Historisch Archief 1877-1940
DE AMSfERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
«fel
'p
l.
J"!
l*
f
>?
trale beteekenis, die het meer dan een halve eeuw
in het geestelijk leven van Amsterdam heeft be
zeten. In 1878 schrijft Martin Kalff nog op min
?of meer ironischen toon over den toenmaligen
staat van Felix Meritis. Hij zegt o.a.: De toon,
welke bij de muziekuitvoeringen heerscht, is de
stijf-deftige. Trouwens, de geheele stichting schijnt
te zijn voorbestemd geweest om die vervelende
stroefheid, waarin onze handels- en geldmenschen
de hoogste uitdrukking van welgemanierdheid
2ien, te handhaven." Intusschen heeft men niet
lang daarna begrepen, dat het beter is te
liquideeren dan aan verval van krachten te sterven.
Dat is in 1889 gebeurd. De verzamelingen werden
bestemd voor die stichtingen, waar zij het best
voegden; de boekerij kwam aan de universiteits
bibliotheek; de schilderijen gingen als eigendom
der stad naar het rijksmuseum; daar kan men
nog altijd het befaamde Gebed zonder End, van
Nicolaas Maes bewonderen.
Met het gebouw ging het minder voorspoedig.
Wel is de oude indeeling in hoofdzaak behouden,
maar alles wat het interieur aantrekkelijk maakte,
is er uit verdwenen. Het huis werd en wordt ge
bruikt voor kantoren en bergplaatsen; ook is in
de groote concertzaal een drukkerij geplaatst. Wij
doen niemand van de tegenwoordige gebruikers
onrecht, wanneer wij dezen toestand onwaardig
vinden voor het oude en wijdbefaamde Felix
Meritis.
H. BRUGMANS
PERSOONLIJKE HERINNERIN
GEN AAN Dr. JACOB ISRAËL
DE HAAN
Herhaaldelijk had Frederik van Eeden tot
mij gezegd: ik wilde toch zoo graag dat jij eens
kennis maakte met Jaapie de Haan", waarop
ik antwoordde: och, ik ken al zooveel menschen,
dat ik daaraan nou heusch niet de minste be
hoefte heb".
En toch zou het gebeuren ! Op den jaardag
van dr. van Eeden in 1915 zaten wij aan de
koffie taf e l op Walden en zei de jarige met iets
triomfantelijks in zijn stem: Jaapie komt óók
van middag!" Nu de ontmoeting zoo onver
wacht en spoedig zou gebeuren, begon ik toch
wel wat nieuwsgierig te worden en werd mijn
belangstelling mjn of meer gewekt.
Om 3 uur kwam Jaapie", Wij werden hoffelijk
aan elkaar voorgesteld en daarbij bleef het!
Jaapie" was dadelijk in druk gesprek met van
Eeden, waarvan ik de eene helft niet verstond
en de andere helft niet begreep; van mij nam
hij niet de minste notitie ! Aan tafel zaten wij naast
elkaar en Wisselden enkele, zeer vormlijke woorden.
De beteekenis van onze kennismaking drong
niet tot mij door en ik kan niet ontkennen dat
mijn ijdelheid een flinken knauw kreeg!
Na tafel, bij de thee, terwijl Jaap de Haan
duchtig aan het stoeien was met de beide zoontjes
van van Eeden, verzocht de gastheer mij wat te
spelen. M'n lichte ergernis met moeite onderdruk
kend, zette ik mij aan den vleugel en speelde de
derde sonate van Beethoven. Reeds bij de eerste
paar maten voelde ik contact en het innig-m
lancholieke Adagio hoorde Jaap aan met gesloten
oogen, leunend op den vleugel. Toen ik gespeeld
had, was hij de eenige, die geen woord tot mij zei.
Om 9 uur kwam het rijtuig, dat mij naar den trein
zou brengen. Jaap, die plan had tot den laatsten
trein op Walden te blijven, greep op eens zijn
hoed en riep: ik ga met haar terug naar Amster
dam" !
In den trein begon hij te ontdooien en vertelde
mij op de boeiendste wijze van zijn reis in
Rusland, van al wat hij daar had ondervonden
en wat hij daarover had geschreven.
Dit was het begin van onze hechte vriendschap !
Wij zagen elkaar veel, bij hem of bij mij thuis,
en steeds bewonderde ik het sprudelnde van zijn
praten; als hij op dreef was fonkelde het van
geestigheid.
Wij waren b.v. eens in een gezelschap waar
eene dame was, niet jong meer, die hoog op gaf,
dat zij nog door heel jonge mannen werd geado
reerd, waarop Jaap zei met z'n fijne stem: Zeg..
waren dat blagen of is het blague?"
Als paedagoog stond hij buitengewoon hoog;
hij had vaak op n dag 12 re petenten en was
overgelukkig als zij geslaagd waren.
Hij werd ook wel eens driftig in de lessen en
ik hoorde hem eens zeggen, toen ik bij zijn vrouw
in de andere kamer was : Meneer, zoudt u het
slapen niet liever uitstellen tot 's nachts ?"
Toen hij privaat-docent in de wetenschap der
rechtssignifica was geworden, wilde ik gaarne
zijn colleges volgen, maar aarzelde omdat dit
zoo geheel buiten" mijn sfeer lag. Ik ben toch ge
gaan en hij doceerde zóó duidelijk, zóó klaar,
dat het mij was of hij een, mij zeer vertrouwd,
onderwerp behandelde.
J. I. DE HAAN
Het laatste jaar dat hij in Holland was, kwam
hij bijna dagelijks bij mij en vaak gebeurde het,
dat hij 's avonds laat, als hij zijn brieven gepost
had, in gezelschap van Woesje, zijn witte poes,
nog even aanliep. Dan mijmerde hij over een regel
of een woord voor een vers dat niet vlotten wilde
en vroeg mij de derde sonate" te spelen; met
de handen voor zijn oogen luisterde hij en steeds
gaf het onvolprezen Adagio hem rust de rust
die hem dan den ontbrekenden schakel bracht.
Zoo vulden muziek en dichtkunst elkaar aan !
Zijn opvatting van vriendschap, de trouw
aan zijn vrienden, voerde hij op tot het aller
hoogste ! Gemakkelijk was zijn karakter niet!
Hij zag recht als recht en onrecht als onrecht.
Onrecht als recht beschouwsn bestond niet
bij hem en waar dit voorkwam laaide alles in
hem op en werd hij, die het tegengestelde van
diplomaat was, fel en vlijm-scherp. Hij kon niet
anders en hij moest wel botsen tegen de Maat
schappij !
Hoe was hij onder den invloed van de ver
schrikkingen van den oorlog! Hij kon het niet
dragen en toen was het, dat zijn ziel gevlucht is
naar den Godsdienst.
Het voortdurend repeteeren in de Joodsche
gebeden van het gaan naar Jeruzalem", vooral
in de twee eerste Seideravonden (Paaschfeest)
het toekomende jaar in Jeruzalem", maakte
hem ongedurig, en hij zei dan: wat helpt het
bidden, als wij aan de vervulling niet medewerken".
Toen is het gaan woelen bij hem en kregen zijn
illusies, zijn idealen den vasten vorm: het gaan
naar Jeruzalem".
Zoodra de vrede ge teekend was en het reizen
wér mogelijk werd, is hij gegaan ! Hoe zwaar
viel hem de scheiding van zijn vrouw, die hij
liefhad in grenzenlooze vereering, van zijn familie,
van zijn vrienden, van zijn land, van zijn stad !
Hij beschouwde het als roeping om dit alles ten
offer te brengen voor zijn volk.
In Jeruzalem voelde hij zich al spoedig verlaten
en eenzaam. De vele misstanden, die hij daar zag,
(die hij beschreef in zijn feuilletons in het Handels
blad) brachten hem een bittere ontgoocheling en
vewijderden hem van de Zionisten.
Hoe hevig zijn verlangen, zijn heimwee naar
Holland was.... ik citeer eenige van zijn pas
verschenen kwatrijnen:
Avond.
Wanneer het niet meer dag en nog geen nacht is,
Voordat de sterren aan den hemel staan,
Wanneer de wind zóó wonderzoet en zacht is,
Laat ik mijne droomen naar Holland gaan.
Holland.
Moest ik Holland, onrustig, eerst verlaten
Om te weten, hoe rijk en schoon het is?
Onrustig hier, herdenk ik in de maten
Van mijn lied mijn machteloos gemis.
Onrust.
Die te Amsterdam vaak zei: Jeruzalem",
En naar Jeruzalem gedreven kwam,
Hij zegt met een mijmrende stem:
Amsterdam. Amsterdam".
Aan alle vrienden.
O schrijft mij dikwijls uit Holland een brief,
Gij zijt zoo ver en ik ben zóó alleen.
Meer dan ik dacht heb ik u allen lief.
Meer dan gij weet is het, dat ik hier meen.
Heimwee.
Ach: alles wat ik nog verlang,
Is moe van drift en moe van drang,
Moede van winst en moe van derven
In Holland leven en in Holland sterven.
PATRAM
Hoe spreekt zijn desillusie in Jeruzalem uit
deze kwatrijnen:
Jeruzalem.
Ik proef in mijn mond de trekken van 't lijden,
Die mijn Moeder vaak om haar lippen had
Neen: 't Leven is mij geen hoop en verblijden
In ons Land en in onze Stad.
Wanhoop.
Dat mijn ziel door vreugd en wroeging geteisterd
Verlangde naar Jeruzalem en rust,
En dat ik hier, gehavend en ontheisterd,
Verbrand van wanhoop, die de Dood slechts bluscht.
Gepijnigd hart.
Iedere hartslag doet mij pijn.
En hoeveel slagen gaan er in een leven?
Ik heb te veel genomen en te veel gegeven.
Wat zal het einde zijn?
Kwatrijnen.
Die na mij komen, lezen mijn kwatrijnen.
Zij zullen sidderen, als zij verstaan.
Met welk een marteling van hartepijnen
Ik zingend door het Leven ben gegaan.
Deze rijk-begaafde, fijn-besnaarde mensch is
op laaghartige wijze vermoord, vlak voor zijn
weerzien van Europa waarnaar hij zoo innig
verlangde !
Heeft de misdadiger, die sluipmoordenaar, geen
oogenblik er aan gedacht, dat hij niet allén zijn
slachtoffer heeft getroffen, maar heel zijn volk
met bloed heeft bevlekt?
De volgende woorden neem ik over uit het
sympathieke artikel van Mr. I. P.(rins) in het
Joodsche weekblad de Vrijdagavond" :
Wie is de moordenaar? Uit welk kamp is die
sluipmoordenaar voortgekomen? Provocatie?
Broedermoord? Is Zion met bloed bezoedeld?
O, verbergen, verbergen moeten we dan ons
hoofd uit brandende schaamte".
De laatste woorden, die Jaap mij schreef, waren:
ik kom terug als God het wil". God heeft het
niet gewild !
De oude Grieken zeiden: die de Goden liefhebben
roepen zij jong tot zich". Hij heeft nu rust en
allen, die hem liefhadden, zullen moeten leeren
berusten !
HENRIËTTE ROLL
PAST STALEN RAM EN TOE
VAN. DE 'v'". ; ?>"?
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
SPECIALITEIT-VERZINKTE STALEN RAMEN.
SONNET
(bij het vernemen van den dood van
Jacob Israël de Haan)
O moede avond van deez' moede dag.
Wel waart ge schoon, ondanks zoovele zorgen!
Waar toefden de gedachten, waar lag
Dit hart in deze late stond verborgen?
Toen vond mijn moede blik op zee
Het dolend schip dat thuiswaarts keerde,
En brak het zware hoofd om wee
Der wereld, die zich niet verweerde.
Toen wist ik dat weer een der zonen
Gods, gekeerd was naar het huis
Van hem, wiens rijk niet was van deze aarde.
Maar hij die deze woorden niet aanvaardde
Droeg zelf het kruis
Daarheen, waar allen zullen wonen.
M A u D KOK.
VANNELLESVARINAS
GOUDZEGEL
5O ets. per Pakje.