De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 12 juli pagina 8

12 juli 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

a DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2456 Hotel de Mallejan" VIERHOUTEN, Telef. 2. CaféIR, e e t a IJL r a n. t. ZEER RUSTIG EN GEZOND BUITENVERBLIJF In de laatste jaren de gezochte plaats. Modern ingericht hotel. 33 Kamers, deels stroomend water. Voor- en najaar f 4.50 p. p. p. d. H. MOLENAAR. HOTEL-PENSION Café-Restaurant DECANNENBURCH" VAASSEN. Telef. 4. Van ouds het huis ter plaatse. Geheel verbouwd. Modern ingericht. 14 kamers. Ruime zalen. Pracht zitje. lederen Zondagmiddag ThéDansant. H. MOLENAAR. Motor- en Zeiljachten TB KOOP, In diverse grootten en prijzen. LHst van In commissie staande vaar tuien gratis en franc» toegezonden. BlNGHAn A LUOT AFD. JACHT AGENTUUR 1 Rotterdam 'JRAVENSWAAY "GORINCHErt QDItf- FRIESCHF DDlYHEERENBAA Cliché's Van Leer AMSTERDAM INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40 Typen - Steno - Talen ? Boekhouden SUPERIOR PATRIA BISCUITS n([n{ a a "n E E E a 3 a a a ta ta o H GROOTE VERSCHEIDENHEID VAN SOORTEN^ E] VOOR IEDEREN SM AAK, VOOR IEDERE BEURS. ^ Doch slechts in n qualiteit DE BESTE! gihnl Compleet 10 '/IS P.K.. 4 pi. 15/20 P.K. 6 pi.. 20/30 P.K.. 6 pi f3500. f5200. f6200. J. LEONARD LANG, AMSTERDAM BIJKOMSTIGHEDEN CXXXIV Ontegenzeggelijk is het leven in den winter makkelijker te dragen dan in den zomer; want als we ons in den winter ongelukkig voelen, kunnen we altijd in de verwachting leven, dat, als die ellendige sneeuw maar eenmaal gesmolten zal zijn, of als het maar niet meer zoo'n natte wind is, of als de kachels maar eenmaal weg zijn, dan ons hart ook wel weer een nieuwen zin in de dingen dezer wereld zal vinden. Maar als het volle zomer is, de hemel blauw met verrukkelijke wolkengebergten; alle rozenstruiken in bloei, en we hebben toch geen tier, waar moeten we dan naar toe verlangen? Dan blijft ons al niets anders over dan zinnelooze speculaties van deze soort: als de aantrekkings kracht van de aarde haar eens een oogenblik begaf, en we zwaaiden zoo maar de oneindigheid in, en we raakten zoek in het heelal, zoodat Pe trus cns op de lijst der vermisten moest plaatsen, en het net was, alsof we nooit geboren waren van de heele boel af, niet eeuwig met de som van je goede en slechte daden beladen hier of ergens anders moeten ronddwalen; geen angst meer voor het perhaps to dream", waar Hamlet al over tobde, en welk probleem in onze tijden nog geen haarbreed verder is gebracht, en waarschijnlijk ook wel nooit verder gebracht zal worden, gezien de treffende onbelangrijkheid van de overwegingen, waarmee een gewoon mensch, in casu ik, zich eiken leegen dag, dien de hemel geeft, pleegt bezig te houden Staren we op den bodem van ons bestaan; vragen we ons af, vanwaar we komen, waarheen We gaan? Lezen we met een brandende begeerte, wat groote geesten, wijsgeeren, heiligen, over deze eenig-belangrijke kwesties hebben ge schreven? Begrijpen we, dat we niet leven kunnen, geen dag, geen uur, als we niet van te voren hebben doorgrond, waartoe dit heele bestaan dient? Neen, neen, integendeel; de gedachte aan dit alles, aan dien moerasgrond van onzekerheid, waarover we wankelend gaan, trachten we zooveel mogelijk te verstoppen. We kunnen juist heel goed leven, als we aan niets diepers denken, dan aan ons maal van morgen, aan een nieuwe lezing, een nieuwe japon, een nieuw artikel; we meenen tel kens een paradijs van bereikt-hebben te zien wen ken achter den rijstebreiberg van rst nog een andere naaister nemen, rst een nieuw theetafel kleed koopen; rst nog de achterstallige kranten bij lezen, of dien vervelenden brief afschrijven; maar dan En zoo haasten we ons met een lange rij eerst nog's"; zoo haasten we ons vol gepakt met onbelangrijke voorloopigheden tot den eindstreep; en kijken dan verbaasd terug: wat hebben we eigenlijk gedaan, wat begrepen; waarvoor ons ingespannen? Soms slaat de kunstmatige roes neer in een verbijsterende ontnuchtering; als gestoken ont vluchten we de drukte en de menschen; ze zijn ons onverdraaglijk geworden; we haten hun on benullige gezichten; we kunnen geen gesprek in een tram hooren, zonder ervan te walgen; zij zijn het immers, die ons in dezen staat van geestelijke minderwaardigheid, van dom en oppervlakkig leven hebben gebracht Alleen de natuur kan ons genezen. Totwe, bovende zee gezeten, totde bedroevende ontdekking komen, dat we het onbenulligste, het onuitstaanbaarste schepsel toch altijd met ons meedragen; dat dit, zelfs in dezen staat van uiterste desolatie en eerlijkheid, toch al dadelijk Weer begint te bazelen van: als je nu eerst maar eens vacantie hebt gehad; als je nu eerst maar eens een nacht goed hebt geslapen....; alsof het besef, dat we een bestaan van onnoozelen en idioten lijden in een beangstigend vreemde omgeving op zichzelf een afwijking was; alsof het niet veeleer afwijkend" is te noemen, als we ons over deze mysteriën niét verontrusten, met plezier ons ro mannetje lezen; met plezier ons amouretje he ieven, en als er iemand naast ons dood gaat geen dieper wijsheid weten dan: ,,ia, ja, zoo gaat het op de wereld". Ik geloof, dat er nooit een tijd is geweest, die zoozeer oorzaak en gevolg heeft verward als de onze. Als we hebben geknoeid met de liefde, met onze ziel, met onze overtuiging, en we voelen ons daar ongelukkig en ontredderd over, dan weten we niets beters te doen, dan dadelijk naar een zenuwdokter te loopen, om van hem te hooren, dat tout pour Ie mieux" is en dat we ons maar nergens over moeten verontrusten Ik houd het er voor, dat juist het eenig goede van het geval is, dat we ons tenminste nog verontrusten, en als we die ellende van verbijstering en schaamte met onszelf hebben doorgevochten, is er mér kans op een echte katharsis, dan wanneer een moderne psychiater ons binnenste gesondeerd heeft als een verstopte gootsteen. Niet altijd kalmeerende slaapmiddelen, als we nerveus zijn: laten we wakker liggen en on.-zeif haten, en aan onszelf wanhopen, liever dan alle excessen te nivelleeren, alle pijntjes weg te streelen; alle groote gevoelens toe te dekken met de gemak kelijke, dagelijksche afleidingen. Als we nog ooit iets van het leven willen begrijpen, moeten we de ellende aanvaarden, de eenzaamheid, de misken ning; moeten we als Job op den mesthoop blijven zitten en ons krabben met een potscherf. Hij liep ook niet naar een dermatoloog, om een verzach tend smeerseltje. En dit is misschien de grootste genade, (maar we leeren haar pas waardeeren, nadat we heel wat vergissingen hebben gemaakt, nadat we ons aan heel wat mogelijkheden" hebben vergrepen, zonder ons even vooruit er op te bezinnen, dat het onmogelijkheden zouden blijken; nadat we einde loos veel keeren hebben vergeten, dat het gemak kelijke zelden bevredigt, en dat de wond van een diepe desillusie onder den pleister van een nieuwe illusie niet kan genezen), als we leeren stand te houden in de beproeving, als we leeren ons noodlot in het gezicht te zien, verdriet verdriet te noemen, schaamte schaamte; niet altijd onze aandacht van pijnlijke dingen af te wenden, maar ze, als het moet, door te slikken met huid en haar. Dan is er kans, dat onze vreugde ns ook weer echte vreugde zal zijn. A N N I E S A L O M O N S HOOFIEN'S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BEREID

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl