De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 5 juli pagina 9

5 juli 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2455 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Nieuwe Fransche Boeken G. DUHAMEL, Deux hommes, Mercure, 1924. Het boek behelst de geschiedenis van een vriendschap tusschen twee mannen. Beiden zijn zeer, soms te gevoelig. Daardoor laten zij de vriendschap wel eens boven den trots gaan. Zij zijn weinig mannelijk. Ik had mij misschien niet zoo kunnen vernederen terwille van een vriend schap. Hun vriendschap lijkt liefde. De een is practisch en oppervlakkig, gemoede lijk, gezond. Hij heeft la bonne technique". Hij is: n kant van Duhamel's wezen. De ander is onevenwichtig, omdat hij alle vragen stelt van den wijsgeer en alle zielsbehoeften heeft van den kunstenaar, maar noch kunstenaar is noch wijs geer. Het is de Salavin van Confession de minuit, die, bijvoorbeeld, in déchéance" douceur" vindt. (Cf. dit blad 29 Jan. 1921). Tusschen hen geschiedt een drama. Een drama louter van innerlijkheden. Er gebeurt niets. D.i. er gebeurt iets kapitaals: gemoedstoestanden wisselen, botsen. Het is geestig, humoristisch, hartelijk. Het is boeiend door afwisseling van toon. De een is gelukkig en toont het argeloos. Dat is den ander te veel. Je te dois tont" zegt hij. Comment as-tüpu t'arranger pour me mettre dans une situation pareille !" In dit ongewoon verwijt {toch zoo menschelijk) culmineert het drama. Er zijn twee vrouwen: Clémentine, de practische, beredderende, wijselijk wachtende; Marguerite, de goede, toegewijde. Deze figuren leven. Het boek gaat diep. Het is vroolijk, maar ook ontroerend. En het zegt ons: vriendschap is kostbaar maar teer. Het is een verrukkend gevoel, maar nooit volstrekt. Als de liefde. En een der vrienden geeft altijd minder dan de andere. En de waardigheid lijdt schade. Er is iets romantisch in, gemengd met goed psychologisch realisme (misschien niet volkomen vermengd ?) ANDRËGIDE, Souvenirs de la Cour d'Assises, N.R.F, 1924 (herdruk). Goede reportage. Ja, het is zonderling dat de jury dikwijls zulke domme leden kan tellen, maar ook, dat de vragen die de rechtbank hun voorlegt, er soms op ingericht schijnen, om zelfs intelligente jurés" in verwarring te brengen. Er behoorde iets aan gedaan te worden. Het boek was voor 't eerst verschenen in 1913. Dezelfde, Incidences, N.R.F., 1924. Opstellen, dagboekbladen, critieken, meditaties: alles bekoorlijk en tevens diepgaand: eenig ander woord ware onrechtvaardig. Gide is een essayist en criticus van eerste waarde. De meeste romans van Gide schat ik lager, zooals men kan weten (vgl. dit blad 4 Aug. 1923). Het bladerend-lézen in Incidences is een fijne vreugde. Persoonlijk verheugde ik mij Ie om de stille peinzing, van geestigheid doorschoten, die ik in Gide aanwezig voelde; 2e omdat ik het dikwijls met hem eens was. Bij voorbeeld: a) Barrès, zegt hij, is vooral groot, en van blijvende grootte, in zijn lyrisch proza (Amateur d'dmes e.d.), terwijl eenige zijner politieke romans niet meer dan ephemere daden geweest zijn. b) De Turken worden in Frankrijk overschat. Gide's dagboeknotities over den Levant zijn voortreffelijk. Riante mer oüles dauphins exultent," schrijft hij bij het verlaten van Constantinopel; ik las dat en herzag op eens met geest drift het indigo-en-wit van die zeeën. c)De Europeesche geest dien wij thans hebben aan te kweeken mag geen vlak internationalisme zijn: een natie moet eerst volkomen zichzelf worden, dan pas is het iets waard, dat zij zich aan een grooter geheel geeft, pp te merken, dat hetzelfde geldt voor den enkeling en een groot geheel. Anderen zullen weer andere genieting beleven van dit harmonieuze proza en zijn rijken inhoud. J. COPEAU (de directeur van het VieuxColombier), La maison natale, drame en 3 actes, N.R.F., 1923. Dichterlijkheid en avontuur kan den mensch niet altijd bevredigen. Het tegendeel: practische redelijkheid, ook niet. Maar beide zijn machtig over ons hart. De strijd tusschen beide duurt eeuwig. Zoo is het leven. Een sober en edel drama. R. MARTIN DU GARD, Les Thibault, d In l tot 4, N.R.F., 1922?23. Van de 8 of 10 deelen, die dit Werk zal tellen, zijn er 4 verschenen. Daardoor zou ieder definitief oordeel voorbarig zijn. De schrijver is ten opzichte van zijn personen zooveel mogelijk onpartijdig. Hij verklaart bijna nooit hun karakter, maar demonstreert het aan woorden en daden. Hij kiest en schikt deze zoo handig, dat de personen schijnen te leven. Dit levert den lezer een innig genoegen, van de soort die hij b.v. ook bij Balzac en Flaubert vindt. Nieuwer is: Ie dat de personen voor een deel tot een katholiek, voor een ander deel tot een protestantsch milieu behooren; dat ze daarin om zoo te zeggen baden; dat de onmiskenbare wer king, die het milieu op hen oefent, hen desondanks niet tot poppen maakt; dat de schrijver tusschen katholieke en protestantsche mentaliteit geen verschil in waarde ziet (men herinnere zich hier Gide; maar deze schept zelden levende figuren); 2e dat de psyche van rijpende jongens (13 tot 20 jaar) in deel l en 2 met Werkelijk onvergelijkelijke scherpzinnigheid doorgrond is. Deel l en 2 zijn in dit opzicht overvol van onschatbare gegevens, verwerkt tot de waarste levensbeelden. De schrijver heeft een uitgebreide ervaring van het uiterlijk leven der menschheid en in hem zelf is ongewoon veel omgegaan. Zijn 3e en 4e deel zijn minder: soms vrij alledaagsche romannetjes, soms ook weer heel goed door diepte van psychologie en kracht van emotie. Er is in n figuur iets dat kinderachtig-roman tisch, zelfs melodramatisch schijnt (Rachel), maar misschien zal dit door het vervolg gerechtvaardigd worden. De personen zijn talrijk en bijna altijd ongemeen belangwekkend, zoo mannen als vrou wen. Het meest benieuwd ben ik naar de verdere lotgevallen van Jacques Thibault, die vermoedelijk veel van den schrijver zelf heeft, en die een kunste naar zal moeten worden. Er zijn personen waar ik van houd, andere die ik verfoei: wonderlijke gaaf toch, den lezer zoo iets in te boezemen. J. COCTEAU, Le Grand Ecart, Stock, 1923. Neen, neen, daarover zal ik me niet warm maken. Men roemt het, en noemt hem een ver nieuwer. Maar wat is een schrijver van nu 33 jaar waard, als hij begonnen is, alle grooten na te loopen, dadaïst werd, klassiek later, en nu een romannetje uitgeeft dat aan de GiraudouxMorand-mode offert? Geestige" gezegden, ge zochte vergelijkingen, een verhaaltje dat het pretleven van Parijs voor ons neerkrabbelt en daarin een jongen zet, die op school had moeten zitten, maar om een mislukte minnarij tot een mislukten zelfmoord geraakt: dat is alles. Voeg erbij: eenige werkelijke geestigheden, een droogkomischen toon, een grappig tooneel (de verliefdentwist over Gall, amant de Ia reine) en ge zijt rechtvaardig. Maar niet minder zult ge dit zijn, door den laatsten zin van het boek op Cocteau zelf van toepassing te verklaren: 11 savait bien que pour vivre sur terre il faut en suivre les modes et Ie coeur ne s'y porte plus." 't Is waar ook: mis schien is Cocteau wel expres zoo geëindigd, om den lezer bij voorbaat te tarten. Dezelfde, Thomas l'imposteur, N.R.F., 1923. En toch, dit is beter. Ik laat het over Le Grand Ecart gezegde staan, omdat een eerste indruk waarde kan hebben, maar ik begin in Cocteau iets te zien. Thomas l'imposteur oorlogsge schiedenis is minder gezocht van stijl. L'impos teur is een beminnelijk en onschuldig mystificator, die, altijd van nature behagend, wint bij een ieder, die nooit ernstig schijnt en niets nastreeft, maar.. die tenslotte door roekelooze dapperheid sneuvelt zoo goed als de beste soldaat. Een mystificator die misschien graag meer zou worden, als hij een reden kende om t^ leven. Zai Cocteau, de .-peler met het leven en met de kunst, eenmaal zelf zulk een reden vinden? E. BOULAN, Francais Hemsterhuls, Ie Socrate /Y0//anda;'s,Groningen,Noordhoff, en Parijs, Arnette, 1924. Geprezen door Goethe, Herder, Jacobi, Mme de Staël, medestander van Montesquieu, voorloopei in n opzicht van Kant, bestrijder van het atheïs me zijner dagen, zou de Nederlandsche wijsgeer Frangois Hemsterhuis (1721?90) eigenlijk meer be roemd moeten zijn. Hij schreef, in het Fransch, een aantal verhandelingen en dialogen die de lezing, en schiep een theorie van het schoone die de over denking nog verdienen. Etnile Boulan, de bekende en populaire, Uit Frankrijk geboortige lector aan de Groningsche universiteit, heeft aanspraak op onze dankbaar heid Wegens het schrijven van een werkje over deze ten onrechte eenigszins vergeten figuur. Een luchtigen toon weet hij te vereenigen met degelijk heid van documentatie en waarlijk hier en daar met diepzinnigheid. Hij citeert zeer interessante stukken uit Hemsterhuis' werken en uit sommige onuitgegeven brieven. Aan het eind drukt hij zelfs een, eveneens onuitgegeven dialoog van Hemster huis af,van anti-militaristische strekking. Boulan's eigen meeningen blz. 85 (over atheïsme) en 90?91 (over solidariteit) zijn o.a. zeer verdienstelijk. Tamelijk duidelijk beeldt hij den mensch Hem sterhuis; het gelukkigst echter is hij in de bespre king van het werk. Men kan slechts betreuren dat de heer Boulan geen eigen schrijfstijl schijnt te bezitten; hij causeert ook in geschrifte. En zijn causaie-stijl doet zeker als vroolijk, maar niet altijd als keurig aan. Eén voorbeeld ten bewijze: is hij het met zijn auteur niet eens, dan breekt hij zijn citast af met den uitroep: Patatras." Ook van som mige door 't gebruik, sindslang glimmend ge worden aanhalingen uit klassieken kan hij niet afblijven. Dit doet echter aan de groote verdienste van het boekje niet veel af. Het komt te gelegener tijd, het kan een gezond internationalisme en pacifisme ten goede komen. Met blijkbare instemming neemt Boulan dezen zin van Fénelon over: Chtcun doit incomparablement plus au genre humain, qui est la grande patrie, qu'a la patrie particu liere dont il est né." JO HANNES TlELROOY DE OMKEER IN HET STUDENTENLEVEN Met verontwaardiging las ik het stuk van Leo Leclercq, een persiflage op het eerlijk en ern stig bedoeld boek van Dr. Brom: De omkeer in het studentenleven !" Laten we toch ronduit zeggen dat het verheer lijkte studententype was, wat Dr. Brom met an dere woorden noemt, een jongmensch dat leefde op z'n ouders zak, ten koste soms van andere kinderen uit het gezin, vooral van zijn zusters, een jongen die de vaak zuur verdiende studietoe lage voor een groot deel opmaakte aan dranken met minderwaardige vrouwen. Gold voor zulke types niet steeds de dubbele moraal, hadden zij als ideaal later rein in 't huwelijk te treden, even als zij dit verlangden van hun aanstaande vrouw? Laten we toch dankbaar erkennen dat 't goed is als Dr. Brom zoo ongezouten de waarheid zegt en het kind bij den naam durft noemen. Weg met de dubbele moraal en weg met het denkbeeld dat fuiven tot flinke mannen en staats burgers stempelt. En dergelijke levensopvatting heeft menig jongmensch in korten tijd gemaakt tot een verloopen type. B. E. S E Y N?E VEN WEL (Vanwege de redactie verkort) Zooeven verschenen: IS. QUERIDO MUZIEK EEN KEUR VAN PROZA Prijs ingen. f 1 20; in linnen f 1.75; In leder f 325; in suède f 3.75 Uitgave EM. QUERIDO - A'dam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl