Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERBAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
w
ADRIAEN BROUWER De rookers
(Verzameling Friedsam te N.-York; vroeger collectie Steengracht)
rijpe, wonderbaarlijk1 raak typeerende en
coloristisch zeer individueele Brouwer van de
Antwerpsche jaren tusschen '32 en omstreeks '35, den
tijd waarin die meesterstukken ontstaan, waar
door hij vooral in München en Dresden zoo onver
getelijk vertegenwoordigd is. In zijn laatste jaren
wordt hij wat minder kleurig: het beroemde
Steengracht-schilderij (thans collectie Friedsam te
New-York) is het meesterstuk van dien tijd.
Een moeilijk probleem zijn Brouwer's land
schappen, waarin Rubens' invloed en die van zijn
impressies op wandelingen rond Haarlem vereend
zijn meteen buitengewoon vlotten, bijna haastigen
schildertrant, maar die tevens van een teerheid is,
die men in zijn figuurstukken slechts zelden aan
treft. Het laatste woord over die landschappen is
nogniet gezegd. Ikvoormij geloof, dat er onder de
thans aan hem toegeschrevene nog menig werk
van anderen uit die dagen schuilt. Maar de
alge. meen als echt erkende zooals b.v. het landschap
met den herder te Berlijn, doen ons Brouwer als
een voor landschapstemmingen bijzonder
gevoe. ligen kunstenaar kennen, dien nu eens het onheil
spellende, dan Weer het weemoedige treft.
Het is hier niet de plaats, heel de ontwikkeling
van deze -gecompliceerde kunstenaarsnatuur te
schetsen. Zeker is, dat Bode's boekons toont, hoe
veel nader de gezette studie en ordening van een
overal verspreid artisten-oeuvre ons brengen kan
tot een kunstenaar, aan wien jaren lang, maar
klakkeloos alle wild geschilderde
herbergtafreeltjes werden toegeschreven, zoodat de ware
kunstenaar slechts moeilijk viel te herkennen.
En al zijn wij nog niet in alle opzichten daar
waar we wezen moeten, toch heeft Bode het
verstaan, ons Brouwer in dit boeiend werk zóó
voor te stellen, als hij moet zijn geweest. Als
mensch een bohémien, die ondanks zijn nauwe be
trekkingen tot artisten die een geregeld leven
leidden, zooals Lievens, de Heem, Daniël Seghers,
zijn levenslustigen aard geen dwang kon aan
doen, en die de zorgelooze ongebondenheid ver
koos boven eer en roem. Een kunstenaar van
Gods genade, een man van buitengewone genia
liteit. W. M A R T i N
SCHILDERKUNST-KRONIEK
DE ETSEN VAN WlLLEM WlTSEN, bij VAN
WlSSELINGH EN CO.
In het oeuvre van Witsen, den etser, vindt ge
den gang van zijn andere werk terug.
Hij begint met Oud-Amsterdam en
OudDordrecht; zoekt bij voorkeur stille hoekjes, bij
stil weer, waar verweerde muren door verzakte
vensters onderbroken in stil water spiegelen.
Hij copieert deze voor
beelden uiterst nauwgezet,
als een stil-leven.
Oeentoonverschil ontgaat hem.
Niets laat hij over aan het
toe val en niets van zichzelf
voegt hij toe dan
onwillekeurig-?den afdruk
van zijn stille genegen
heid. Zijn sobere weergave
is bijna de objectieve" van
een uiterst gevoelige lens.
Zoo maakt hij meest
kleine -^ etsen die, in hun
soort, onovertroffen zijn.
Elke lijn leeftenelke
toonverhoudingis verantwoord.
Het zwart is rijk gescha
keerd en het wit is een
zachte en lichte nuance
van het zwart.
Als hij naar Ede gaat is
hij nog dezelfde scherpe
waarnemer. Hij zoekt ster
ker tegenstellingen en
plaatstgaarne
opdedonkerende hei een figuur hoog
tegen de lichtende lucht.
Ook nu nog ontgaat hem
geen schakeering. De voor
grond isonverdroten door
werkt en geen glimp van
het scheidende licht op
het kleed der fijn omlijnde
gestalte is verwaarloosd.
Dan in
Wijk-bijDuurstede wordt hij
minder. Hij geeft de voor
keur aan een grooter for
maat, maar hij vult de
grootere ruimte niet. Zijn
figuur heeft niet altijd
inhoud; de intensiteit
der waarneming wordt
ongelijk. Als hij zich
daarna weer tot Am
sterdam wendt, vindt
ge een duidelijk ver
schil met vroeger. De schoone gebondenheid",
de bewogen lijn, de rijke toonschakeering zijn
verdwenen; zijn werk is lichter maar verbrok
keld, de lijn hard; van de vochtige warmte
die in vroegere etsen als was blijven hangen
(zie No. 66, de overhaal) is niets meer over.
Elke reprise is niet meer opnieuw een creatie;
routine verving de aandacht. In de nummers 47,
48, 53 vindt ge voorbeelden. Venetiëeindelijk
(100, 101) kon hem niets meer zeggen.
Witsens naald flaneerde nooit over het koper.
Bravour, chic, kende hij
niet. Hij was eerder een
graveur, die etste. Niet de
lijn, maar de toon was hem
hoofdzaak. Dit verklaart
het gewicht dat hij aan het
drukken hechtte en geeft
aan de door hem zelf ge
drukte exemplaren een
werkelijk voordeel.
Zijn beste ? tegelijk
zijn vroegste werk is
op het oog onaanzienlijk.
Maar het is zoo echt, zoo
eerlijk en zoo uitsluitend
de vrucht van een zich
zelf verteerende aandacht,
dat het een plaats moet
behouden onder de blij
vende producten der
etskunst.
FRANSCHE KUNST. O. J.T.
van Deene. Prinsengracht.
ALTAARSTUK van Prof.
Jurres. Buffa en Zonen.
De naam Jean Frélaut
lijkt me er voorloopiggeen
om, te onthouden. De heer
van Deene, ijverig, laat
teekeningen en etsen van
hem zien. Die teekeningen,
gekleurd of ongekleurd,
kan men bezwaarlijk be
schouwen als een uiting van
kunst. Ze zijn eerder onbe
holpen; en van een onbe
holpenheid die niet het dik
wijls innemende gevolg is
van eene argelooze
naieveteit.De etsen schijnen beter.
De etser Frélaut deinst
voor geen onderwerp
terug. Het beste slaagt hij
in de moeilijkste. Een
C. B. VAN BOHEMEN
RESTAURATEUR VAN
SCHILDERIJEN
MET 30 JAREN LANGE DAGELIJKSCHE
ERVARING EN GRONDIGE
MATERIALEN-KENNIS
ALS ZOODANIG ERKEND EN AANBEVOLEN
DOOR DR. BREDIUS, DR. VAN GELDER
EN DR. HOFSTEDE DE GROOT
ATELIER: HELMERSSTRAAT 57
DEN HAAG
TELEFOONNUMMER 32871
paar blaadjes vol figuren zijn aantrekkelijk om te
eerlijke vrijmoedigheid waarmee ze werden aan
gepakt. Laboureer is een goede bekende. In de
kleine gravures die de heer van Deene van hem
laat zien teekent je den behendigen en
spaarzamen vuiler van een vlak, die het zwart en wit
zonder groote tegenstellingen met zorg verdeelt.
De fijne en voorname spot van den figuurteekenaar
helt meer en meer over naar de goedkooper
caricatuur; wat oorspronkelijkheid was dreigt
manier te worden.
Onder de boeken trok een tableau de l'amour
vénal" de aandacht. LUC Albert Moreau teekende
er twaalf litho's voor, naar den geest hier en daar
op Lauher geïnspireerd maar technisch en
coloristisch het werk van een echt lithografisch talent.
De heeren Buffa vertoonen een altaarstuk dat
Prof. Jurres in opdracht voor een R.K. kerk schil
derde en dat den dood van de H. Agnes voorstelt.
Niemand zal er den schilder een verwijt van maken
dat hij zich van deze opdracht kweet op zijn
manier. Hij verwierp den hand van welken stijl
dan ook en schilderde een barok tafereel in zijn
geest. Toch treedt onder de talrijke vragen die den
beschouwer bestormen deze op den voorgrond:
indien Prof. Jurres bij het schilderen van dit stuk
zoo geheel zich zelf is gebleven, waarom bleef
hij dan beneden zich zelf? Ontbrak hem, toen hij
na lang zoeken en na vele verdienstelijke voor
studies, aan den definitieven arbeid toog het
geduld? Meende hij onderden mantel eener onmis
kenbare bravour te kunnen verbergen datgene
wat hij zich bewust moet zijn geweest dat aan zijn
schepping ontbrak? Te vergeefs zoekt, wie nauw
keurig toeziet naar n plekje waar, onder den
stortvloed van kleur en verf, een zorgzame hand
en een bezonnen en bezonken geest naar voren
komt. H E N N u s
ADRIAEN BROUWER
(Stadelsche Kunst-Instituut Frankfort)
Dokter
>