Historisch Archief 1877-1940
H'. 8455
Zaterdag B Juli
A°. 1924
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie. C P. VAN DAM
UITGEVERS» VAN HOLKEMA & WARENDORF
VOORUITZICHTEN BIJ DE STUDIE
Op de velden staat het koren nog te rijpen. Maar bij het middel
baar en hooger onderwijs wordt de oogst al binnengehaald. Eiken
dag zie je in de kranten lange lijsten van geslaagden bij acade
mische examens of bij eindexamens van H.B.S. of gymnasium.
Voor de laatste categorie komt nu de vraag aan de orde, of zij
hunne studie zullen voortzetten aan universiteit of hoogeschool,
en zoo ja, voor welk vak van studie.
Althans voor velen van hen. Niet voor allen. Er zijn er, bij wie
reeds in den H.B.S.- of gymnasium-tijd een zoo duidelijke voor
liefde en aanleg voor een bepaalde studierichting zijn gebleken,
dat hunne keuze is gevestigd. Deze gelukkigen behoeven zich ook
het hoofd er niet over te breken, of de maatschappelijke vooruit
zichten hun, na volbrachte studie, een behoorlijk bestaan beloven.
Zij worden dokter of ingenieur of predikant, omdat zij niet anders'
kunnen.
Maar ik geloof niet, dat dit bij de meesten het geval is. Er zijn
er meer, die met zekerheid weten, wat zij niet, dan wat zij wél
willen worden. Geen leeraar of predikant: zulk een negatieve
beslissing komt meer voor dan de positieve wil om scheikundige
of advocaat of geneesheer te worden.
Het zou de moeite waard zijn, eens een onderzoek in te stellen
naar de redenen, waarom gestudeerde menschen om bij dezen
nu maar te blijven het beroep hebben gekozen, waarin zij hun
leven slijten. Menigeen is er zich vermoedelijk niet eens meer van
bewust. En bij degenen, die er zich wél nog rekenschap van kunnen
geven, zou misschien blijken, dat het toeval, of althans allerlei
omstandigheden, die met het beroep zelf weinig te maken hebben,
hun levenslot hebben bepaald. Van een eigenlijke keuze is misschien
bij enkelen slechts sprake geweest.
Zoolang wij nog niet in een maatschappij leven, waarin iemands
geestelijke en lichamelijke eigenschappen den doorslag kunnen
geven bij de keuze van een beroep, zullen f inancieele overwegingen
een grooten invloed daarop uitoefenen. Voor menigeen is in de
eerste plaats het antwoord op deze vragen van belang: hoe groot
zijn de kosten van de opleiding? welke vooruitzichten heb ik
om na mijn studietijd spoedig een betrekking te vinden, die mij
een behoorlijk bestaan waarborgt?
Nu valt het in onzen tijd niet te ontkennen, dat het antwoord
op deze vragen velen van de studie moet afschrikken.
De kosten van de opleiding zijn aanmerkelijk grooter geworden.
De Staat heeft daartoe het zijne bijgedragen, door de college- en
examen-gelden te verhoogen. Maar de voornaamste reden, waarom
het velen ouders moeilijker valt, hunne kinderen te laten studeeren,
is toch, dat de kosten van het levensonderhoud zoozeer gestegen
zijn.
Daarbij komt, dat in verschillende vakken de studie langer
duurt dan vroeger. Het mag waar zijn, dat het wetenschappelijk
gehalte van hen, die aan een Nederlandsche universiteit of hooge
school hebben gestudeerd, dat van vele andere landen overtreft,
de naar mijne meening ten onzent onmiskenbare neiging om den
studietijd te verlengen heeft toch veel bedenkelijks. Vooral wan
neer men in het oog houdt, dat de overgroote meerderheid der
studenten niet uit liefde voor de wetenschap studeert, maar alleen
omdat die studie de noodzakelijke voorbereiding is voor een
beroep of ambt.
Maar in meerdere mate nog dan de grootere kosten der opleiding,
moeten de maatschappelijke vooruitzichten menigeen ervan
afschrikken, de studie te beginnen.
We kennen allen de verhalen van jongelui, die, met een
ingenieurs-diploma in den zak, geen betrekking' kunnen vinden en,
om maar niet ledig te loopen, een of ander baantje aanvaarden,
waarvoor de studie te Delft waarlijk niet noodig was geweest.
En niet alleen voor de ingenieurs zijn de tijden slecht. Voor de
juristen, de biologen en de scheikundigen ziet het er, wel iets,
maar toch niet vél beter uit.
In het afgeloopen studiejaar is er een boekje verschenen, waarin,
op verzoek der vereenigde faculteitsbesturen van de juridische
studenten, een aantal deskundigen hunne meening hebben geuit
over de vooruitzichten voor aanstaande juristen; mijn collega
Simons heeft er in dit weekblad de aandacht op gevestigd (in
het nummer van 29 Maart 1.1.).
Hij vatte toen het oordeel van de verschillende schrijvers, die
de studenten hadden voorgelicht over de vooruitzichten van een
jurist, die advocaat wilde worden, of rechterlijk ambtenaar in
Indië, of journalist, of een plaats hoopte te krijgen bij het
assurantiebedrijf of het bankwezen, aldus samen:
Wie thans de studie van de rechten kiest, wete dat hij zich niet
gemakkelijk een goede loopbaan, een behoorlijk maatschappelijk
bestaan zal kunnen verzekeren. The struggle for life kan ernstig
wezen voor hem, die niet over voldoende middelen beschikt om
zijne beurt te kunnen afwachten. Het is goed, zich daarvan in
vollen ernst rekenschap te geven."
En slechts kort geleden hebben de Utrechtsche hoogleeraren
Went en Cohen een waarschuwing laten hooren aan het adres van
hen, die mochten meenen dat, zooals voor enkele jaren nog het
geval was, een bioloog of een scheikundige na volbrachte studie
er op kan rekenen, een plaats in het bedrijfsleven te veroveren.
Ook hier is het vet van den ketel. Zoowel in Nederland als in
Indiëis de vraag van de industrie naar jongelui, die in de genoemde,
vakken hebben gestudeerd, geringer geworden.
Ook voor de studenten in de letteren zal het niet zoo gemakkelijk
meer vallen, een aanstelling tot leeraar bijna het eenige beroep,
waarop zij zijn aangewezen te krijgen. Een paar jaren geleden
was dat nog anders. Door het steeds toenemend aantal
hoogereburgerscholen en lycea overtrof de vraag naar leeraren verreweg
het aanbod. Wie nog maar pas candidaats-examen had gedaan,
kon reeds aangesteld worden en weerstond meestal deze verleiding
niet. De behoefte aan leeraren was toen zoo groot, dat allerlei
onbevoegden tot leeraar werden benoemd: op hoop van zegen,
dat ze straks een acte M.O. zouden behalen.
Maar nu is het anders. De bczuinigingswind is over het land
gestreken. Nieuwe scholen worden er voorloopig niet meer opge
richt, het aantal lesuren van de leeraren, het maximum-aantal
leerlingen in de klassen is vermeerderd, de behoefte aan nieuw perso
neel dus verminderd. Wie nu in de letteren studeert, heeft niet
meer de zekerheid van een aanstelling, zoodra hij gereed is.
Er bestaat dus eenige aanleiding om hun, die op het punt
staan de studie te beginnen, aan te raden zich rekenschap te
geven van wat zij gaan aanvangen.
Vooral geldt dit hen, die even goed, d.w.z. zonder dat het hun
eenig hartzeer kost, den steven ergens anders heen kunnen wenden.
Voor wie, krachtens aanleg en voorliefde, een wetenschappelijke
loopbaan kiezen, zal het toch reeds moeite kosten, een goede
positie te verwerven; hoe minder mededinging zij daarbij onder
vinden van anderen, die gingen studeeren omdat hun vader het
ook deed, of omdat zij te weinig fut hadden een carrière te kiezen,
die meer met hun eigenschappen strookte, des te beter.
Maar laten omgekeerd ook zij, die aan een leven van studie de
voorkeur geven boven een anderen werkkring, zich niet laten
weerhouden door de ongunstige vooruitzichten.
Want in de eerste plaats: alle tijden hebben hun weertijden.
De cultuurondernemingen in Indiëbeginnen er al weer beter
voor te staan; zij zullen straks weer wat royaler kunnen zijn
bij de aanstelling van wetenschappelijk personeel. De industrie
in Nederland heeft den slechtsten tijd misschien al achter den rug;
voor scheikundigen zal over eenige jaren het bedrijfsleven weer
betere kansen bieden. De bezuiniging bij het onderwijs, die niet
slechts het overbodige afkapt, maar ook het wezenlijk noodige
besnoeit, mag alleen als een tijdelijke maatregel worden aanvaard,
die bestemd is te verdwijnen, zoodra 's lands financiën dit slechts
eenigszins gedoogen.
Maar dan ook, en vooral: wie lust heeft in de studie, late zich
door niets daarvan afschrikken.
Want het is honderd maal beter, in bescheiden materieele om
standigheden te leven naar eigen aard, dan veel geld te verdienen
en je zelf te verliezen.
KERNRAMP