De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 5 juli pagina 3

5 juli 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 2455 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek De Directie van de Nederlandsche Spoorwegen heeft het noodig geoordeeld het vrouwelijk personeel ook dat op de stations dienst doet mede te deelen, dat het gedurende de uitoefening van den dienst zoo eenvoudig mogelijk gekleed dient te zijn De Directie heeft ter kennis van het vrouwelijk personeel doen brengen, dat ieder van dat personeel, uiterlijk van l Augustus a s. af, verplicht is in dienst een eenvoudig, niet doorzichtig, om den hals sluitend en tot de polsen reikend bovenkleedingstuk te dragen.) l Aug. 1923 l Aug. 1924 NEDERLAND'S ZELFSTANDIGHEIDSPOLITIEK De eeuwenoude strijd tttsschen Frankrijk en Duitschland is nog altijd niet beslecht. Telkens weer word t door heteene land het andere gedeelte lijk geïnvadeerd, verwoest en uitgemoord. Dat is in de 17e en 18e eeuw herhaaldelijk het lot van Duitschland geweest en in de 19e dat van Frank rijk. Men kan echter wel zeggen dat het totaal van de door Frankrijk in den laatsten oorlog geleden schade en ellende veel grooter is dan het geen Duitschland in den loop der eeuwen van Frankrijk heeft ondervonden. Heeft het Fransche bestuur tijdens de Ruhrbezetting fouten gemaakt waardoor noodeloos de geest van verzet in Duitschnationalistische kringen werd aangewakkerd, die fouten zijn menschelijk, hoe betreurenswaardig ook. Het zou een schier bovenmenschelijke prestatie zijn geweest, wanneer de Franschen dadelijk al het leed dat zij hadden geleden, van zich afgezet hadden en alle gevoelens van wraak hadden onder drukt. En zoo heeft men Duitschland vernederd. Dat is altijd fout. De Engelschen gevoelen dat bij instinct. Internationale vernederingen worden veel moeilijker vergeven en vergeten dan materieele schade en financieele lasten die den overwonnene worden opgelegd. Men moet hopen dat ten slotte die elementen in Frankrijk en Duitschland de overhand zullen ?erlangen, die in vergeven en vergeten de eenige ^duurzame oplossing zien. Maar daar is men nog zeer ver van af, en het is die droevige werkelijkheid die wij onder de oogen moeten zien, en waarop Generaal Snijders in zijn jongste redevoering ons heeft willen wijzen. Die redevoering verdient de aandacht, omdat zij werd uitgesproken door een hoogst verdienste lijk man, die door zijn vaderland metondankwerd beloond: het hem door een kleinmoedig bewind tijdens de moeilijkheden van 1918 "opgedrongen ontslag, dat door het grootste gedeelte van ons volk is gevoeld als een onrecht. Dat dit onrecht den generaal niet belet, ook thans in zijn otium cum dignitate j opnieuw voorde veiligheid van het vaderland te pleiten^ maakt hem des te meer achtenswaard ig. De redevoering van generaal Snijders verdient verderde belangstelling omdat hier door een man, wars van allen partijgeest, voor de zooveelste maal aan het Nederlandsche volk wordt voor gehouden, in 's hemels naam rekening te houden met de werkelijkheid, hoe bedroevend die ook : voor alle vrienden van den vrede móge zijn. Misschien heeft Generaal Snijders wat te veel nadruk gelegd op hetgeen men veelal noemt het Fransche imperialisme. Men mag toch niet ver geten dat van het oogenblik af waarop de Amerikaansche Senaat weigerde het tractaat van Versailles te teekenen en den waarborg van Engeland en Amerika voor Frankrijk's veiligheid, dien Wilson en Lloyd George te Parijs hadden beloofd in ruil voor de door generaal Foch verlangde Rijngrens, te erkennen, Frankrijk geen andere keus had, dan zooveel mogelijk uit eigen kracht waarborgen te scheppen. Met het Fransch-Duitsche antagonisme moet vooral een kleine staat als Nederland voortdurend rekening houden. Daarbij komt nog, dat onze positie in een moge lijk later conflict veel gevaarlijker is dan in 1914. Dat conflict kan komen, zoodra beide partijen de gevolgen van het laatste te boven zijn, misschien binnen dertig jaren. Beide partijen hebben Neder land ongemoeid gelaten. Het gevolg daarvan is geweest dat Duitschland den oorlog heeft ver loren. Hadden de Duitsche legers Nederland over rompeld, in plaats van Parijs als hun eerste hoofd doel te nemen, dan zou Duitschland uit de Schelde en onze overige zeegaten het Engeland zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk hebben gemaakt, op zoo groote schaal hulp te verleenen als thans geschied is. Omgekeerd zouden Frankrijk en Engeland of een dier mogendheden, door Neder land snel te veroveren, den oorlog wellicht zeer veel spoediger tot een beslissing hebben gebracht. Dat geen der beide groepen het waagstuk in 1914 heeft aangedurfd, is toe te schrijven aan ons verbeterde leger, maar ook aan tal van bij-omstandigheden en overwegingen, die zoo over-bekend zijn dat het onnooiiig is, ze verder opnieuw te bespreken. En willen wij, naar menschelijke berekening, betrekkelijk veilig zijn, dan moeten wij ons op het standpunt stellen, dat dat complex van omstandigheden in een volgend conflict niet meer zal bestaan. Op dat standpunt hebben Minister van Karnebeek en wijlen Prof. Struycken zich vermoedelijk gesteldv, toen zij als grondbeginsel stelden: de zelfstandigheids-politiek. Maar om die politiek door te zetten, waarbij Nederland, menschelijkerwijs gesproken, niet in conflicten kan worden meegesleurd, moet Nederland, als het wars wil blijven van verbonden of overeenkomsten, wel uitermate sterk zijn. Het moet een stekelvarken zijn, dat niemand kan aanraken, zonder zich te be zeeren. Is het nu mogelijk, van Nederland zulk een stekelvarken te maken? Ik geloof van wel, maar niet door het vasthouden aan ons tegenwoordige legerstelsel. Hoe men het 9ok keert of draait, het Nederlandsche volk haat nu eenmaal wat het noemt: soldaatje-spelen. Wij allen haten: iets doen op commando. Wij zijn dubbel-overgehaalde individualisten. Aan persoonlijken moed ontbreekt het hier absoluut niet. Men moet maar eens vragen aan officieren die in den Atjehoorlog waren, hoe de Hollandsche soldaten vochten. Dat sterk uitgesproken individualisme is een fout, maar ook een deugd,waar wij gebruik van moeten maken. Maar dan ook ten volle. En hèt nieuwste w. a p e n, het vlieg tuig, biedt ons daartoe een ge le ge n hèid, die zich in de geschiedenis nog nooit heeft voorgedaan. Mis schien heeft Generaal Snijders op dit aspect niet genoeg nadruk ge legd in zijne redevoe ring, hoewel het bekend genoeg is, dat hij het vliegwezen een warm hart toedraagt. Wanneer men de / 63.000.000 die ons leger thans kost, voor verreweg het grootste deel, bijv. vier vijfden, ten koste legde aan een luchtvloot, 1) dan zou Nederland inderdaad sterk genoeg kunnen zijn voorde zelfstandigheidspolitiek van Mi nister van Karnebeek. Thans is het dat niet, omdat men ons volk niet begrijpt en er niet ^~~~?~?~~ uithaalt wat er in zit. Die ommekeer kan niet spoedig geschieden. Geleidelijk moet het tegen woordige systeem worden veranderd. Wij kunnen niet in enkele j?ren tijds het grootste gedeelte van ons kader aan den dijk zetten. Dat zou eene onverantwoordelijke ondankbaarheid zijn. Geen enkel wapen eischt zooveel van het individu' als het luchtwapen, en bij geen enkel komt het zoozeer tot zijn recht. Er is geen reden tot kan keren", er is geen gevaar voor muiterij zooals. aan boord van schepen en in legercorpsen. Men verveelt zich nooit. Er is altijd gevaar. Er is het sportieve, frissche element, dat op onze jongens een groote aantrekkingskracht moet litoefenen. En bovenal, de Nederlanders die altijd goede zee vaarders zijn geweest, hebben doorslaande bewij zen geleverd, ook goede luchtvaarders te zijn. Ir» de plaats van een leger dat grootendeels a contre coeur dient, zou men krijgen een corps van vliegeniers, ten allen tijde gereed om de hoofdsteden en verbindingen van wie ons wil overweldigen onmiddellijk met de modernste afgrijselijkheden te bedreigen. Dat klinkt niet prettig voor de pacifisten. Maar laten zij ons dan aantoonen dat wij niet, zooals Generaal Snijders terecht opmerkte, als wij overweldigd worden, honderd maal zooveel zullen hebben te betalen als een goed stelsel van verdediging zou kosten. Den Haag, 25 Juni 1924. H. D u N L o p l Aug. 1925 I) Voor de Ltichtvaartafdeeling is slechts ?2.830.000 uitgetrokken. Voor nonactiviteitswedden, pensioenen enz. is ? 13.750.000 uit getrokken. Voor een betrekkelijk klein corps vliegeniers zou die post later ook veel kleiner worden. Kersen Pralines J Bijzonder; frisschef anöename smaaföl

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl