Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
De St. Rombouts te Mechelen.
royaal uitgegeven boek waarin bovendien
Denijn's Wat zal de beiaard spelen?" is op
genomen, de voordracht welke de Meester hield
op het Beiaardcongres te Mechelen als een
aanwinst voor de populaire klokkenspel-litera
tuur is te beschouwen, al staat het in nederiger
gewaad verschenen Hollandsche De torens
.zingen" door v. d. Ven, in meer dan n opzicht
hooger.
A. LOOSJES
1) Beiaarden, door E. Hullebroeck. Met eene
inleiding van J. Denyn. N.V. De Standaard,
Brussel.
SPREEKZAAL
HET MIDDEN-DAMTERREIN
Het zij mij vergund alsnog terug te komen
op het in nummer 2448 van Uw blad opgenomen
artikel van Prof. Brugmans: Het
Midden-Damterrein", waartoe ik door verschillende omstandig
heden niet eerder de gelegenheid had.
Mijn eerste en voornaamste bezwaar tegen
Prof. B's betoog, leidende tot de conclusie dat het
M.D.-terrein bebouwd moet worden, is, dat het
n.m.b.m. principieel onjuist is, dat over de be
stemming van dit in het hart der ..binnenstad"
gelegen terrein beschikt wordt, vóórdat eerst het
stedebouwkundig probleem dier binnenstad, van
welk probleem het Damvraagstuk slechts een, zij
het dan ook belangrijk onderdeel vormt, in zijn
geheel 1) onder oogen is gezien geworden.
Mijn tweede bezwaar: dat door de'voorstanders
der bebouwing volgens het thans bestaande ont
werp m.i. onvoldoende wordt rekening gehouden
met de kansen op een zoodanige toeneming van
het Verkeer ter plaatse, dat daardoor op den langen
duur ernstige verkeersmoeilijkheden zullen ont
staan en dit gebouw dus van den aanvang af ge
doemd zal zijn, t.g.t. weer te verdwijnen.
Wat eerst het aesthetische argument van prof. B.
betreft, nl. de kwestie van het gesloten plein",
waarvoor dit zeer groote, hooge gebouw volgens de
Raadhuis-Damcomhiissie noodzakelijk zou zijn,
zoo zij het mij geoorloofd er aan te herinneren
dat ten eerste de Dam feitelijk nimmer een ge
sloten plein is geweest, doch verder ook dat andere
bouwkundigen van naam als de H.H. Jan
Baanders, Ed. Cuyper, Weissman als
mede-onderteekenaars van het adres van den heer Wertheim c.s.
in Oct. 1921 ter ondersteuning van de motie van
het Raadslid Ed. Polak, zich tegen de door de
Rh. Damcommissie gegeven oplossing hebben
verklaard, (de Hr. Weissman had zich reeds posi
tief voor het geheel onbebouwd laten Uitgesproken)
dat ook de architecten Kromhout, de Bazel,
Walenkamp er niet mede accoord gaan en dat
deze laatste heeren zich in diverse couranten
artikelen om verschillende redenen tegen het
1) Dus dit hervormingsplan der binnenstad weer
in verband met het uitbreidings-plan voor de
geheele stad.
groote en vóór een kleiner gebouw hebben ver
klaard.
Wat verder het stedebouwkundige bezwaar
betreft dat bij niet-bebouwing de verkeersweg
Rokin-Damrak dwars over het Damplein zou
gaan, zoo meen ik daartegenover te mogen stellen:
\e. dat wanneer werkelijk het ontworpen
groote gebouw een ernstige verkeersbelemmering
zal kunnen vormen, het toch niet juist zou zijn
om, teneinde de kwaal van het voeren van een
wegdwarsover het plein te ontgaan, men zou grij
pen naar het erge re middelvan het bewust ere eren
van een wanneer het gebouw er eenmaal staat
onoverkomenlijken verkeershinderpaal, ook
omdat
2e. er toch zeker wel middelen bestaan om dat
rste bezwaar wél te ondervangen: in Kopen
hagen bijv. waarde Vesterbrogadeover
Raadhuspladsen gaat heeft men dat gedaan door de vor
ming van een soort kom vóór het Raadhuis,
andere middelen zijn bijv. terrasvorming,plaatsing
van vluchtheuvels, van een monument enz. enz.;
3e. gaat Prof. B. hierbij uit van de m.i. aan
vechtbare praemisse, dat het gebouw Industr.
Club ten eeuwige dage zal kunnen blijven bestaan.
In geval nu vaneen mogelijke amotievan Industria
zal de verkeersstroom komende van het 40/50
Meter breede gedempte Rokin (bij niet bebouwen
daarvan)dus gaan langsen nietoverhetDamplein,
en zich kunnen verdeelen over het (30 plus 12 M.
breede) Damrak-Beursstraat.
Het gebouw Industria, zooals ontworpen op
het Midden-Damterrein, zal werkelijk een ernstige
verkeersbelemmering vormen voor het doorgaande
verkeer uit richting Rokin, Paleisstraaten Dam rak.
Doch wat het ergste is, en hiermee kom ik
op mijn in den aanvang genoemde rste, bezwaar:
men zal niet eens kunnen berekenen, hóe groot
dat verkeer ter plaatse wel zal kunnen worden
zoolang men niet het geheele
binnenstads-probleem rst onder oogen heeft gezien. Waarbij
nog komt dat men in Amsterdam tot nu toe niet
over voldoende verkeersstatistieken beschikt.
Vrijwel alle zich daarbij voordoende vraagstukken
zijn immers nog onopgelost: wat het tracézal
moeten zijn van de noodzakelijk te scheppen
betere verbindingswegen tusschen het Centrum der
binnenstad en het Oosten en het Westen der stad,
het al of niet tot stand komen van Station Zuid
en welke capaciteit ook in verband daarmee de
groote verbindingsweg Noord-Zuid:
DamrakRokin-Vijzelstraat op den langen duur zal moeten
hebben, op welke pünt(en) de nieuwe verbinding
van de beide Y-oevers zal moeten plaats vinden,
het grachtenprobleem" in verband met het
mogelijke scheppen van nieuwe gebouwenruimte,
het voorzien in voldoende standplaatsruimte voor
auto's wanneer bij ons het auto-verkeer zich n
maal (wij leven immers nu nog volop in de malaise)
ook sterk ontwikkeld zal hebben, zooals thans reeds
bij onze naburen het geval is; wat de maximum
bevolking zal kunnen zijn van het stadsdeel ten
N. van het Y dat, hoe meer het zich ontwikkelt,.
den Dam weer steeds meer tot een centraal punt in
D B H HAAtt
Linchroon de Bijenkorf', ffigenstrut 45
Restaurant la Carte. Bekende Keuken
Koude en Warme Schotels! Geopend tot 12 uur.
de stad zal maken; welk nieuw verkeer het
eenmaal sterk vergroote Stadhuis tot zich zal
trekken; of men ook in verband hiermee zal kunnen
ontkomen aan een verbetering van dezen direct
uit het Oosten komenden toegangsweg naar den
verkeersmagneet, die de Dam steeds blijven zal
en welke toegangsweg bestaat o.a. uit de 7 en 8
meter breede Hoogstraten!
Onvoorwaardelijk toejuichen moeten wij het
dan ook, dat, toen bij de begrootingsdebatten in
Nov. 1923 het Midden-Damterrein ter sprake
kwam, de Voorzitter, Wethouder Wibaut, namens
het College van B. <& W. heeft toegezegd, dat bij
overlegging van het uitbreidingsplan voor
GrootAmsterdam alles zal worden overlegd wat noodig
is tot juist begrip van het uitbreidingsplan en de
verkeersproblemen die daaraan verbonden zijn"
Dat echter een dusdanige behandeling van
het Damvraagstuk in zijn wérkelijk vollen
omvang de noodzakelijkheid of van de
nietbebouwing van het terrein, of van een kleiner
gebouw 2) dan het thans ontworpene zal
aantoonen, daarvan houden, naar ik weet, velen mét
mij zich overtuigd !
H. CLEYNDERT AZN
(Vanwege de redactie bekort).
Mag ik een enkel woord toevoegen aan het be
langrijke stuk van den heer Cleyndert? Het is in
hoofdzaak de verzekering, dat de argumenten van
mijn hoffelijken tegenstander mij volstrekt niet,
hebben overtuigd.
Uit den aard der zaak waren zij voor mij niet
nieuw; indertijd heeft de Raadhuis-Commissie
het Damprobleem zeer nauwgezet overwogen en
het voor en tegen van de bebouwing van het
Damterrein is het onderwerp van een gezette discussie
geweest. Destijds en daar is ook b.v. het vraagstuk
van-het verkeer onder voorlichting der betrokken
hoofdambtenaren ernstig onder de oogen gezien;
maar juist om het verkeer in vaste banen te leiden
bleek de bebouwing van het terrein een beter op
lossing te geven dan de niet-bebouwing. Natuurlijk
was dat niet het eenige en ook misschien niet het
sterkste argument, al was het van groote beteekenis.
Voor mij althans was het hoofdargument dat van
gesloten bebouwing en het daardoor afgesloten
stadsbeeld. Juist hierin sta ik zoo beslist mogelijk
tegenover den heer Cleyndert. Hoe hij kan zeggen,
dat de Dam nooit een gesloten plein is geweest,
kan ik niet begrijpen; wist ik niet, dat het
onnoodig was, ik zou mijn geachte wederpartij willen
aanraden de oude tallooze prenten en schilderijen
van den Dam eens te bezien.
Het is juist mijn grief tegen de niet-bebouwing,
dat daardoor een open, rommelig, niet afgesloten
plein zou ontstaan, dat geen eenheid zou vormen
en waaraan dus alle bekoring zou ontbreken.
Natuurlijk ben ik het met den heer Cleyndert eens,
dat de kwestie van het midden-Damterrein niet
op zichzelf staat, maar een onderdeel is van het
groote probleem der oude stad.
De Raadhuis-Dam-Commissie was van geen
andere meening, maar haar mandaat was tot dit
vraagstuk beperkt. Maar is het niet te vreezen,
dat ook hier weer het betere de vijand zou zijn
van het goede?
Inderdaad is het wel zeker, dat, als de vraag
van het midden-Damterrein wordt gekoppeld
aan het geheele groote stadsprobleem, onze klein
kinderen nog den poel aan den Dam zullen ge
nieten. Principieel staat de heer Cleyndert natuur
lijk zeer sterk op dit punt; maar of hij praktisch
is, is voor mij althans geen vraag. Hoe lang spookt
niet reeds het denkbeeld van den grooten boule
vard dwars door Amsterdam door de hoofden en
harten. De laatste manifesteering daarvan vinden
wij thans in het artikel van den heer Cleyndert.
Ik ben daarvoor erkentelijk, omdat het mij de wel
kome gelegenheid gaf mijn standpunt kortelijk
nog toe te lichten. Maar overtuigen zullen wij el
kander wel niet.
H. BRUGMANS
2) Men weet dat na het in 1910 door de
Raadh.Damcommissie ingediende plan het gebouw in
ontwerp reeds tweemaal verkleind is moeten
worden.