Historisch Archief 1877-1940
Teekening voor de Amsterdammer"
door Henriette Lans
HET SPOORPAKJE"
Japon van geruit zephir zwart en wit. Ruime,
smalle strookjes van \vit neteldoek of nausouck.
Halskraag en motnvopslagen van wit piqué,
nansouck of batist. Zwart halsstrikje van breed
lint of smal en dan met lange einden.
MEISJES-VAKKLEEDING
Wij leven snel tegenwoordig. Ons voorgeslacht,
het staat reeds zoo ver achter ons. Toestanden uit
onze eigen jeugd, ze mogen reeds als volmaakt
verouderd worden beschouwd en toch is er niet
eens een menschenleven afstand tusschen dat
voorheen en thans. Zoo mijmerde ik dezer dagen
over dat veelbesproken decreet van de
Nederlandsche Staatspoorwegen en de werkdracht onzer
jonge meisjes. Mijn gedachten dwaalden af naar
den tijd toen wij, meisjes, de school hadden ver
laten en van alle kanten het was juist in het
overgangstijdperk van het naar buiten werken
der vrouw de vraag hoorden.... en wat moet
je nu worden ?" Die vraag werd mij heteerst gedaan
op een vroolijk d inert je, mijn buurman aan tafel
heeft nooit geweten hoe dat gezegde van hem
mij niet alleen het onbezorgde van die avondpret
ontnam, maar mij nog jaren en jaren daarna in de
ooren blijft klinken: Wat moet je nu worden?"
Dat vraagstuk werd den volgenden dag in vollen
ernst aan de vriendinnen voorgelegd. Wij, jolige
jonge meisjes, hoe konden wij ook meenen, dat
na de school de aarde een paradijs was, waar wij
het schoone konden bemachtigen zonder eenige
moeite er voor over te hebben? Pleegzuster" de
allereerste liefde van vrijwel elk jong meisje was
het ambt van ernstige overdenking. Pleegzuster !..
en dan een nette keizerlinnen japon, een flink,
helder wit schort met zakken en een mutsje. Voor
dit laatste deinsden wij nog eenigszins terug.
Vreemd toch zoo'n jonge-meisjes-ideaal. Terstond
wordt de kleeding er in betrokken. Pleegzuster
'zou ik echter niet worden, doch toen ik, mijn
eerste liefde getrouw, later een tijd op een kin
derkliniek werkzaam was, had ik uit eigen be
weging toch dadelijk de zuster-kleeding aange
trokken, Dit behoorde nu eenmaal bij de werk
zaamheden vond ik, het gaf ook meer houding,
Na die levensperiode en het doen van examens
kwam de wensch naar het kantoorleven aan de
beurt, en als van zelf sprekend was weer de eerste
gedachte en dan een zwart japonnetje met
stijf gestreken wit opstaand boordje en stijve
manchetten. Een ietwat Hernhutterachtig ideaal
naar mij thans voorkomt. Maar daarom gaat 't op"
dit oogenblik niet. 't Is meer om te typeeren hoe de
jonge meisjes van vroeger in een speciale
vakkleeding meenden te zien iets dat haar meer nabij
bracht tot het vak harer keuze, hoe zij zich blijk
baar wilde aanpassen ook uiterlijk aan de eischen
der betrekking, hetzij deze gevorderd werden door
de wetten der hygiëne, der samenleving of van
anderen aard waren.
En nu vraag ik mij af. Zou de psyche van het
jonge meisje van onzen tegenwoordigen tijd wel
daarin eenige verandering hebben ondergaan?
De vakkleed ing,dat uitvaardigen yan het verbod
der Ned. Staatsspoorwegen wordt fel besproken,
maar steeds door ouderen, vrouwen die de jonge
jaren achter zich hebben, het jcugdleven door
leefd hebben. Wat is daarover de persoonlijke
opinie onzer werkende meisjes zelve? Ik kan mij
niet voorstellen dat bij haar eenige tegenkanting
wordt ondervonden. De degelijke, goede werk
krachten die jaren in 't vak zijn, zullen wellicht
de verandering in kleeding overdreven vinden. Zij
zijn het, die den arbeid altijd boven het uiterlijk
hebben gesteld en haar kleeding binnen de perken
van de overdrijving hebben weten te houden. De
jongere meisjes, zij hebben niet nagedacht. Er
bestaat geen vakkleeding in zoo menige werkkring,
de andere vrouwelijke ambtgenooten waren ook
volgens de mode gekleed en.... de confectie deed
het overige, Laat ons in dezen de meisjes zelve
niet te hard beoordeelen. Nu zij het kwaad onder
de oogen leeren te zien, zullen zij er zich bij neer
leggen en vermoedelijk zal aan velen zelfs die
vakkleeding niet onwelkom zijn, daar zij tot een
rustiger arbeid leidt, en, evenals vroeger, de
bekoring zal hebben van de meerdere prestige
die er van een in vakkleeding gekleed meisje, als
zaakkundige uitgaat.
De eisch yan het bestuur der Ned. Staatsspoor
wegen is niet streng. Ze omvat: ten eerste het
dragen van ondoorzichtige stof. Welnu is deze niet
in shantung, linnen, foulard zijde in de kleur
rijkste dessins te krijgen? 't Zijn alle stoffen
waarin men niet stikt," Ten tweede een hooge
hals: Zie de teekening van onze Spoorpakjes, als
men den hals afwerkt met een omgeslagen kraagje
van waschbaar batist, dan zal dat nog minder
drukken. Bovendien kennen wij allen de groote
reverskragen, die er op geknipt zijn om gesloten
en open te worden gedragen. Ten derde lange
mouwen: Wie de mouwen met den manchet
te warm en te sluitend vindt, kan immers een
mouwtje nemen met witte batisten omslag,
of een wijden mouw waaromheen ongeveer 10 c.M.
van den onderrand af een smal sluitend pols
bandje is geslingerd.
Zoo zijn er allerlei mogelijkheden denkbaar,
om een vakpakje en een alledaagsch aardig toiletje
in nzelfde kleedingstuk te vereenigen. Toch
Teekening voor de Amsterdammer"
door Henriette Lans
zou ik de jonge meisjes-ambtenaren in verschil
lende vakken van bedrijf den raad willen geven:
Vereenigt u en bedenkt te zamen uw practische,
nette werkkjeeding. Laat u die niet door anderen
opleggen, dat is der vrouwen onwaardig.
En nu de finantieele zijde van de kwestie. Die
is er ongetwijfeld en m.i. is deze bij het niet dragen
van meisjes-vakkleeding een groote factor. Wan
neer draagt een dienstmeisje een zwart japonnetje
als zij de tafeldient?Als gij het haar geef t. Wanneer
nette witte schortjes of andere kledingstukken
die gij gaarne gedragen ziet? Als gij er de kosten
voor over hebt. Er zijn instellingen die vakkleeding
verplichtend stellen, doch zelf de kosten van
aanschaffen dragen, bij schorten zelfs van
wasschen. In de toekomst zal dit vraagstuk dat
bij mannen reeds onder de oogen werd gezien
ook voor vrouwen wel een oplossing vinden.
Eenigen tijd geleden was ik onder het gehoor
van een vrouwelijke predikant, die in zwarte
blouse en rok op het spreekgestoelte verscheen.
Een maand of wat later woonde ik een prediking
bij van een Amerikaansche vrouwelijke prediker,
die in toga met barret optrad. De eerste spreekster
kon aan het samenzijn niet geven, wat de laatste
terstond wist te scheppen, n.l. de wijding. Dat
was de kracht van de vakkleeding.
ELIS M. ROGGE
VAN KINDEREN
HET SCHOONE GEBAAR
Een vroege, nuchtere ochtendtram. Erin stapt
een jonge moeder, bleek, afgemat gezicht met 'n
kindje op haar arm, dunne, lange beentjes in
zwarte kousen. Achterhoofdje verbonden, ziekelijk
gezichtje. Alleen de oogjes levendig, donker,
blikkeren overal heen. En telkens wijst 't vingertje
en 't handje wil grijpen, naar zich toehalen de
lussen in de tram, de koperen handvatten die
blinken.
Bleeke moeder, moe van 't werken, moe van 't
zeulen met 't kindje, buigt toch telkens naar
voren over het kindje heen, even lachend om
't blij-zijn van 't kindje. Vlak tegenover haar
ploft een andere moeder op de bank. Ouder,
breed, met goed gezicht, rood en open, zwart
gekleed, dood gewoon, wil niets meer zijn, dan 'n
nette burgervrouw. Naast haar, tegen haar aan
't dochtertje, meisje van 'n jaar of zes, met keurige,
zoo pas gestreken Meertjes, 't Haar heel strak
gekamd, 't valt recht naar beneden. Telkens kijkt
ze innig naar de pop, dan weer naar de moeder.
Moeders praten, 't Meisje moet naar buiten en
met tranen in de oogen zacht: als ze 't maar
uit kan houden, nooit nog was ze alleen van huis."
Andere moeder dadelijk erin, begrijpt, drukt
't zieke kindje tegen zich aan en vertelt van altijd
naar den dokter loopen en 's nachts dan zoo onrus
tig, maar ook weer stralend, dat hij nog zoo tierig is.
't Zieke kindje ziet de pop, o die pop, die pop
voor hem, z'n handjes smeeken, oogjes vragen,
't mondje brabbelt.
't Meisje kijkt, haar moeder aan, ach, ze wil
wei geven even 't poppekind aan die uitgespreide
handjes.
Nee, schudt de bleeke moeder, alles wat hij te
pakken krijgt,maakt hij toch maar dadelijk stuk."
't Meisje kijkt weer naar haar pop, knuffelt.
en is heel tevreden. Hier de pop van de pop". Uit
haar breede zak haalt de moeder 'n onnoozel
popie, dat 't meisje in de armen van haar pop legt.
Moeders kijken elkaar aan. O, ze is zoo dol op
poppen, knikt de moeder van 't meisje.
't. Zieke kindje kijkt weer rond en opeens ont
dekt hij 't taschje. Ach, zoo'n heel klein
meisjestaschje met 'n prullerig blikkerig slot en 'n roestige
lange ketting.
Moeders praten, zien het niet, hoe alweer 't
handje wijst, dringend nu de felle oogjes.
't Meisje kijkt van d'r poppen op, ziet 't handje
van 't kind. En zonder dralen, zonder denken,
opent ze 't kleine taschje en haalt er een pisang
uit, een die juist in 't taschje past. O, dat gracelijk
gebaar van 't meisje als ze zich naar voren buigt
en de pisang reikt aan 't uitgestrekte handje. Zoo
spontaan, zoo mooi kan alleen een kind iets
geven, 't Is de schoone overgave, zooals ons de
primitieven beeldden.
Moeders lachen voor zich heen. 't Kindje hapt
in de rijpe vrucht, 't meisje kijkt weer naar haar
pop. En de nuchtere tram rijdt verder in 't vroege
morgen uur.
E. T I E R [ E-H O G E R Z E I L
DE SPOORCASAQUE"
Lijfje in plaats van japon aaneen te dragen
op een donkeren rok. Stof: geruite dunne wol.
In elk vierkant worden de initialen N. S.
dooreengeslingerd als motief geborduurd.
Wie YOGHURT van
OUD BUSSEM
eet, wordt oud, maar blijft jong.
Kerkstraat 187. Tel. 49344.