De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 juli pagina 1

19 juli 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 8457 Zaterdag 19 Juli AM9S1 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. KERNK/UVtP Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en O. NOLST TRENIT Secretaris der Redactie» C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA ft WARENDORF Prijs per jaargang f 10. bQ vooruitbetaling. Per No. f 0.25 Redactie en Administratie « Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel Dispositiekosten 20 cent HUIZINGA'S BOEK OVER ERASMUS Dank zij twee onzer beste Erasmus-kenners: Pater Bonaventura Kruitwagen en Prof. J. Lindeboom, is het Leven van Erasmus, dat Huizinga voorde serie Great Hollanders" schreef, ook in het Neder landsen verschenen (Tjeenk Willink en Zoon, Haarlem, 1924). Hij zelf had dit aanvankelijk niet gewild. Hij beschouwde dit werk als voorstudie tot dieper gaande onderzoekingen over Eras mus en zijn tijd. De vrees, dat hij daartoe nooit zou komen, deed hem gehoor geven aan de aansporing der beide genoemde heeren om het in zijn oorspronkelijke, de Nederlandsche gedaante, in het licht te geven. Over dit besluit mag men zich verheugen. Ook al zou Huizinga later nog het uitvoeriger boek over Erasmus en zijn tijd schrijven, dat hij voorloopig van zijn programma heeft afgevoerd, met dit beknopte Leven, dat den leek toch ook het onmisbare van den achtergrond niet onthoudt, heeft hij menigeen aan zich verplicht. Een Leven van Erasmus in het Nederlandsen hadden wij niet. Ik vermoed, dat de meeste ontwikkelde Nederlanders van onzen tijd de voorstelling, die zij zich van Erasmus vormen, ontleenen aan wat Busken Huet over hem heeft geschreven in zijn Land van Rembrandt", zooals hunne bekendheid met Erasmus' werken beperkt zal blijven tot de fragmenten uit den Lof der Zotheid" en de Samenspraken", die Huet heeft opgenomen, of tot de bloem lezing, die Dr. Singels in het licht heeft gegeven. Of er behoefte" bestond aan een Leven van Erasmus? Het was in elk geval een plicht van de Nederlandsche wetenschap, er een te produceeren. En nu Huizinga zich daarvan op zulk een voortreffelijke wijze heeft gekweten, zal zijn boek menigeen, die onbekendheid met Erasmus nooit als een hinderlijke lacune had gevoeld, tot de lectuur uitlokken. Misschien nog meer om den wèlverdienden naam van den schrijver, dan om de ietwat andere reputatie van Erasmus. In onzen tijd behoeft men er zich niet over te schamen, weinig of niets van Erasmus te hebben gelezen; maar een nieuw boek van Huizinga mag niemand, die belang stelt in beschavingsgeschiedenis, ter zijde leggen. Zoo komt de roem van den Leidschen hoogleeraar ook Erasmus ten goede. Huizinga heeft de behoefte" geschapen om kennis te nemen van wat hij over Erasmus te boek heeft gesteld. Zijn Herfsttij der Middeleeuwen" beleefde reeds een tweeden druk. Naar dien maatstaf durf ik aan zijn Erasmus een derden en vierden druk voorspellen. Niet omdat dit laatste werk het vorige over treft. Maar omdat het binnen het geestelijk bereik van een grooter aantal lezers valt. Door zijn Lof der Zotheid" en zijn Samenspraken" heeft Erasmus de onsterfelijkheid gewonnen. Van de gansene rij zijner werken zijn alleen deze waarlijk levend gebleven. Niet in dien zin" zooals Huizinga schrijft dat voor de litteratuur alleen het aangenaamste, het lichtste en leesbaarste bleef bestaan, terwijl de zware theologische geleerdheid zwijgend op de plank der boekerijen kwam te rusten. Neen, waarlijk, het was het beste van Erasmus, wat in den Lof der Zotheid" en de Samenspraken" levend bleef. Met deze heeft zijn tintelende geest de wereld bekoord en aan zich verbonden." Daarom is het jammer, dat de opzet van Huizinga's boek hem niet heeft veroorloofd, uitvoeriger aanhalingen uit beide werken te geven. De Lof der Zotheid" wordt in een afzonderlijk hoofd stuk getoetst op zijn psychologische en litteraire waarde; de ver schuiving der satire, het door elkaar klinken van twee thema's het hoofdthema: dat van de heilzame dwaasheid, die de ware wijsheid is, het tweede thema: dat van de gewaande wijsheid, die louter dwaasheid is ? wordt scherp betoond; als inleiding tot de lectuur van het werk zelf kan dit hoofdstuk den besten dienst bewijzen; maar menigeen zal den wensch voelen opkomen, dat Huizinga hier meer staaltjes had gegeven van den geest, die den Lof der Zotheid" doortintelt. Dit geldt in nog meerdere mate van de Samenspraken". Het zou een aantrekkelijke taak zijn" schrijft Huizinga de Samenspraken" hier uitvoerig als letterkundig kunstwerk te beschouwen, ten einde den Erasmus der Colloquia" zijn recht en hooge plaats te geven in dat schitterende sterrebeeld van zestiende-eeuwsche Democriten: Rabelais, Ariosto, Montaigne, Cervantes en Ben Jonson". Hier voelen wij ons werkelijk te kort gedaan, omdat ons wordt onthouden waarop wij recht meenden te hebben: een korte karakteristiek van de Samenspraken". Maar ik gaf verder te kennen, dat Huizinga zich hier opzettelijk1 heeft ingehouden. Hoofdzaak voor hem was: de persoonlijkheid van Erasmus. Die heeft hij geschetst met ongeëvenaard talent.' Uit Erasmus brieven kennen de meeste het gezegde: Niet allen bezitten kracht genoeg voor het martelaarschap; ik zou bi| het ontstaan van eenig rumoer, vrees ik, het voorbeeld van Petrus, volgen." En dit: Laten anderen het martelaarschap begeeren, ik acht mij zulk een eer niet waardig." Men voelt dit meer als zelfironie, dan als tragiek. Het is de verdienste van Huizinga, dat hij ons ook op de tragiek in Erasmus' leven heeft gewezen. Als geestelijk type behoort Erasmus tot de vrij zeldzame groep van hen, die tegelijk volstrekte idealisten en door alles heen gematigden zijn. Zij kunnen de onvolmaaktheid der wereld niet dragen; zij moeten zich verzetten, maar zij voelen zich bij de extre-, men niet thuis, zij huiveren van de daad, omdat zij weten, dat die steeds evenveel breekt als opbouwt, en zoo trekken zij zich terug, en blijven roepen dat alles anders moest worden, maar als de crisis komt, kiezen zij aarzelend de partij van traditie en behoud." Hij was de man, die het nieuwe en komende beter zag dan iemand anders, die met het oude overhoop moest geraken en het nieuwe toch niet kon aanvaarden. Hij trachtte te blijven in de oude Kerk, na haar buitengewoon geschaad te hebben, en ver loochende de Hervorming, en tot zekere hoogte zelfs het Humanis me, na beide ontzaglijk bevorderd te hebben." Maar al beschouwen de Katholieken hem als den grooten beder ver der Kerk en de Protestanten als den verrader van het Evangelie ook op zijn eigen tijd heeft Erasmus onmiddellijk gewerkt. Al bruist de zestiende eeuw, stoutmoedig en hevig, over hem heen en veracht zij zijn ideaal van gematigdheid en verdraagzaam heid" de breede middensfeer, die den stagen loop der geschiede nis bepaalt, was van Erasmiaanschen geest doortrokken. Nergens hebben de denkbeelden van Erasmus zooveel wortel ? geschoten als in het land, waar hij geboren werd. Er is veel Erasmiaansch in den geest van Willemvan Oranje,. die zoo wijd uitzag buiten de beperkingen van den godsdiensthaat." Diep doortrokken van den Erasmiaanschen geest was de klasse van stedelijke magistraten, die in de Republiek der Zeven Pro vinciën de leiding in handen kreeg. Aan den gruwel van het terechtstellen van heksen en toovenaars kwam hier een eeuw, vroeger dan elders een einde. Dat was niet de verdienste den hervormde predikanten. Zij deelden het volksgeloof, dat op ver volgingen aandrong. Het waren de magistraten, wier verlichting, reeds sedert den aanvang der zeventiende eeuw deze dingen niet. meer toeliet." Ook daaruit spreekt de geest van Erasmus. Het beschaafde menschdom" zoo besluit Huizinga het boek, waarop ik hier de aandacht heb willen vestigen heeft reden, Erasmus' naam in eere te houden, al was het enkel omdat hij de innig oprechte prediker is geweest van die algemeenezachtmoedigheid, die de wereld nog zoo bitter noodig heeft." K E R K K A M p

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl