De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 19 juli pagina 11

19 juli 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Teekening voor de Amsterdammer" door Henriette Lans HET SPOORPAKJE" Japon van geruit zephir zwart en wit. Ruime, smalle strookjes van \vit neteldoek of nausouck. Halskraag en motnvopslagen van wit piqué, nansouck of batist. Zwart halsstrikje van breed lint of smal en dan met lange einden. MEISJES-VAKKLEEDING Wij leven snel tegenwoordig. Ons voorgeslacht, het staat reeds zoo ver achter ons. Toestanden uit onze eigen jeugd, ze mogen reeds als volmaakt verouderd worden beschouwd en toch is er niet eens een menschenleven afstand tusschen dat voorheen en thans. Zoo mijmerde ik dezer dagen over dat veelbesproken decreet van de Nederlandsche Staatspoorwegen en de werkdracht onzer jonge meisjes. Mijn gedachten dwaalden af naar den tijd toen wij, meisjes, de school hadden ver laten en van alle kanten het was juist in het overgangstijdperk van het naar buiten werken der vrouw de vraag hoorden.... en wat moet je nu worden ?" Die vraag werd mij heteerst gedaan op een vroolijk d inert je, mijn buurman aan tafel heeft nooit geweten hoe dat gezegde van hem mij niet alleen het onbezorgde van die avondpret ontnam, maar mij nog jaren en jaren daarna in de ooren blijft klinken: Wat moet je nu worden?" Dat vraagstuk werd den volgenden dag in vollen ernst aan de vriendinnen voorgelegd. Wij, jolige jonge meisjes, hoe konden wij ook meenen, dat na de school de aarde een paradijs was, waar wij het schoone konden bemachtigen zonder eenige moeite er voor over te hebben? Pleegzuster" de allereerste liefde van vrijwel elk jong meisje was het ambt van ernstige overdenking. Pleegzuster !.. en dan een nette keizerlinnen japon, een flink, helder wit schort met zakken en een mutsje. Voor dit laatste deinsden wij nog eenigszins terug. Vreemd toch zoo'n jonge-meisjes-ideaal. Terstond wordt de kleeding er in betrokken. Pleegzuster 'zou ik echter niet worden, doch toen ik, mijn eerste liefde getrouw, later een tijd op een kin derkliniek werkzaam was, had ik uit eigen be weging toch dadelijk de zuster-kleeding aange trokken, Dit behoorde nu eenmaal bij de werk zaamheden vond ik, het gaf ook meer houding, Na die levensperiode en het doen van examens kwam de wensch naar het kantoorleven aan de beurt, en als van zelf sprekend was weer de eerste gedachte en dan een zwart japonnetje met stijf gestreken wit opstaand boordje en stijve manchetten. Een ietwat Hernhutterachtig ideaal naar mij thans voorkomt. Maar daarom gaat 't op" dit oogenblik niet. 't Is meer om te typeeren hoe de jonge meisjes van vroeger in een speciale vakkleeding meenden te zien iets dat haar meer nabij bracht tot het vak harer keuze, hoe zij zich blijk baar wilde aanpassen ook uiterlijk aan de eischen der betrekking, hetzij deze gevorderd werden door de wetten der hygiëne, der samenleving of van anderen aard waren. En nu vraag ik mij af. Zou de psyche van het jonge meisje van onzen tegenwoordigen tijd wel daarin eenige verandering hebben ondergaan? De vakkleed ing,dat uitvaardigen yan het verbod der Ned. Staatsspoorwegen wordt fel besproken, maar steeds door ouderen, vrouwen die de jonge jaren achter zich hebben, het jcugdleven door leefd hebben. Wat is daarover de persoonlijke opinie onzer werkende meisjes zelve? Ik kan mij niet voorstellen dat bij haar eenige tegenkanting wordt ondervonden. De degelijke, goede werk krachten die jaren in 't vak zijn, zullen wellicht de verandering in kleeding overdreven vinden. Zij zijn het, die den arbeid altijd boven het uiterlijk hebben gesteld en haar kleeding binnen de perken van de overdrijving hebben weten te houden. De jongere meisjes, zij hebben niet nagedacht. Er bestaat geen vakkleeding in zoo menige werkkring, de andere vrouwelijke ambtgenooten waren ook volgens de mode gekleed en.... de confectie deed het overige, Laat ons in dezen de meisjes zelve niet te hard beoordeelen. Nu zij het kwaad onder de oogen leeren te zien, zullen zij er zich bij neer leggen en vermoedelijk zal aan velen zelfs die vakkleeding niet onwelkom zijn, daar zij tot een rustiger arbeid leidt, en, evenals vroeger, de bekoring zal hebben van de meerdere prestige die er van een in vakkleeding gekleed meisje, als zaakkundige uitgaat. De eisch yan het bestuur der Ned. Staatsspoor wegen is niet streng. Ze omvat: ten eerste het dragen van ondoorzichtige stof. Welnu is deze niet in shantung, linnen, foulard zijde in de kleur rijkste dessins te krijgen? 't Zijn alle stoffen waarin men niet stikt," Ten tweede een hooge hals: Zie de teekening van onze Spoorpakjes, als men den hals afwerkt met een omgeslagen kraagje van waschbaar batist, dan zal dat nog minder drukken. Bovendien kennen wij allen de groote reverskragen, die er op geknipt zijn om gesloten en open te worden gedragen. Ten derde lange mouwen: Wie de mouwen met den manchet te warm en te sluitend vindt, kan immers een mouwtje nemen met witte batisten omslag, of een wijden mouw waaromheen ongeveer 10 c.M. van den onderrand af een smal sluitend pols bandje is geslingerd. Zoo zijn er allerlei mogelijkheden denkbaar, om een vakpakje en een alledaagsch aardig toiletje in nzelfde kleedingstuk te vereenigen. Toch Teekening voor de Amsterdammer" door Henriette Lans zou ik de jonge meisjes-ambtenaren in verschil lende vakken van bedrijf den raad willen geven: Vereenigt u en bedenkt te zamen uw practische, nette werkkjeeding. Laat u die niet door anderen opleggen, dat is der vrouwen onwaardig. En nu de finantieele zijde van de kwestie. Die is er ongetwijfeld en m.i. is deze bij het niet dragen van meisjes-vakkleeding een groote factor. Wan neer draagt een dienstmeisje een zwart japonnetje als zij de tafeldient?Als gij het haar geef t. Wanneer nette witte schortjes of andere kledingstukken die gij gaarne gedragen ziet? Als gij er de kosten voor over hebt. Er zijn instellingen die vakkleeding verplichtend stellen, doch zelf de kosten van aanschaffen dragen, bij schorten zelfs van wasschen. In de toekomst zal dit vraagstuk dat bij mannen reeds onder de oogen werd gezien ook voor vrouwen wel een oplossing vinden. Eenigen tijd geleden was ik onder het gehoor van een vrouwelijke predikant, die in zwarte blouse en rok op het spreekgestoelte verscheen. Een maand of wat later woonde ik een prediking bij van een Amerikaansche vrouwelijke prediker, die in toga met barret optrad. De eerste spreekster kon aan het samenzijn niet geven, wat de laatste terstond wist te scheppen, n.l. de wijding. Dat was de kracht van de vakkleeding. ELIS M. ROGGE VAN KINDEREN HET SCHOONE GEBAAR Een vroege, nuchtere ochtendtram. Erin stapt een jonge moeder, bleek, afgemat gezicht met 'n kindje op haar arm, dunne, lange beentjes in zwarte kousen. Achterhoofdje verbonden, ziekelijk gezichtje. Alleen de oogjes levendig, donker, blikkeren overal heen. En telkens wijst 't vingertje en 't handje wil grijpen, naar zich toehalen de lussen in de tram, de koperen handvatten die blinken. Bleeke moeder, moe van 't werken, moe van 't zeulen met 't kindje, buigt toch telkens naar voren over het kindje heen, even lachend om 't blij-zijn van 't kindje. Vlak tegenover haar ploft een andere moeder op de bank. Ouder, breed, met goed gezicht, rood en open, zwart gekleed, dood gewoon, wil niets meer zijn, dan 'n nette burgervrouw. Naast haar, tegen haar aan 't dochtertje, meisje van 'n jaar of zes, met keurige, zoo pas gestreken Meertjes, 't Haar heel strak gekamd, 't valt recht naar beneden. Telkens kijkt ze innig naar de pop, dan weer naar de moeder. Moeders praten, 't Meisje moet naar buiten en met tranen in de oogen zacht: als ze 't maar uit kan houden, nooit nog was ze alleen van huis." Andere moeder dadelijk erin, begrijpt, drukt 't zieke kindje tegen zich aan en vertelt van altijd naar den dokter loopen en 's nachts dan zoo onrus tig, maar ook weer stralend, dat hij nog zoo tierig is. 't Zieke kindje ziet de pop, o die pop, die pop voor hem, z'n handjes smeeken, oogjes vragen, 't mondje brabbelt. 't Meisje kijkt, haar moeder aan, ach, ze wil wei geven even 't poppekind aan die uitgespreide handjes. Nee, schudt de bleeke moeder, alles wat hij te pakken krijgt,maakt hij toch maar dadelijk stuk." 't Meisje kijkt weer naar haar pop, knuffelt. en is heel tevreden. Hier de pop van de pop". Uit haar breede zak haalt de moeder 'n onnoozel popie, dat 't meisje in de armen van haar pop legt. Moeders kijken elkaar aan. O, ze is zoo dol op poppen, knikt de moeder van 't meisje. 't. Zieke kindje kijkt weer rond en opeens ont dekt hij 't taschje. Ach, zoo'n heel klein meisjestaschje met 'n prullerig blikkerig slot en 'n roestige lange ketting. Moeders praten, zien het niet, hoe alweer 't handje wijst, dringend nu de felle oogjes. 't Meisje kijkt van d'r poppen op, ziet 't handje van 't kind. En zonder dralen, zonder denken, opent ze 't kleine taschje en haalt er een pisang uit, een die juist in 't taschje past. O, dat gracelijk gebaar van 't meisje als ze zich naar voren buigt en de pisang reikt aan 't uitgestrekte handje. Zoo spontaan, zoo mooi kan alleen een kind iets geven, 't Is de schoone overgave, zooals ons de primitieven beeldden. Moeders lachen voor zich heen. 't Kindje hapt in de rijpe vrucht, 't meisje kijkt weer naar haar pop. En de nuchtere tram rijdt verder in 't vroege morgen uur. E. T I E R [ E-H O G E R Z E I L DE SPOORCASAQUE" Lijfje in plaats van japon aaneen te dragen op een donkeren rok. Stof: geruite dunne wol. In elk vierkant worden de initialen N. S. dooreengeslingerd als motief geborduurd. Wie YOGHURT van OUD BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong. Kerkstraat 187. Tel. 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl