De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 juli pagina 7

12 juli 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No: 2456 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HUISLOOK De voorgevel van ons huis ligt op het Zuiden, pal in de zon. Er gaat een breed grindpad langs en aan de andere zijde daarvan komt dan de tuin. Nu houd ik er niet van, dat de muur zoo maar botweg verrijst uit kiezels of keien, maar er 2ijn ook wel bezwaren tegen, om er een bloem perk aan te leggen. Nu hebben wij een gelukkige oplossing gevonden door een paar handbreedten uit den muur een soort van rollaag te maken van oude dakpannen en in de smalle ruimte, die wij zoodoende verkregen, heb ik jaren geleden een paar rosetten van huislook geplant. Eigenlijk kun je in dit geval van planten" niet spreken, want die huislookdingen hebben geen stengel en als je ze krijgt ook nagenoeg geen wortels, je hebt ze maar eenvoudig op den grond neer te leggen met het goede eind omlaag. Al zeer spoedig vormt dat rozet dan nieuwe worteltjes, een klein pruikje van onaanzienlijke vezels, maar dat op de gewenschte oogenblikken een fabelachtige werk zaamheid kan ontwikkelen. Weldra vormden zich uit de oksels van sommige der dikke bladeren uitloopers met knoppen, die uitgroeiden tot nieuwe rosetten, en zoo is in den loop der jaren de heele muurvoet bekleed geraakt met een prachtige strook van gave, blauwgroene, eng aan eengesloten rosetten. Dat ziet er keurig uit en ik hoef geen vinger uit te steken, om het in orde te houden. Onkruid vindt er geen plaats, zoo dicht staan de rosetten op elkander en ondanks zonnebrand en droogte is begieten geheel over bodig. Van maaien of knippen ook geen sprake, want die dingen schieten nooit hoog op, alleen gaan er in den zomer een stuk of zes op de hon derd bloeien. Dat is op zichzelf ook alweer heel mooi en als het exemplaar is uitgebloeid, dan sterft het af, verdwijnt op de een of andere ma nier en zijn plaats wordt al heel gauw ingenomen door een ander roset. Zoo blijft de heele strook dan eigenlijk onveranderd in stand en wij be grijpen heel gemakkelijk, dat reeds de oude Grieken en de Romeinen aan deze soort van planten den naam gaven van Aizoön of Sempervivum, de altijd levenden". Nu is in ons land de voet van een muur eigenlijk niet de aangewezen plaats voor huislook, want Huislook bloeiend Een enkele bloem van huislook vergroot. In 't midden de stampers met de lange witte stijlen, daaromh.en de meeldraden, sommige open, met witte eitjes sinds overoude tijden kweekt men de plant liever op het dak. Vijftig jaar geleden hadden wij het dan ook behoorlijk op de roode pannen van ons schuurtje en wij kinderen klommen er dikwijls bij, want wij aten die bladeren, of liever we zogen er wat op, nadat we de dikke opperhuid er af gepeld hadden. Het was zacht en frisch in je mond en onze grootmoeder had ons verteld, dat ze heel ge zond waren. Ook was het goed, om bij hoofdpijn die geschilde blaadjes op je voorhoofd te leggen en wratten en puisten gingen er door weg. Wij ge loofden dat met groote geestdrift en pasten ook goed op, dat we niet te veel blaadjes van het dak haalden, want de plant beschermde tegelijk het huis tegen het inslaan van den bliksem. Daarom heet zij ook nog Donderbaard, wat weer een ver taling is van Barba Jovis, den baard van den Dondergod. Van Jovis barba" komt dan weer de naam Joubarbe; waarmee onze plant wordt aangeduid in het Fransen sprekende deel van de wereld. Het geloof aan die bliksemafleiderij is zeer oud en vast en Karel de Groote, die nog veel minder afkeerig was van regoeringsbemoeiing dan onze tegenwoordige Haagsche Weldoeners, schreef botweg voor, dat je dien donderbaard op je huis moest planten. Wij weten echter niet, hoe deze verplichte brandverzekering in bijzonder heden werd uitgevoerd en gecontroleerd, alleen kennen wij het algemeene voorschrift: Etille hortulanus habeat super domiim suam Jovis barbam", en de landbouwer nebbe op zijn huis den donderbaard. Het is altijd een verrassing, deze plant, die in den loop der eeuwen zoo eng verknocht is geraakt aan de menschelijke woningen, in de vrije natuur als wilde plant aan te treffen. In de Alpen vinden we de huislook tot 2500 M. hoog. Een verwante soort, de Berg-huislook, komt zelfs nog voor, een heel eind boven de sneeuwgrens, tot 3300 M. toe. Het meest ziet men de kleinere soort, de Spinneweb-huislook, waarvan de rosetten oversponnen zijn met een dicht net van witte draden, waar echter de roode kleur der rosetschubben nog fiks door heen straalt. Deze Sempervivum arachnoïdeum bloeit met vrij groote roode bloemen op nog al ijlen stengel en moet toch wel door iederen wandelaar worden opgemerkt, vooral wanneer de wondermooie plantjes dicht gerijd staan langs een spleetje in de kale granietrots. Hier leeren we het wondere maaksel van die planten nog meer waardeeren dan bij ons thuis op het dak. De zon straalt zoo hevig op die rotsen, dat het zwarte mosgruis temperaturen krijgt van 70°, 80°C. Een thermometer in een rozet van huislook gebracht wijst dan nog wel 50°C. aan, misschien nog meer, maar de plant heeft er geen hinder van. Dat die temperatuur nog niet hooger wordt, daar zorgt de plant wel voor; zij laat door de huidmondjes van e bladeren heel wat water verdampen en het geeft afkoeling. Men zou licht denken, dat een plant op zoo droge standplaats wel weinig huidmondjes zou hebben, maar dat blijkt toch heel anders te zijn, we vinden die openingetjes zoowel aan de bovenzijde als aan den onderkant van het blad in groot aantal. De Huislook redt zich vooral door zijn groote watervoorraden, die hij bij tijd en wijle uit dauw of regenbuitjes moet bijvullen. Als hij eenmaai ferm gedronken heeft dan kan hij het maanden lang uithouden. Bekend is het avontuur van een TABA SIGAREN ZIJN TOCH DE BESTE huislooksoort van Teneriffe, die 18 maanden lang in een herbarium was bewaard en toen nog leefde en zelfs na uitgeplant te zijn weer monter ging groeien en bloeien. Met recht mag zoo'n plant Sempervivum heeten. Misschien is de bekwaam heid van de plant om lage temperaturen te ver dragen al even wonderlijk. Verbeeld u een rots punt, die uit de eeuwige sneeuw opsteekt en dan daarop in den winternacht die rozetjes van Berghuislook. De bloeipluim is bijzonder mooi en rijk, de bloemen zijn flink groot , hebben een mooien stervorm en vertoonen velerlei merkwaardigheden. Er zijn meestal twee kransen van meeldraden en n krans van stampers. De stempels van die stampers staan eerst rechtop, maar den tweeden dag van den bloei groeien zij snel uit en buigen zich buitenwaarts, zoodat de stempels terecht komen op de plek, waar eenige dagen vroeger de helmknopjes hun stuifmeel aanboden. Indien ge nu echter de meeldraden bekijkt, zult ge ont. waren, dat sommige daarvan al heel rare helm knoppen hebben en groote overeenkomst gaan vertoonen met stampers. In de openliggende helmknopies zien we er keurig op een rijtje de zaadknopjes of eitjes. Dikwijls genoeg vinden we organen, die half meeldraad, half stamper zijn, soms ook meeldraden, die in een uithoekje nog met n eitje produceeren. De oorzaak of beteekenis van dit verschijnsel kennen we in het ge heel niet. De zaadjes van huislook behooren tot de lichtste die wij kennen, er gaan er zoowat vijf duizend in een gram. Kiemplantjes heb ik er nooit van gevonden; vermenigvuldiging door zaad lijkt trouwens vrij wel overbodig voor een zoo taaie plant, die zich zoo sterk voortplant door knoppen en uitloopers. Maar ik wil er toch eens naar zoeken. JAC. P. T H ij s s E BERICHTEN EN AANTF.EKENINGEN OVER NIEUWE PRANS'JHE BUEKEN Gaston Raphaèpubliceerde een uitvoerige, zeer ge documenteerde studie over Hugo Stinnes, l'homme, son oeuvre, son róle. (Payot). Bij dezelfde firma verschenen van dien aardigen ouden dokter Léopold Cnauveau eenige goede kinderverhalen, geestig geïllustreerd: Histoire du Poisson Scie et du Poisson Marteau. De kinderen moeten niet al te jong zijn! A. P. Bagarry, dichter, en Ch. Jacquemot, graveur op hout, zenden een mooi quarto-deel, bevattende talrijke goede, soms geestige houtsneden, en een lang gedicht, genre Coppée en Francis Jammes, maar overal in vriie, ofschoon rijmende verzen, die goed loopen. duidelijk zijn en op gevoelige wijze uiting geven aan de liefde van den auteur voor zijn gestorven moeder. Geschikt cadeau voor in zake literatuur niet al te veeleischende jongelui. (Uitgave Ctédu livre d'art, 6 me de Savoie). Van de buitengewone Etudes door Jacques Rivière de verschijning daarvan, in 1911, was een evenement is een 2e druk uitgekomen. Het zijn geestdriftige be schouwingen over, Baudelaire, Claudel, Gide, Wagner, Debussy, Gaugum e. a (N. R. F., Een andere zeer vermeldenswaardige herdruk is die van de voortreffelijke inieiding tot Pascal door mej. Dr. C Serrurier, De Pensees van Pascal (Sijthotf, Leiden). Dr. P. Valkhoff heeft op i8 Mei, bij het aanvaarden van zijn Utrechtsch hoogleeraarschap, een rede gehouden over den Strijd tegen de romantiek in het tegenwoordige Frankrijk, die in druk is verschenen (Amersfoort, Valk hoff & Co.) en waarin hij op smaakvolle wijze het goed recht der romant.ek verdedigt. Gezonde lectuur voor den heer Greshoff en andere Nederlandsche aanhangers van Maurras en Daudet ! Ontvangen: Van de N. R. F.: R. Geiger, Histoires juives, Gobineau, L'abbaye de Typhaines, M. Jacob. Filibuth, Le terrainde Bouchaballe, Mac Orlan. La Vénus infernafionale, P.Hamp, Gens en 2 andere. Gereserveerd voor eventueele latere bespreking. Verder vertalingen van W. Bonsels en Tagore {Souvenirs). Van Jouve & Cie: Sernay, Le marchand de masques. Van Crès: Marceilin Berthelot, Pages choisies, F. de Curel, Tliéatre clioisi. Van Berger-Levrault: Sernay, La sagesse de Pierrot. Van Grasset: L. Tolstoï, Ma vie, GoOineau, Souvenirs de voyage, Anet, Quand la Terre tremolo Ducoté, Monsieur de Cancaval. Van Rieder: Pio Baroja, Essais amoureux d'un homme ingénu, Lévy-Bruhl, Jean Jaurès, esquisse biographique. Van Emile-Paul, Jean Beslière, Marguerite Fauquenoy, Le page mutilé. J ? T. ..,,,11 umi i i n" i '< i llllliii | B E Z O E KT l f DE UITGESTREKTE l [ KWEEKERIJEN VAN i l 55 MOERHEIM" DEDEMSVAART l ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN |

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl