Perzen, door de Galliërs en de Kelten. Men heeft er de overblijfselen van gevonden bij de oude Chineezen, de Caraïben en de Peruanen en de ontdekkingsreiziger Cook woonde er in 1773 nog de viering van bij op het eiland Tahiti. Bij de Joden bestond een afzonderlijk college voor het vast-stellen van deze belangrijke dagen; wie de maansikkel gezien had, moest dit onverwijld in Jeruzalem komen melden en mocht daartoe zelfs den sabbat door reizen ontwijden. Het bericht werd aanvankelijk door vuur-seinen op de bergen, later door het zenden van boden verder gezonden; in verwijderde streken ontging men de onzekerheid van dezen boden-dienst door het invoeren van dubbele feestdagen, niet welke ge woonte later, toen de kalender-dienst behoorlijk geregeld was, niet gebroken werd. Ook bij de eerste Christenen werd de neomenie gevierd en de quater-temper van onzen tijd zijn de overblijfselen der bijzonder plechtig gevierde kwartaals-neomeniën der Ouden. Zoo werd de eerste maan-glimp dienstbaar gemaakt aan de eerste tijd rekening; de op deze wijze gevonden maanden werden tot maan-jaren aaneen geschakeld. Het is dan ook voor chronologische onderzoekingen van belang te weten hoeveel uur na het (theoretisch) nieuw zijn der maan, de eerste maansikkel gezien kan worden. Hierover zijn vooral in de vorige eeuw tal van waarnemingen gedaan, zonder dat het verkregen materiaalechter gebruikt werd om de astronomische voorwaarden af te leiden, waaronder de maan-sikkel voor het bloote oog zichtbaar wordt. Dit is pas in 1010 gedaan door den Engelschen sterrenkundige Fotheringham. Van het beschikbare materiaal vervallen natuurlijk alle waarnemingen, waarbij de sikkel pas gezien werd, nadat eerst met behulp van een op de berekende plaats der maan gerichten kijker was vastgesteld naar welke plek aan den hemel men turen moest. 3) De onderzoeker kwam tot de eenigszins verrassende uitkomst dat de voorwaarden voor den eersten maan-glimp van zuiver sterrenkundigen aard zijn, dat weliswaar landen met een zeer doorzichtigen dampkring iets bevoorrecht zijn boven andere, maar dat dit verschil nauwelijks invloed heeft. Waarnemingen in} Engeland zouden, volgens hem'tot dezelfde voorwaarden van zichtbaarheid hebben gevoerd als de door hem gebruikte waar nemingen in Griekenland. Zijn uitkomst was de volgende: staat de sikkel met betrekking tot den horizon, in dezelfde richting als de juist ondergegane zon, dan moet hij minstens 12°boven der horizon staan om denzelfden avond zichtbaar te zijn. Staat hij 20°meer naar het Zuiden, dan kan hij zichtbaar worden, als bij zonsondergang de hoogte minstens 10°bedraagt. Voor den ochtend-sikke£ gelden mutatis mutandis dezelfde voor waarden. De bovengenoemde getallen beteekenen dat, ook in ons land, de jonge maansikkel onder normale omstandigheden zichtbaar kan worden ongeveer 22 uur na het tijdstip vari Nieuwe Maan en waarnemingen van de laatste jaren hebben deze uitkomst bevestigd. Vroeger had men vaak aan genomen, dat de maan daartoe minstens 30 uur oud moest zijn en enkele belangrijke datums uit de oud-Egyptische en vroeg-Christelijke geschiedenis zijn op deze onderstelling gegrond. De jonge maansikkel (avondsikkel) is naar rechts gekromd, de ochtend-sikkel is naar links gekromd. Dit spreekt voor wie even over de oorzaak van het verschijnsel nadenkt zóó vanzelf, dat het nauwelijks de moeite waard is er de aandacht op te vestigen. Toch vindt men op schilderijen en teekeningen de maansikkel her haaldelijk verkeerd ge teekend. M dat is het maan tje, dat schijnt door alle (sic!) ruiten, zoo lezen wij in een modern prentkaarten-alfabet onder een aardige teekening waarop twee kleine kinderen zijn afgebeeld, die blijkbaar voordat zij naar bed moeten, nog even naar de maan mogen kijken. Helaas wijst echter de maansikkel van deze teekening op een vroeg morgen-uur! Evenzoo laat een van onze etsers een herder zijnschapen in de kooi drijven tegen hèt aanbreken van den morgen, terwijl meer dan n schilderij bekend is waarop een smalle maansikkel met de hoornpunten naar den horizon wijst. De lijn die deze hoornpunten verbindt moet een middellijn der maanschijf zijn en de lijn loodrecht daarop moet, in de richting van den sikkel getrokken, naar beneden (naar de ondergegane of opkomende zon) wijzen. Maar meestal ziet men de hoornpunten doorloopen tot ze elkaar bijna raken, zooals in het Turksche wapen (dat op een onbewaakt oogenblik de halve maan inplaats van den maansikkel gedoopt werd); of, als deze fout niet gemaakt is, wijst de boven bedoelde lijn naar boven. He t grappigste is echter on getwijfeld hèt teekenen van sterren binnen de, door den sikkel omvatte ruimte, alsof de sterren zich vóór de maan zouden bevinden of door het maan-lichaam heen zicht baar zouden zijn. Merkwaardigerwijze vindt men dit monstrum" ook daar, waar men het in het geheel niet verwachten zou; zoo o.a. op het titel blad van den catalogus van astronomische instru menten der fr. Töpffer en op dat van de onlangs uitgegeven nieuwe Nederlandsche bewerking van Flammarion's Rijk der Sterren". Op deze plaat, waarvoor natuurlijk niet de schrijver, maar de uitgever van het boek verantwoordelijk is, ziet men niet alleen sterren binnen den maansikkel, maar bovendien (?God beter 't", zou grootvader gezegd hebben) den Melkweg vóór den maansikkel langs loopen. 4) Deze voorbeelden zouden zonder eenige moeite met vele andere kunnen worden vermeerderd. Schrijvers geven in dit opzicht den teekenaars en schilders weinig toe. Nu eens laten zij den jongen maansikkel te middernacht opkomen, dan weer in een korten zomernacht opkomen en ondergaan. Wells laat de maan ergens op den zelfden dag in twee verschillende schijngestalten opkomen en Galsworthy het Eerste Kwartier even na zons ondergang. Laten wij hen er niet te hard over vallen, evenmin als hunne kunstbroeders de schil ders. Het is te begrijpen dat voor beide groepen nie t alleen de sterrenkunde, maf r de ge heele natuur wetenschap een terrein vol voetangels en klemmen is. Maar.... waarom vraagt men niet eens? Want veel te pogen zonder raad, En ver te springen zonder maat. En zaken aangaan boven macht, Dat brengt er menig in de gracht. heeft Cats gezegd en at zon hij nóg kunnen zeggen. 1) NJS; nieuw; Mijvvi = maan. 2) De ceremoniën van het feest zijn o.a. be schreven door J. de Potter in zijn Archaeologia Graeca". 3) Op Motmt Wilson bleek in 1016 op deze wijze een maansikkel van 38 uur voor het bloote oog zichtbaar te zijn, terwijl de zon 33°boven den horizon stond. 4) Als pendant hiervan heeft men onlangs in Engeland in een film-werk de wolken achter de maan langs laten drijven. TABA SIGAREN ZIJN TOCH DE BESTE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl