Historisch Archief 1877-1940
No: 2456
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HUISLOOK
De voorgevel van ons huis ligt op het Zuiden,
pal in de zon. Er gaat een breed grindpad langs
en aan de andere zijde daarvan komt dan de tuin.
Nu houd ik er niet van, dat de muur zoo maar
botweg verrijst uit kiezels of keien, maar er
2ijn ook wel bezwaren tegen, om er een bloem
perk aan te leggen. Nu hebben wij een gelukkige
oplossing gevonden door een paar handbreedten
uit den muur een soort van rollaag te maken van
oude dakpannen en in de smalle ruimte, die wij
zoodoende verkregen, heb ik jaren geleden een
paar rosetten van huislook geplant. Eigenlijk
kun je in dit geval van planten" niet spreken,
want die huislookdingen hebben geen stengel en
als je ze krijgt ook nagenoeg geen wortels, je hebt
ze maar eenvoudig op den grond neer te leggen
met het goede eind omlaag. Al zeer spoedig vormt
dat rozet dan nieuwe worteltjes, een klein
pruikje van onaanzienlijke vezels, maar dat op de
gewenschte oogenblikken een fabelachtige werk
zaamheid kan ontwikkelen. Weldra vormden zich
uit de oksels van sommige der dikke bladeren
uitloopers met knoppen, die uitgroeiden tot
nieuwe rosetten, en zoo is in den loop der jaren
de heele muurvoet bekleed geraakt met een
prachtige strook van gave, blauwgroene, eng aan
eengesloten rosetten. Dat ziet er keurig uit en
ik hoef geen vinger uit te steken, om het in orde
te houden. Onkruid vindt er geen plaats, zoo
dicht staan de rosetten op elkander en ondanks
zonnebrand en droogte is begieten geheel over
bodig. Van maaien of knippen ook geen sprake,
want die dingen schieten nooit hoog op, alleen
gaan er in den zomer een stuk of zes op de hon
derd bloeien. Dat is op zichzelf ook alweer heel
mooi en als het exemplaar is uitgebloeid, dan
sterft het af, verdwijnt op de een of andere ma
nier en zijn plaats wordt al heel gauw ingenomen
door een ander roset. Zoo blijft de heele strook
dan eigenlijk onveranderd in stand en wij be
grijpen heel gemakkelijk, dat reeds de oude Grieken
en de Romeinen aan deze soort van planten den
naam gaven van Aizoön of Sempervivum, de
altijd levenden".
Nu is in ons land de voet van een muur eigenlijk
niet de aangewezen plaats voor huislook, want
Huislook bloeiend
Een enkele bloem van huislook vergroot. In
't midden de stampers met de lange witte
stijlen, daaromh.en de meeldraden, sommige
open, met witte eitjes
sinds overoude tijden kweekt men de plant liever
op het dak. Vijftig jaar geleden hadden wij het
dan ook behoorlijk op de roode pannen van ons
schuurtje en wij kinderen klommen er dikwijls bij,
want wij aten die bladeren, of liever we zogen er
wat op, nadat we de dikke opperhuid er af gepeld
hadden. Het was zacht en frisch in je mond en
onze grootmoeder had ons verteld, dat ze heel ge
zond waren. Ook was het goed, om bij hoofdpijn
die geschilde blaadjes op je voorhoofd te leggen
en wratten en puisten gingen er door weg. Wij ge
loofden dat met groote geestdrift en pasten ook
goed op, dat we niet te veel blaadjes van het dak
haalden, want de plant beschermde tegelijk het
huis tegen het inslaan van den bliksem. Daarom
heet zij ook nog Donderbaard, wat weer een ver
taling is van Barba Jovis, den baard van den
Dondergod. Van Jovis barba" komt dan weer
de naam Joubarbe; waarmee onze plant wordt
aangeduid in het Fransen sprekende deel van de
wereld. Het geloof aan die bliksemafleiderij is
zeer oud en vast en Karel de Groote, die nog veel
minder afkeerig was van regoeringsbemoeiing
dan onze tegenwoordige Haagsche Weldoeners,
schreef botweg voor, dat je dien donderbaard op
je huis moest planten. Wij weten echter niet, hoe
deze verplichte brandverzekering in bijzonder
heden werd uitgevoerd en gecontroleerd, alleen
kennen wij het algemeene voorschrift: Etille
hortulanus habeat super domiim suam Jovis
barbam", en de landbouwer nebbe op zijn huis den
donderbaard.
Het is altijd een verrassing, deze plant, die in
den loop der eeuwen zoo eng verknocht is geraakt
aan de menschelijke woningen, in de vrije natuur
als wilde plant aan te treffen. In de Alpen vinden
we de huislook tot 2500 M. hoog. Een verwante
soort, de Berg-huislook, komt zelfs nog voor, een
heel eind boven de sneeuwgrens, tot 3300 M. toe.
Het meest ziet men de kleinere soort, de
Spinneweb-huislook, waarvan de rosetten oversponnen
zijn met een dicht net van witte draden, waar
echter de roode kleur der rosetschubben nog fiks
door heen straalt. Deze Sempervivum
arachnoïdeum bloeit met vrij groote roode bloemen op
nog al ijlen stengel en moet toch wel door iederen
wandelaar worden opgemerkt, vooral wanneer
de wondermooie plantjes dicht gerijd staan langs
een spleetje in de kale granietrots.
Hier leeren we het wondere maaksel van die
planten nog meer waardeeren dan bij ons thuis
op het dak. De zon straalt zoo hevig op die rotsen,
dat het zwarte mosgruis temperaturen krijgt van
70°, 80°C. Een thermometer in een rozet van
huislook gebracht wijst dan nog wel 50°C. aan,
misschien nog meer, maar de plant heeft er geen
hinder van. Dat die temperatuur nog niet hooger
wordt, daar zorgt de plant wel voor; zij laat door
de huidmondjes van e bladeren heel wat water
verdampen en het geeft afkoeling. Men zou licht
denken, dat een plant op zoo droge standplaats
wel weinig huidmondjes zou hebben, maar dat
blijkt toch heel anders te zijn, we vinden die
openingetjes zoowel aan de bovenzijde als aan den
onderkant van het blad in groot aantal.
De Huislook redt zich vooral door zijn groote
watervoorraden, die hij bij tijd en wijle uit dauw
of regenbuitjes moet bijvullen. Als hij eenmaai
ferm gedronken heeft dan kan hij het maanden
lang uithouden. Bekend is het avontuur van een
TABA SIGAREN
ZIJN TOCH DE BESTE
huislooksoort van Teneriffe, die 18 maanden lang
in een herbarium was bewaard en toen nog leefde
en zelfs na uitgeplant te zijn weer monter ging
groeien en bloeien. Met recht mag zoo'n plant
Sempervivum heeten. Misschien is de bekwaam
heid van de plant om lage temperaturen te ver
dragen al even wonderlijk. Verbeeld u een rots
punt, die uit de eeuwige sneeuw opsteekt en dan
daarop in den winternacht die rozetjes van
Berghuislook.
De bloeipluim is bijzonder mooi en rijk, de
bloemen zijn flink groot , hebben een mooien
stervorm en vertoonen velerlei merkwaardigheden.
Er zijn meestal twee kransen van meeldraden en
n krans van stampers. De stempels van die
stampers staan eerst rechtop, maar den tweeden
dag van den bloei groeien zij snel uit en buigen
zich buitenwaarts, zoodat de stempels terecht
komen op de plek, waar eenige dagen vroeger de
helmknopjes hun stuifmeel aanboden. Indien ge
nu echter de meeldraden bekijkt, zult ge
ont. waren, dat sommige daarvan al heel rare helm
knoppen hebben en groote overeenkomst gaan
vertoonen met stampers. In de openliggende
helmknopies zien we er keurig op een rijtje de
zaadknopjes of eitjes. Dikwijls genoeg vinden
we organen, die half meeldraad, half stamper
zijn, soms ook meeldraden, die in een uithoekje nog
met n eitje produceeren. De oorzaak of
beteekenis van dit verschijnsel kennen we in het ge
heel niet.
De zaadjes van huislook behooren tot de
lichtste die wij kennen, er gaan er zoowat vijf
duizend in een gram. Kiemplantjes heb ik er
nooit van gevonden; vermenigvuldiging door
zaad lijkt trouwens vrij wel overbodig voor een
zoo taaie plant, die zich zoo sterk voortplant door
knoppen en uitloopers. Maar ik wil er toch eens
naar zoeken.
JAC. P. T H ij s s E
BERICHTEN EN AANTF.EKENINGEN
OVER NIEUWE PRANS'JHE BUEKEN
Gaston Raphaèpubliceerde een uitvoerige, zeer ge
documenteerde studie over Hugo Stinnes, l'homme, son
oeuvre, son róle. (Payot).
Bij dezelfde firma verschenen van dien aardigen ouden
dokter Léopold Cnauveau eenige goede kinderverhalen,
geestig geïllustreerd: Histoire du Poisson Scie et du
Poisson Marteau. De kinderen moeten niet al te jong zijn!
A. P. Bagarry, dichter, en Ch. Jacquemot, graveur op
hout, zenden een mooi quarto-deel, bevattende talrijke
goede, soms geestige houtsneden, en een lang gedicht,
genre Coppée en Francis Jammes, maar overal in vriie,
ofschoon rijmende verzen, die goed loopen. duidelijk
zijn en op gevoelige wijze uiting geven aan de liefde
van den auteur voor zijn gestorven moeder. Geschikt
cadeau voor in zake literatuur niet al te veeleischende
jongelui. (Uitgave Ctédu livre d'art, 6 me de Savoie).
Van de buitengewone Etudes door Jacques Rivière
de verschijning daarvan, in 1911, was een evenement
is een 2e druk uitgekomen. Het zijn geestdriftige be
schouwingen over, Baudelaire, Claudel, Gide, Wagner,
Debussy, Gaugum e. a (N. R. F.,
Een andere zeer vermeldenswaardige herdruk is die
van de voortreffelijke inieiding tot Pascal door mej. Dr.
C Serrurier, De Pensees van Pascal (Sijthotf, Leiden).
Dr. P. Valkhoff heeft op i8 Mei, bij het aanvaarden
van zijn Utrechtsch hoogleeraarschap, een rede gehouden
over den Strijd tegen de romantiek in het tegenwoordige
Frankrijk, die in druk is verschenen (Amersfoort, Valk
hoff & Co.) en waarin hij op smaakvolle wijze het goed
recht der romant.ek verdedigt. Gezonde lectuur voor
den heer Greshoff en andere Nederlandsche aanhangers
van Maurras en Daudet !
Ontvangen:
Van de N. R. F.: R. Geiger, Histoires juives, Gobineau,
L'abbaye de Typhaines, M. Jacob. Filibuth, Le terrainde
Bouchaballe, Mac Orlan. La Vénus infernafionale, P.Hamp,
Gens en 2 andere. Gereserveerd voor eventueele latere
bespreking. Verder vertalingen van W. Bonsels en Tagore
{Souvenirs).
Van Jouve & Cie: Sernay, Le marchand de masques.
Van Crès: Marceilin Berthelot, Pages choisies, F. de
Curel, Tliéatre clioisi.
Van Berger-Levrault: Sernay, La sagesse de Pierrot.
Van Grasset: L. Tolstoï, Ma vie, GoOineau, Souvenirs
de voyage, Anet, Quand la Terre tremolo Ducoté,
Monsieur de Cancaval.
Van Rieder: Pio Baroja, Essais amoureux d'un homme
ingénu, Lévy-Bruhl, Jean Jaurès, esquisse biographique.
Van Emile-Paul, Jean Beslière, Marguerite Fauquenoy,
Le page mutilé. J ? T.
..,,,11 umi i i n" i '< i llllliii
| B E Z O E KT l
f DE UITGESTREKTE l
[ KWEEKERIJEN VAN i
l 55
MOERHEIM"
DEDEMSVAART
l ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN |