Historisch Archief 1877-1940
a
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2456
Hotel de Mallejan"
VIERHOUTEN, Telef. 2.
CaféIR, e e t a IJL r a n. t.
ZEER RUSTIG EN GEZOND BUITENVERBLIJF
In de laatste jaren de gezochte plaats. Modern ingericht
hotel. 33 Kamers, deels stroomend water.
Voor- en najaar f 4.50 p. p. p. d.
H. MOLENAAR.
HOTEL-PENSION Café-Restaurant
DECANNENBURCH"
VAASSEN. Telef. 4.
Van ouds het huis ter plaatse. Geheel verbouwd. Modern
ingericht. 14 kamers. Ruime zalen. Pracht zitje.
lederen Zondagmiddag ThéDansant.
H. MOLENAAR.
Motor- en Zeiljachten
TB KOOP, In diverse grootten en prijzen.
LHst van In commissie staande vaar
tuien gratis en franc» toegezonden.
BlNGHAn A LUOT
AFD. JACHT AGENTUUR
1 Rotterdam
'JRAVENSWAAY
"GORINCHErt
QDItf- FRIESCHF
DDlYHEERENBAA
Cliché's
Van Leer
AMSTERDAM
INSTITUUT OVERTOOM
Amsterdam Rotterdam
Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40
Typen - Steno - Talen ? Boekhouden
SUPERIOR
PATRIA BISCUITS
n([n{
a
a
"n
E
E
E
a
3
a
a
a
ta
ta
o
H
GROOTE VERSCHEIDENHEID VAN SOORTEN^ E]
VOOR IEDEREN SM AAK, VOOR IEDERE BEURS. ^
Doch slechts in n qualiteit DE BESTE!
gihnl Compleet
10
'/IS P.K.. 4 pi. 15/20 P.K. 6 pi.. 20/30 P.K.. 6 pi
f3500.
f5200.
f6200.
J. LEONARD LANG, AMSTERDAM
BIJKOMSTIGHEDEN
CXXXIV
Ontegenzeggelijk is het leven in den winter
makkelijker te dragen dan in den zomer; want als
we ons in den winter ongelukkig voelen, kunnen
we altijd in de verwachting leven, dat, als die
ellendige sneeuw maar eenmaal gesmolten zal
zijn, of als het maar niet meer zoo'n natte wind
is, of als de kachels maar eenmaal weg zijn,
dan ons hart ook wel weer een nieuwen zin in de
dingen dezer wereld zal vinden. Maar als het volle
zomer is, de hemel blauw met verrukkelijke
wolkengebergten; alle rozenstruiken in bloei,
en we hebben toch geen tier, waar moeten we dan
naar toe verlangen?
Dan blijft ons al niets anders over dan
zinnelooze speculaties van deze soort: als de aantrekkings
kracht van de aarde haar eens een oogenblik
begaf, en we zwaaiden zoo maar de oneindigheid
in, en we raakten zoek in het heelal, zoodat Pe
trus cns op de lijst der vermisten moest plaatsen,
en het net was, alsof we nooit geboren waren
van de heele boel af, niet eeuwig met de som van
je goede en slechte daden beladen hier of ergens
anders moeten ronddwalen; geen angst meer voor
het perhaps to dream", waar Hamlet al over
tobde, en welk probleem in onze tijden nog geen
haarbreed verder is gebracht, en waarschijnlijk
ook wel nooit verder gebracht zal worden, gezien
de treffende onbelangrijkheid van de overwegingen,
waarmee een gewoon mensch, in casu ik, zich
eiken leegen dag, dien de hemel geeft, pleegt bezig
te houden Staren we op den bodem van ons
bestaan; vragen we ons af, vanwaar we komen,
waarheen We gaan? Lezen we met een brandende
begeerte, wat groote geesten, wijsgeeren, heiligen,
over deze eenig-belangrijke kwesties hebben ge
schreven? Begrijpen we, dat we niet leven kunnen,
geen dag, geen uur, als we niet van te voren hebben
doorgrond, waartoe dit heele bestaan dient?
Neen, neen, integendeel; de gedachte aan dit
alles, aan dien moerasgrond van onzekerheid,
waarover we wankelend gaan, trachten we zooveel
mogelijk te verstoppen. We kunnen juist heel goed
leven, als we aan niets diepers denken, dan aan
ons maal van morgen, aan een nieuwe lezing, een
nieuwe japon, een nieuw artikel; we meenen tel
kens een paradijs van bereikt-hebben te zien wen
ken achter den rijstebreiberg van rst nog een
andere naaister nemen, rst een nieuw theetafel
kleed koopen; rst nog de achterstallige kranten
bij lezen, of dien vervelenden brief afschrijven;
maar dan En zoo haasten we ons met een
lange rij eerst nog's"; zoo haasten we ons vol
gepakt met onbelangrijke voorloopigheden tot
den eindstreep; en kijken dan verbaasd terug:
wat hebben we eigenlijk gedaan, wat begrepen;
waarvoor ons ingespannen?
Soms slaat de kunstmatige roes neer in een
verbijsterende ontnuchtering; als gestoken ont
vluchten we de drukte en de menschen; ze zijn
ons onverdraaglijk geworden; we haten hun on
benullige gezichten; we kunnen geen gesprek in
een tram hooren, zonder ervan te walgen; zij zijn
het immers, die ons in dezen staat van geestelijke
minderwaardigheid, van dom en oppervlakkig
leven hebben gebracht Alleen de natuur kan
ons genezen.
Totwe, bovende zee gezeten, totde bedroevende
ontdekking komen, dat we het onbenulligste,
het onuitstaanbaarste schepsel toch altijd met
ons meedragen; dat dit, zelfs in dezen staat van
uiterste desolatie en eerlijkheid, toch al dadelijk
Weer begint te bazelen van: als je nu eerst maar
eens vacantie hebt gehad; als je nu eerst maar eens
een nacht goed hebt geslapen....; alsof het besef,
dat we een bestaan van onnoozelen en idioten
lijden in een beangstigend vreemde omgeving op
zichzelf een afwijking was; alsof het niet veeleer
afwijkend" is te noemen, als we ons over deze
mysteriën niét verontrusten, met plezier ons ro
mannetje lezen; met plezier ons amouretje he
ieven, en als er iemand naast ons dood gaat geen
dieper wijsheid weten dan: ,,ia, ja, zoo gaat het
op de wereld".
Ik geloof, dat er nooit een tijd is geweest, die
zoozeer oorzaak en gevolg heeft verward als de
onze. Als we hebben geknoeid met de liefde, met
onze ziel, met onze overtuiging, en we voelen ons
daar ongelukkig en ontredderd over, dan weten
we niets beters te doen, dan dadelijk naar een
zenuwdokter te loopen, om van hem te hooren,
dat tout pour Ie mieux" is en dat we ons maar
nergens over moeten verontrusten Ik houd
het er voor, dat juist het eenig goede van het geval
is, dat we ons tenminste nog verontrusten, en als
we die ellende van verbijstering en schaamte met
onszelf hebben doorgevochten, is er mér kans op
een echte katharsis, dan wanneer een moderne
psychiater ons binnenste gesondeerd heeft als
een verstopte gootsteen.
Niet altijd kalmeerende slaapmiddelen, als we
nerveus zijn: laten we wakker liggen en on.-zeif
haten, en aan onszelf wanhopen, liever dan alle
excessen te nivelleeren, alle pijntjes weg te streelen;
alle groote gevoelens toe te dekken met de gemak
kelijke, dagelijksche afleidingen. Als we nog ooit
iets van het leven willen begrijpen, moeten we de
ellende aanvaarden, de eenzaamheid, de misken
ning; moeten we als Job op den mesthoop blijven
zitten en ons krabben met een potscherf. Hij liep
ook niet naar een dermatoloog, om een verzach
tend smeerseltje.
En dit is misschien de grootste genade, (maar
we leeren haar pas waardeeren, nadat we heel wat
vergissingen hebben gemaakt, nadat we ons aan
heel wat mogelijkheden" hebben vergrepen,
zonder ons even vooruit er op te bezinnen, dat het
onmogelijkheden zouden blijken; nadat we einde
loos veel keeren hebben vergeten, dat het gemak
kelijke zelden bevredigt, en dat de wond van een
diepe desillusie onder den pleister van een nieuwe
illusie niet kan genezen), als we leeren stand te
houden in de beproeving, als we leeren ons noodlot
in het gezicht te zien, verdriet verdriet te noemen,
schaamte schaamte; niet altijd onze aandacht van
pijnlijke dingen af te wenden, maar ze, als het
moet, door te slikken met huid en haar. Dan is
er kans, dat onze vreugde ns ook weer echte
vreugde zal zijn.
A N N I E S A L O M O N S
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID