Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2455
r
MR. JACOB ISRAËL DE HAAN f
Mr. J. I. de Haan, die voor bestudeering van
de Zionistische beweging sedert eenige jaren in
Palestina verbleef, is aldaar op tragische wijze
om het leven gekomen. Tegelijk met het tele
grafisch bericht van zijn dood ontvingen wij
onderstaand artikel, dat als zijn laatste werk
kan worden beschouwd.
SCHRIJVERS EN SCHRIFTUREN')
Dit is niet de bespreking van een Boek, maar
van een Voorwoord en van een Hoofdstuk. Ten
aanzien van de Hoofdstukken over Egypte en
Syriëben ik niet meer dan een leek met een vulpen.
Ten aanzien van het Hoofdstuk over Palestina
ben ik, afgezien van de vulpen, wel min of meer
deskundig.
Over den inhoud van het Boek zegt het Voor
woord dadelijk in een duidelijken stijl: Dit boek
is geen reisverhaal. Alleen hier en daar is een klein
reisschetsje ingevlochten. Dingen, die men in
gewone reisbeschrijvingen van Palestina en Egypte
vindt, heb ik opzettelijk weggelaten, om plaats
te winnen voor dingen, die minder bekend, maar
niet minder belangrijk zijn."
De gevoelstoon van het boek is door den schrij
ver zelven zeer goed beschreven op bldz. 13. Het
is mij meer dan ooit duidelijk geworden, dat het
verstaan van oude en vreemde volken met hunne
godsdiensten, kuituren en zeden niet maar een
kwestie is van verstandelijk analyseeren der zgn.
objectieve" gegevens. Het is synthetische arbeid,
waarbij de verbeelding een groote rol speelt en
waardoor men de oude werkelijkheid als een
levend geheel van menschen, dingen, toestanden
en verhoudingen voor zich ziet."
En op bldz. 14. Neen, de theorie van het
emotioneele" denken is niet verzonnen, is ook
niet maar alleen een eigenschap van primitieve
volkeren. Waar de emotie medewerkt, dringt het
denken dieper door, ziet scherper en onderscheidt
beter."
In een herdruk moet de schrijver het zóó schrij
ven: Neen, de theorie van het emotioneele"
denken is niet verzonnen. En het emotioneele
denken is ook niet maar alleen een eigenschap
van primitieve volkeren."
Ik denk, dat emotioneele denkers als Henri
Borel hunne vreugde hieraan vinden. Borel zou,
geloof ik, in het" boek van Prof. Obbink veel
vinden van wat hij in de boeken van wijlen Prof.
De Groot over China heeft gemist.
In het Hoofdstuk over Palestina is die gevoels
toon goed volgehouden. Bijzonder in de blad
zijden Bijbelsche herinneringen" met zoo een
aardig zinnetje als dit: de fantasie, niet als in
beelding maar i.ls uitbeeldend vermogen." (bldz.
165.)
II
Er is een zeer goed Hoofdstuk over het Zionisme.
oed en toch onpartijdig. Dat wil zeggen: onze
Zionistische vrienden zelve zijn (met ypl recht,
want zij vormen eene partij !) zóó partijdig, dat
zij dezen bekwamen onpartijdigen schrijver zeker
wel weder partijdig zullen vinden. De Zionistische
leiders zijn in een moeilijk parket. Zij weten
natuurlijk zoo goed als iedereen, dat de eerste
vijf jaren noch politiek, noch economisch, aan de
meest bescheiden verwachtingen hebben beant
woord. In 1923 kwamen rond slechts 3400 Joden
meer naar Palestina dan het land metterwoon
verlieten. En het is tamelijk zeker, dat 1924 geen
grooter overschot laten zal. Deze dingen mogen
niet in het openbaar worden gezegd, omdat zij de
finantieele propaganda schaden. In de Zionisti
sche bladen vindt men ze geregeld. Een Zionist
heeft natuurlijk het volste recht partijdig te zijn.
De Jaffapoort met den to:en gedurende het Nebi-musa-feest
De geboortekerk te Bethlehem
Waarvoor is hij anders lid van een partij? Het is
een onrecht, van Zionisten een onpartijdigoordeel
te verlangen over het werk van hun eigen partij.
En het is een dwaasheid hun oordeel ook maar
een oogenblik als onpartijdig te aanvaarden.
Onpartijdige beschouwingen over Palestina
zijn zelden. De meeste schrijvers zijn partijdig:
voor- of tegenstanders van het politieke Zionisme.
Journalisten komen hier dikwijls voor
bladen wier politiek vóór of tegen het
Zionisme is, dikwijls om redenen, die
met het Zionisme niets te maken hebben.
Een goed journalist schrijft natuurlijk
in overeenstemming melde politiek van
zijn blad. Vele reizigers komen hier met
aanbevelingen voor de Zionistische
Commissie of voor den Zionistische!!
Hoogen Commissaris Sir HerbertSamuel,
die hen natuurlijk naar de Zionisten
verwijst. De Nederlandsche consuls te
Jeruzalem en te Jaffa zijn beiden zeer
bekende Zionisten. Dat is geen bezwaar.
Maar ze zijn natuurlijk niet onpartijdig.
Ook de penningmeester van de Zionis
tische Commissie is een Nederlander.
Dat is natuurlijk geen bezwaar. De pen
ningen zijn er niet minder om. Maar
deze penningmeester zou wel een
bovenmenschelijk penningmeester moeten
zijn, wanneer hij tegenover zijn
eigen penningen onpartijdig stond.
De klaagmuur te Jeruzalem
Als ik zoo naga, wat Nederlandsche bezoe
kers, dikwijls na een verblijf van enkele, snelle,
dagen, over Palestina hebben verklaard, dan
moet ik zeggen, dat er nogal wat verschillende
onzin onder loopt. Ik herinner mij eenen bezoeker,
die maar heel kort hier is geweest onder geleide
van den menschelijken penningmeester, en die
daarna verklaarde, dat de Arabieren onbegrijpe
lijk lui zijn en dat de eenige bloeiende plaatsen in
Palestina de Joodsche koloniën zijn. Die verkla
ring is door fle Zionisten overal gepubliceerd en
heeft bij de Arabieren veel ergernis gewekt.
Een van mijn Arabische vrienden zei: Als wij
dan zoo lui zijn, waarom kunnen uw immigranten
dan niet tegen ons op, zonder groote subsidies
van de Zionisten. En als wij ons land niet bewer
ken, waarom klagen de Zionistische bladen dan
zoo voortdurend, dat al het Joodsche geld ten
slotte bij de Arabieren te land komt, voor groen
ten, melk, eieren en kippen?" Mijn Arabische
vriend zeide ook: Een Arabische arbeider heeft
weinig behoefte en die bevredigt hij door zijn eigen
arbeid. Een Zionistische immigrant heeft vele
behoeften. Een gedeelte daarvan wordt gedekt
door de waarde van zijn arbeid en de rest wordt
direct of indirect uit Zionistische fondsen be
taald."
Een ander Nederlandsen bezoeker, die enkele,
snelle dagen, hier is geweest, heeft na zijn terug
komst eene lezing gehouden over wat hij in
Palestina heeft gehoord en gezien. Ach: wat
hooren en zien in Palestina betreft! Sir Wyndham
Deedes, een vroegere staatssecretaris, en een
groot Zionist, zeide eens: Van wat ik zie in
Palestina geloof ik de helft en van wat ik hoor,
geloof ik heelemaal niets."
En misschien is mijn oordeel over de onpartijdig
heid van Prof. Obbink zoo onpartijdig niet, als
ik in mijn partijdigheid denk.
III
Ik heb onder het lezen hier en daar
aanteekeningen gemaakt.
De schrijver zegt, dat Joden stelselmatig van
Joodsche wetgeleerde te Jeruzalem