De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 5 juli pagina 5

5 juli 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND De St. Rombouts te Mechelen. royaal uitgegeven boek waarin bovendien Denijn's Wat zal de beiaard spelen?" is op genomen, de voordracht welke de Meester hield op het Beiaardcongres te Mechelen als een aanwinst voor de populaire klokkenspel-litera tuur is te beschouwen, al staat het in nederiger gewaad verschenen Hollandsche De torens .zingen" door v. d. Ven, in meer dan n opzicht hooger. A. LOOSJES 1) Beiaarden, door E. Hullebroeck. Met eene inleiding van J. Denyn. N.V. De Standaard, Brussel. SPREEKZAAL HET MIDDEN-DAMTERREIN Het zij mij vergund alsnog terug te komen op het in nummer 2448 van Uw blad opgenomen artikel van Prof. Brugmans: Het Midden-Damterrein", waartoe ik door verschillende omstandig heden niet eerder de gelegenheid had. Mijn eerste en voornaamste bezwaar tegen Prof. B's betoog, leidende tot de conclusie dat het M.D.-terrein bebouwd moet worden, is, dat het n.m.b.m. principieel onjuist is, dat over de be stemming van dit in het hart der ..binnenstad" gelegen terrein beschikt wordt, vóórdat eerst het stedebouwkundig probleem dier binnenstad, van welk probleem het Damvraagstuk slechts een, zij het dan ook belangrijk onderdeel vormt, in zijn geheel 1) onder oogen is gezien geworden. Mijn tweede bezwaar: dat door de'voorstanders der bebouwing volgens het thans bestaande ont werp m.i. onvoldoende wordt rekening gehouden met de kansen op een zoodanige toeneming van het Verkeer ter plaatse, dat daardoor op den langen duur ernstige verkeersmoeilijkheden zullen ont staan en dit gebouw dus van den aanvang af ge doemd zal zijn, t.g.t. weer te verdwijnen. Wat eerst het aesthetische argument van prof. B. betreft, nl. de kwestie van het gesloten plein", waarvoor dit zeer groote, hooge gebouw volgens de Raadhuis-Damcomhiissie noodzakelijk zou zijn, zoo zij het mij geoorloofd er aan te herinneren dat ten eerste de Dam feitelijk nimmer een ge sloten plein is geweest, doch verder ook dat andere bouwkundigen van naam als de H.H. Jan Baanders, Ed. Cuyper, Weissman als mede-onderteekenaars van het adres van den heer Wertheim c.s. in Oct. 1921 ter ondersteuning van de motie van het Raadslid Ed. Polak, zich tegen de door de Rh. Damcommissie gegeven oplossing hebben verklaard, (de Hr. Weissman had zich reeds posi tief voor het geheel onbebouwd laten Uitgesproken) dat ook de architecten Kromhout, de Bazel, Walenkamp er niet mede accoord gaan en dat deze laatste heeren zich in diverse couranten artikelen om verschillende redenen tegen het 1) Dus dit hervormingsplan der binnenstad weer in verband met het uitbreidings-plan voor de geheele stad. groote en vóór een kleiner gebouw hebben ver klaard. Wat verder het stedebouwkundige bezwaar betreft dat bij niet-bebouwing de verkeersweg Rokin-Damrak dwars over het Damplein zou gaan, zoo meen ik daartegenover te mogen stellen: \e. dat wanneer werkelijk het ontworpen groote gebouw een ernstige verkeersbelemmering zal kunnen vormen, het toch niet juist zou zijn om, teneinde de kwaal van het voeren van een wegdwarsover het plein te ontgaan, men zou grij pen naar het erge re middelvan het bewust ere eren van een wanneer het gebouw er eenmaal staat onoverkomenlijken verkeershinderpaal, ook omdat 2e. er toch zeker wel middelen bestaan om dat rste bezwaar wél te ondervangen: in Kopen hagen bijv. waarde Vesterbrogadeover Raadhuspladsen gaat heeft men dat gedaan door de vor ming van een soort kom vóór het Raadhuis, andere middelen zijn bijv. terrasvorming,plaatsing van vluchtheuvels, van een monument enz. enz.; 3e. gaat Prof. B. hierbij uit van de m.i. aan vechtbare praemisse, dat het gebouw Industr. Club ten eeuwige dage zal kunnen blijven bestaan. In geval nu vaneen mogelijke amotievan Industria zal de verkeersstroom komende van het 40/50 Meter breede gedempte Rokin (bij niet bebouwen daarvan)dus gaan langsen nietoverhetDamplein, en zich kunnen verdeelen over het (30 plus 12 M. breede) Damrak-Beursstraat. Het gebouw Industria, zooals ontworpen op het Midden-Damterrein, zal werkelijk een ernstige verkeersbelemmering vormen voor het doorgaande verkeer uit richting Rokin, Paleisstraaten Dam rak. Doch wat het ergste is, en hiermee kom ik op mijn in den aanvang genoemde rste, bezwaar: men zal niet eens kunnen berekenen, hóe groot dat verkeer ter plaatse wel zal kunnen worden zoolang men niet het geheele binnenstads-probleem rst onder oogen heeft gezien. Waarbij nog komt dat men in Amsterdam tot nu toe niet over voldoende verkeersstatistieken beschikt. Vrijwel alle zich daarbij voordoende vraagstukken zijn immers nog onopgelost: wat het tracézal moeten zijn van de noodzakelijk te scheppen betere verbindingswegen tusschen het Centrum der binnenstad en het Oosten en het Westen der stad, het al of niet tot stand komen van Station Zuid en welke capaciteit ook in verband daarmee de groote verbindingsweg Noord-Zuid: DamrakRokin-Vijzelstraat op den langen duur zal moeten hebben, op welke pünt(en) de nieuwe verbinding van de beide Y-oevers zal moeten plaats vinden, het grachtenprobleem" in verband met het mogelijke scheppen van nieuwe gebouwenruimte, het voorzien in voldoende standplaatsruimte voor auto's wanneer bij ons het auto-verkeer zich n maal (wij leven immers nu nog volop in de malaise) ook sterk ontwikkeld zal hebben, zooals thans reeds bij onze naburen het geval is; wat de maximum bevolking zal kunnen zijn van het stadsdeel ten N. van het Y dat, hoe meer het zich ontwikkelt,. den Dam weer steeds meer tot een centraal punt in D B H HAAtt Linchroon de Bijenkorf', ffigenstrut 45 Restaurant la Carte. Bekende Keuken Koude en Warme Schotels! Geopend tot 12 uur. de stad zal maken; welk nieuw verkeer het eenmaal sterk vergroote Stadhuis tot zich zal trekken; of men ook in verband hiermee zal kunnen ontkomen aan een verbetering van dezen direct uit het Oosten komenden toegangsweg naar den verkeersmagneet, die de Dam steeds blijven zal en welke toegangsweg bestaat o.a. uit de 7 en 8 meter breede Hoogstraten! Onvoorwaardelijk toejuichen moeten wij het dan ook, dat, toen bij de begrootingsdebatten in Nov. 1923 het Midden-Damterrein ter sprake kwam, de Voorzitter, Wethouder Wibaut, namens het College van B. <& W. heeft toegezegd, dat bij overlegging van het uitbreidingsplan voor GrootAmsterdam alles zal worden overlegd wat noodig is tot juist begrip van het uitbreidingsplan en de verkeersproblemen die daaraan verbonden zijn" Dat echter een dusdanige behandeling van het Damvraagstuk in zijn wérkelijk vollen omvang de noodzakelijkheid of van de nietbebouwing van het terrein, of van een kleiner gebouw 2) dan het thans ontworpene zal aantoonen, daarvan houden, naar ik weet, velen mét mij zich overtuigd ! H. CLEYNDERT AZN (Vanwege de redactie bekort). Mag ik een enkel woord toevoegen aan het be langrijke stuk van den heer Cleyndert? Het is in hoofdzaak de verzekering, dat de argumenten van mijn hoffelijken tegenstander mij volstrekt niet, hebben overtuigd. Uit den aard der zaak waren zij voor mij niet nieuw; indertijd heeft de Raadhuis-Commissie het Damprobleem zeer nauwgezet overwogen en het voor en tegen van de bebouwing van het Damterrein is het onderwerp van een gezette discussie geweest. Destijds en daar is ook b.v. het vraagstuk van-het verkeer onder voorlichting der betrokken hoofdambtenaren ernstig onder de oogen gezien; maar juist om het verkeer in vaste banen te leiden bleek de bebouwing van het terrein een beter op lossing te geven dan de niet-bebouwing. Natuurlijk was dat niet het eenige en ook misschien niet het sterkste argument, al was het van groote beteekenis. Voor mij althans was het hoofdargument dat van gesloten bebouwing en het daardoor afgesloten stadsbeeld. Juist hierin sta ik zoo beslist mogelijk tegenover den heer Cleyndert. Hoe hij kan zeggen, dat de Dam nooit een gesloten plein is geweest, kan ik niet begrijpen; wist ik niet, dat het onnoodig was, ik zou mijn geachte wederpartij willen aanraden de oude tallooze prenten en schilderijen van den Dam eens te bezien. Het is juist mijn grief tegen de niet-bebouwing, dat daardoor een open, rommelig, niet afgesloten plein zou ontstaan, dat geen eenheid zou vormen en waaraan dus alle bekoring zou ontbreken. Natuurlijk ben ik het met den heer Cleyndert eens, dat de kwestie van het midden-Damterrein niet op zichzelf staat, maar een onderdeel is van het groote probleem der oude stad. De Raadhuis-Dam-Commissie was van geen andere meening, maar haar mandaat was tot dit vraagstuk beperkt. Maar is het niet te vreezen, dat ook hier weer het betere de vijand zou zijn van het goede? Inderdaad is het wel zeker, dat, als de vraag van het midden-Damterrein wordt gekoppeld aan het geheele groote stadsprobleem, onze klein kinderen nog den poel aan den Dam zullen ge nieten. Principieel staat de heer Cleyndert natuur lijk zeer sterk op dit punt; maar of hij praktisch is, is voor mij althans geen vraag. Hoe lang spookt niet reeds het denkbeeld van den grooten boule vard dwars door Amsterdam door de hoofden en harten. De laatste manifesteering daarvan vinden wij thans in het artikel van den heer Cleyndert. Ik ben daarvoor erkentelijk, omdat het mij de wel kome gelegenheid gaf mijn standpunt kortelijk nog toe te lichten. Maar overtuigen zullen wij el kander wel niet. H. BRUGMANS 2) Men weet dat na het in 1910 door de Raadh.Damcommissie ingediende plan het gebouw in ontwerp reeds tweemaal verkleind is moeten worden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl