Historisch Archief 1877-1940
No. 2455
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
KARAKTERISTIEKEN
VII
FRANS MYNSSEN.
II (Slot)
In deze karakteristiek kan ik de eigenaardige
gebreken en tekortkomingen van Mynssen's
tooneelwerk, onmogelijk vergelijkend en
argumenteerend behandelen. Deze zijn alleen
tekstcritisch aan te toonen. Toch kunnen e r weieenige
algemeene dingen worden vastgelegd.
Mijnssen's dialoog heeft voor een kunst van
is koud, scherp, sarcastisch, kil, hooghartig, buiten
sporig, en kwetsend-in-ironie. Zij is teeder,
romantisch, vurig, hartstochtelijk en vol liefde
drang en koesteringsdrift. Haar sensualiteit is
een allerbekoorlijkst mengsel van bewuste en
onbewuste vrouwelijke behaagzucht, van
gesubtiliseerde bandeloosheid er natuurlijke schuchter
heid.
In haar durf-gesprekken neemt zij proeven
lichtheid zijn ernst ze wolken om
elkaar heen. Hij heeft vereering, zij begeert
van hem de boeien, vooral de omknelling,
de pijn der straf op verlokking en avonturen.
Zij,.... het lichte en ijle, dat stijgt in de ijlte;
hij het gewicht dat het lichte last geeft en
zwaarte.
In: Bergen en touristen", beklautering van
bergen, maar ook van levenstoppen, met uitzicht
op haar eigen spreek- en voel-moed, op haar op rustvlakten. In: Bergen en touristen", het
fl P tl K-tl l P V" + dn \IT& \\fC\a nfalïl/'haiH r\ ittnt^ nnfftlfr r*n l-£1.riim1 l<-i*t<-| n ir <1« I^lu'/i ft -, «-i I,,
denk-tucrt en welvoegelijkheid.
De dialoog in Ida Wahl" is vaak meesterlijk.
In Ida Wahl" objectiveeren zich de karakters
dóór de gesprekken heen. hierin is nu eens niet
"??Jilk>*j\»ll o uiulv/lfg llvtll. VUV1 CC11 1VU113 L V £111 * l, . j . .,
dramatische plastiek, vaak een télyrisch-sub- wo°^d' beeld' rhythmu?. geest, geest, woord en
;?<?:?,,?,. :?u?..j u::' i.x _!? i__ï: _i __ Deelüvan Mvnsxpn. l)p n ia on er indivimia ispprt
jectieven inhoud. Hij maakt zijn plastische ver
beelding niet altijd streng-onafscheidelijk van
woord en taal. Hij hoort vooral naar de
menschelijke stemmen in de verschijningen. Woord en
toon, klank en rhythmus zijn hem vaak even veel
beeld van Mynssen. De dialoog individualiseert
de menschen. Wahl spreekt heel anders dan Van
Haefte. Henri De Canter heel anders dan Walter
Karsten; Arthur Weylers heel anders dan prof.
Herzog. Niet zoo zeer bestaan de verschillen in de
waard als daad en handeling. Zijn personen der ver- verschillende spreekwijzen, als wel in de
woordhooiHi,,? hiiib-»*. MM?.,;;i?,S._u?_ii uu. voegingen, inde wiize waaroo woord en beeld
eebeelding blijken dikwijls verbeelde onpersoonlijk
heid. Het objectiveeren van de karakters door de
gesprekken heen, is daarom soms gebrekkig.
Nu en dan zijn er onbegrijpelijke overgangen en
openbaart zich een te strak, te hooghartig, te
zelfbewust begrip van eigen innerlijkheids-kunst.
Zeker: ziel, geest, zinnen saamgrijpen in woord,
klank, toon, met gebaar, expressie en plastiek
ondersteunen, het behoort alles tot het in
nerlijk. Toch moeten woord, klank, toon, m
nschuitbeelding tot einddoel hebben.
Menschenuitbeelding is hoofdzaak, hoe innerlijk ook.
Met wrevel ontdekken wij in Mijnssen's stukken
soms een trek van zelfbewust superieur-doen; een
rhetorische gesteldheid,die rretzooveel
meesmuilende trots en met zulk een glimlachenden hoon zich
afwendt van het yulgair-uiterlijke. In deze
schijnsuperieuriteit en indit broos-hoog beschermen van
eigen voornaamheid, ligt een kniezende zwakte,
een geestelijke beperking, zelfs een psychische
vergroving. Doch alle aan- en opmerkingen over
dit tooneelwerk, als dramatische studie Wel
of niet bevredigend, zinken weg naast het
bewonderend gevoel dat voor Ida Wahl" in
ons leeft, als positieve, vrouwelijke schepping.
Met Ida Wahl" heeft Mynssen iets zér moois
voegingen, inde wijze waarop woord en beeld ge
plaatst worden. De innerlijke schakeeringen van
stem, hartstocht, temperament, van heel het
inwendige aezer menschen, openbaren hun wezen
als onderscheiden van elkaar. Zelfs in het vluch
tige babbelarijtje van Ida met Tine, haar
schoonzusje, staan twee menschen vóór ons, door den
geobjectiveerden dialoog. In het tweede gedeelte:
Huwelijk, is bijv. het karakteristieke gesprek
tusschen Ida en Arthur Weylers raak en door-en-door
gedramatiseerde, scheppende dialoog. De
menbchen met hun innerlijke en uiterlijke eigenschap
pen, zijn volkomen geteekend in den dialoog.
In hun lichamelijkheid en hun psyche.
eigenaardig-zelfkwellende van Ida's daemonisme
(lijkt een groot woord?) tegenover Arthur en
Walter. Ida leerde de kracht van haar gevoel
kennen. Doch deze kracht slaat om in weekheid
en wispelturigheid in tegenwoordigheid van prof.
Herzog. Prachtig zijn haar grillige toenadering en
teederheid, die nog even een glimp van spot vast
houden, om den jongen met grijze haren" niet
heelemaal van de wijs te brengen.
In het slotbedrijf: Als de dagen korten", is
over de schrijnende levenstragiek van Ida beslist.
Nu, in alle stadia van ontwikkeling, zien wij
Ida oprijzen, of eigenlijk wegzinken.
O, de brandende en smeekelijke onvoldaanheid
van deze liefdeziel, die eigenlijk innerlijk altijd
afgewend stond van de levens-werkelijkheid. Met
een angstig hart joeg, ze haar begeerte óp naar
verwezenlijking van liefdes-avonturen. Doch zoo,
dra het avontuurlijke realitieit was
gewordenoverviel haar een wee, een verachtelijk gevoel van
gestrand te zijn op het vulgaire, grove en platte.
In Ida Wahl, nerveus en koel-hysterisch (o
wreed woord, dat toch ook Eline Vere treft!)
is het geheele probleem als een emotioneel complex
van het onbevredigde huwelijks-leven
onbeBij Ida is alles spitse fijnheid van antwoorden, schroomd ter oplossing gesteld. Ida Wahl
ironische menschenkennis. Vrouwelijke figurante
der liefde-ethiek. Hoe gevat en beheerscht blijkt
haar geestigheid. En toch, mes-scherp is haar
schermutselend woord-ver wee r, dat een afwijzen
en een binden tegelijk wordt, van den man die
haar begeert. Arthur, de schijn-openhartige,
inwendig verfijnde flirter, staat ten voeten uit,
hoe kort de scène ookwierd. Ida's taal is lenigen
innig, door een glimlachende en zacht-tartende
slagvaardigheid ondersteund. Fijne, hooghartige
trots speelt er lichten glans overheen. En toch is
*'»v ^ lv*u »T«1I1 llvtll jlïlVUaaCU IC IS /.ttl 111VJU15 i ? ', ,
bereikt. Een geleerde, stekelig-scherpzinnige Duit- j!?.ar woord doorschijnend, hoog, van een
bemmne. . ,....,' ." . ' . . _ l II y"É» r"a ?arffiiIirthfiiThniH Hin h i -a r rrn 1l f rr_na r\fa re o on
scher als prof. Muller, zou het een brok
sexualbiologie noemen, van de hoogste
experimenteelpsychologische waarde. In deze richting is voor
Mynssen's schrijftalent geen stijging meer moge
lijk. Ida Wahl is in alle opzichten een zeer voor
treffelijke schepping. Van het eerste moment dat
Ida verschijnt als amazone, fleurig, met verhoogde
kleur, in haar rij-costuum, eenigszins indisorde
tóch flatteerend tot het laatste oogenblik: smar
telijke biecht aan haar man, prof. Herzog, léft
zij, innerlijk en uiterlijk vóór ons en nimmer
door geforceerde eenheid van woord en handeling.
In het begin al dadelijk, nerveus-uitdagend, eigen
zinnig en overmoedig tegenover haar vader,
haarbroers, haar moeder; tegenover de vrienden
. van haar vader, en vooral tegenover FritsReynders,
een aanbidder me t weinig kans ; in haar glimlachend e
fleurig-fijn coquetteerende onomvatbaarheid :toch
innig en menschelijk.
Ida Wahl is meesterlijk gebeeld, als
tyranniekverleidelijke, verleidende en verleidbare vrouw,
in haar zwakke kracht daemonisch-zelf bewust van
haar charme; vrouw, die in grillige wegwerping
de dingen naar zich toe haalt en in even grillige
koestering, ze weer van zich afstoot.
Zie hoe schamper lachend tegen haar broeder
Karel, hoe raak, spits, gevat, geestig en
snelvan-besluit-en-gedachte zij is. Zie haar f
ijn-zichbezinnen en toch haar zuiver staan tegenover den
aanbidder Reynders; zie haar, loslippig, licht
zinnig, zonnig en ontembaar bijna tegenover den
prachtig-getypeerden vader Wabl. Dit alles in het
Voorspel". Hoe geheel anders is het tweede
bedrijf: Huwelijk". Zij die meenden, dat Mijnssen
Vooral de gedweëe, bezadigde en onderworpen
vrouw kan uitbeelden, zullen na het lezen van
Ida Wahl" moeten vaststellen te hebben ge
dwaald. Een miskenning blijkt het, van Mynssen's
veel dieperen aard; van zijn
innerlijk-voelen-enverbeelden.
Ida Wahl", Spel in vier gedeelten: Voorspel",
Huwelijk", Bergen en touristen" en Als de
dagen korten", bezit precies alle eigenschappen
van het levens-verzet. In Ida Wahl gaf Mynssen
?de grillig-opstandige,
zich-tegen-leven-en-conventie-schrap-plaatsende vrouw. Nergens aangedikt,
vergrofd, nergens als een ploertig vrouwmensch",
nergens plomp" of uit de atmospheer vallend.
Ida Wahl is een nerveus-intelligente vrouw,
tegelijk smachtster naar het onbereikbare. Een
snakster die leeft ineen zichzelf nu en dan bewust
wordende tragische hunkering naar het onbe
stemde. Zij is een teedere zuster-ziel van Eline
Vere, deze stout-sprekende en fijn-redetwistende
Ida Wahl, ondanks al haar durf" en spot. Zij
ondergaat in een soort perverse zelfkwelling, allerlei
lijke raadselachtigheid die haar grillig-perverse en
naar liefde hunkerend wezen half onthult
en het half-onthulde achter ingehouden
schelmsche geestigheid, weer schaduwend verbergt.
Haar wonderlijke, dwalende en vage, haar
kilsensueele natuur spreekt er even sterk uit, als
haar blinkende geest. De uiterlijke levenshouding
van een hetaere, bestendig in het onbestendige;
de innerlijke levenshouding van een
ontgoochelde-vrouw-in-het-huwelijk, vluchtend door
puriteinsche achterdeurtjes voor het onbeschaamde
aandringen der sexueele moraal.
Tegenover haar man De Canter, is haar woord
van veel smalender werking, schoon stil en inge
houden, toch brandend en wreed. Wij ruiken
lucht van geschroeid vleesch: kannibalisme van
de hartstocht-liefde ! Tegenover De Canter is
Ida's stem tragisch, schrijnend, scherp, verbit
terd en van verholen smart doorbeefd. Toch
brandend-koel en van flikkerende ironie.Tegenover
haar man is zij agressief, nooit heftig, verbluffend
vlug van begrip. Een kaatster van den bal
die niet terugspringt. Een woord-duel l is te, die
schamper spot onder het hachelijkste gevaar,
koudbloedig, uitdagend. En toch binnenin, maar
verborgen,?schreiend om het verloren of liever,
nooit bezeten geluk; een ziel die haar eigen
hongerkuur belachelijk maakt.
In: Bergen-en touristen", derde deel van het
tooneelstuk, staan weer Ida en Arthur tegenover
elkaar. Doch snerpender nu ook is er handelings
dialoog tusschen Idaen WalterKarsten.eennietiwen
aanbidder, in de Beyersche Alpen naast een
oud man" als Professor Herzog, eveneens schuch
ter aanbidder van Ida, in de Beyersche Alpen.
Yle lucht, die verliefdheid schept?
Ook bij Walter Karsten is Ida, de speelsche,
gemakkelijk-slagvaardige Ida, de flirtende
pijnigster, door den ironischen en cynischen
spreektoón tegenover hem en tegenover al haar
adorateurs.
In het gesprek met Walter : de oude Ida, doch
levenswijzer en achter het oogenblik der geest
drift doorkijkend tot op het bezonnene en
bezonkene, dat geen vervoering meer kent.
In het gesprek met hém, de onbegoochelbare,die
zich tegen hèt huwelijksliefde-geluk laat beschermen
door haar trots". Een in den appel-bijtende
Eva, die den heelen Strindberg gelezen heeft. Het
gesprek met den ouden man", het kind met de
grijze haren openbaart ons een geheel ander
verlangen in Ida. Tegenover prof. Herzog is Ida,
geheel teedere, vurige vrouw, die rustige zeker
heid en geestelijke meerderheid eerbiedigt. Van
hem begeert de liefde-slavin handboeien; van hem
verlangt deze ontembare, wankelend tusschen
kleinere en grootere zielefolteringen, die tegelijk kracht en zwakte tyrannie. Herzog is een
martelingen in andere menschen veroorzaker. Zij ingetogen ziel, maar sterk-zacht en zuiver. Ida s
zinnebeeld van de vrouw die zich assimileerend
en zichzelve weggooiend, verliest in het gevondene
en zich herwint in het verlorene. Het is de marte
lende leegte, de hunkering van de vrouw die haar
eigen Zijn niet verstaat en wacht opeen Grooten
Indringer, die haar aan haarzelve openbaart.
Haar leven verloopt ineen tragische somberte.Ze
ondergaathetwakend-begoochelende van den
hypnoïede-toestand. Ida Wahl is de vrouw, aanvan
kelijk van groote zelfbewustheid die nochtans
in laffe en zwakke zinnelijkheid zich vergooit;
die tegen conventie en traditie vecht en toch te
vermoeid en geestelijk te zwak is toegerust,
om vol te kunnen houden. Haar hachelijk spel
met menschelijke aandoeningen, welke zich in
phantastische ontroeringen openbaren, striemt en
wondt haar eigen fijnste en diepste
vrouwennatuur; (sexueele biologie, verklaarde ik reeds,
doch geestelijk oorschijnend-gemaakt door den
schepper).
Ida is een vrouw van stemmingen, (een arse
naal van stemmingen), die tegelijk door een soms
uiterste subtiliteit van geest, alles kan terug
winnen wat zij door overmoed en avontuur
lijke handelingen en woorden verloor. Doch met
het opnieuw-veroverde evenmin vrede heeft: het
onvoldane, dat in hunkering en zoet heimwee
gedenkt, al wat zij van zich afstootte of losliet.
Omdat zij den grooten Temmer niet ontmoette.
Ida heeft evenveel natuurlijke als verworven
zwakheid, evenveel natuurlijke als verworven
kracht. Ronddwalen in liefde.... spel, spel is
haar leven, en toch is heel dat spel ook haar
léven! Hoe fier en uittartend rst, hoe moe,
cynisch, levensverzadigd als getrouwde vrouw;
hoe eigenaardig-daemonisch en grillig als geschei
den vrouw, in: Als de dagen korten". Nog wel
een keer is haar ironie vluchtig snijdend; doch
de melancholie is zwaarder van schaduwen
doordonkerd. De dans van het vernuft is als het gril
lige spel van dwaallicht boven een moeras:
gebonden aan het wegzuigende. Het schrijnend
weemoedige en innerlijk-onvoldane nijpt nu
langer en meer.
fót de bekentenis komt van het
onbevredigbare, aan den man, dien zij toch liefheeft.
Daartusschenin nog weer een zwoel terugwankelen
naar den zinnelijken waan (opnieuw opgedane
flirt: Herman Rickers) met trouwelooze gehecht
heid, bijna in tegenwoordigheid vanden man dien zij
toch liefheeft, bevredigd. Herzog, den Leidschen
professor, geeft zij zich in een innerlijke biecht,
onder nijpende angsten voor verschrompeling van
uiterlijk en innerlijk wezen. Maar alweer,.... haar
vrouwelijke zwakte en haar overgave bescher
mend, door te verklaren, dat zij morgen den man
wien zij nu biecht, het waarschijnlijk kwalijk zal
nemen dat hij haar vandaag zoo wankel heeft
gezien.
Neen, Mijnssen is geen hartstochtelijk
verbeelder" als Shakespeare, hartstochtelijk
vcrbeelder gelijk Verwey Shakespeare noemt. Toch
is Ida Wahl"ontsprongen aaneen zeer passioneel
en diep doordringen van den vrouwengeest en van
de vrouwenziel.
Ida Wahl" is een meesterstuk. Deze rus
teloos-crotische was nog niet op ons Tooneel ver
schenen; althans niet zóó wrangen zóó teeder.
Is. Q u E R i D o