Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
Op den Economischen Uitkijk
Ziekenkassen.
Het is alweer reeds weken en weken geleden,
sedert minister Aalberse aan den Hoogen
Raad van Arbeid het voor-ontwerp toezond van
eene wetsvoordracht, waarin ae ziekte- en de on
gevallenverzekering worden geregeld overeen
komstig de lijnen, ciie hij daarvoor bij de behande
ling der begrooting van zijn Departement in de
Tweede Kamer had aangegeven. Er is voor mij
geen bijzondere aanleiding, thans reeds hierover
uitvoerig te spreken; misschien komt een of ander
punt toch nog wel eens naar voren. Maar ne
aangelegenheid, die met dit onderwerp samenhangt
zou ik nu wel in het licht willen stellen, zij lijkt mij
in meer dan n opzicht buitengewoon belangrijk:
het feit n.l. dat in het door den minister aanvaard
stelsel van ziekteverzekering geene plaats is voor de
bestaande ziekenkassen.
Verrassend is dit niet; men wist dat dit zoo zijn
zou; de Minister had dit reeds gezegd. Met een
enkel woord heb ik in het No. der Groene van 10
Mei daarop de aandacht gevestigd en erop gewe
zen, hoe jammer het was, dat deze instellingen
geen rol vervullen zullen in de practische uitoefe
ning der ziekteverzekering. Nu, jammer vindt
de Minister dit ook, gelijk hij in de Kamer ver
klaarde en hij nog eens weer verklaart in een
afzonderlijk daaraan gewijd paragraafje der
Nota van Toelichting tot zijn voor-ontwerp.
Maar ziet ge, zoo ongeveer zegt Minister
Aalberse in die , ik kan waarlijk niet anders;
ik ben overtuigd dat de bedrijfsvereenigingen het
beter zullen doen dan de ziekenkassen en die over
weging moet toch den doorslag geven; de zieken
kassen hebben zich in den laatsten tijd wel her
vormd, hebben zich ook geschikt in breedere orga
nisaties, doch dit alles beteekent niet zooveel,
dat men op grond daarvan ze veilig met de Wette
lijke taak zou kunnen belasten. En dus, hoezeer
het mij leed doet, ik kan ze niet gebruiken; zij
zullen voor de beter geoutilleerde, steviger en
breeder bedrijfsvereeniging moeten wijken
Dit leedwezen van den Minister is zeker op
recht; welke reden zou er zijn, daaraan te twijfe
len? Maar hiermee is, althans in mijn oogen,de
zaak niet afgedaan of liever, ik kan, als ik den
Minister hier tranen zie plengen, daar niet het
zwijgen toe doen. Allereerst dit: het is niet iets,
waar men, dunkt mij, zich licht overheen kan
zetten, wanneeer een wettelijke regeling zoo
uitvalt, dat zij tal van sedert jaar en dag bestaan
de, vrijwillige, door burgers gestichte en geleide
organisaties op zij schuift als in haar stelsel on
bruikbare elementen. Ook al bedenkt men, dat
het in dit geval nu eens niet is: man versus
State", dat hier niet het particulier initiatief moet
zwichten voor ambtelijke dienstverrichting, doch
de particuliere kassen door particuliere bedrijfs
vereenigingen vervangen zullen worden, dan toch
valt het moeilijk er zich bij neer te leggen, dat
deze ziekenkassen proeven van wat door de
menschen zelf was uitgedacht en gedaan om te
voorzien in behoeften, aan welker vervulling de
wetgever zich al dien tijd niets liet gelegen lig
gen ! als door n pennestreek overbodig wor
den gemaakt.
Maar ik moet zegt de Minister de beste
outillage kiezen en die leveren de ziekenkassen
mij nu eenmaal niet Op dit schijnbaar
zoo sterke argument heb ik voor mij mijn ant
woord gereed: Dit moge zoo zijn, maar dat is dan
hieraan te wijten, dat gij (en uw voorgangers)
niet tijdig er voor hebben gezorgd, dat deze kas
sen, door reorganisatie, in een wettelijk stelsel
als welkome medewerkers konden worden aan
vaard. Hier openbaart zich, naar ik de zaak bezie,
een verzuim der Regeering n een verzuim van
de organisaties zelven.
Het is misschien niet kwaad, als ik dit punt
wat nader ontwikkel. Laat mij met het laatste,
de kassen zelf, beginnen.
Van oudsher, kan men wel zeggen, is in breede
kringen ten onzent de behoefte gevoeld aan ziekte
verzekering en men" heeft daartoe ziekenkassen
van allerlei soort en typen, opgericht. De burgers,
die ditdeden, waren bezield met goede bedoelingen,
maar dit is voor juiste vervulling van de taak
niet voldoende. Bij het in 't leven roepen en hou
den van die talrijke organisaties wreekte zich
meer dan ne van onze nationale eigenaardig
heden. Vooreerst
wat plechtiglijk heet
de Souvereiniteit
in eigen kring",
waarbij de kring"
beperkt blijft tot
dien der naaste
geestverwanten of
der eigen
dorpsgenooten. Wij zien ook
op zoo menig ander
terreinvan ons maat
schappelijk leven die
liefhebberij, om toch
vooral alleen met
de ware broeders
samen te werken
tot bereiking van
eenig doel, dien
tegenzin tegen toe
lating van anders
denkenden", ook
waar het niet gaat
om zaken van ge
loof of politiek
maar om zuiver
practische werk
zaamheden. Dit he
laas echt
Nederlandsche
exclusivisme leidt tot een
zeer be
treurenswaardige versnippering
van krachten. Hoe
wel wij zeggen:
eendrachtmaaktmacht,
handelen wij naar
de leus, dat allen,
die niet in alles het
met ons eens zijn,
liever geweerd moe
ten worden uit de
organisatie, die wij
voor eenig nuttig
oogmerk scheppen
gaan. Vandaar die
tallooze kleine'f ge
nootschappen, asso
ciaties, fondsen,
vereenigingen, stichtin
gen, enz. op allerlei
terrein des levens.
En konden wij nu
nog maar er toe komen, na voor de eigen pa
rochie" het eigen orgaan te hebben geschapen,
dat aan te sluiten aan een breeder verband.
Maar ook dat is ons te veel. Wij willen niets
prijs geven van onze dierbare zelfstandigheid,
willen baas blijven in eigen huis", al is dat huiske
ook nog zoo klein.... pok bij onze ziekenkassen
heeft deze nationale liefhebberij zich te zeer en
te lang doen gelden en wreekt zij zich nu.
Er komt bij, dat men in den eigen, kleinen
kring niet genoeg kennis neemt van wat daar
buiten voorvalt, zich niet op de hoogte stelt van
de eischen, die door de wisseling der tijden en
wijziging van inzichten ontstaan. Zoo geraakt
en blijft men ten achter. Nu weet ik wel, dat men
in den kring der ziekenkassen gepoogd heef t den
uit dien hoofde ontstanen achterstand 'weer in
te halen, maar algemeen was dit streven niet.
Intusschen: men moet hier wel onderscheiden;
er zijn ten onzent grootere, goed ingerichte orga
nisaties, op welke het bovengezegde niet van
toepassing is, doch ik vrees dat ook die met de
andere, straks toch ook geen emplooi meer zullen
vinden.
Doch in dit alles openbaart zich, dunkt mij,
ook een verzuim der (niet dezer) Regeering. De
overheid in Nederland heeft deze, uit het
volksen bedrijfsleven voortgekomen organisaties als
't ware maar in 't wild laten opgroeien, er niet
naar omgezien, zich er niet om bekommerd, hoe
ze opgroeiden. Thans, nu die groei blijkt te heb
ben geleid tot uitkomsten, waardoor deze fondsen
en kassen niet zonder eene hervorming, die
voor vele te krachtig zijn zal, passen in een gloed
nieuw wettelijk stelsel, thans zegt de Regeering:
die instellingen kan ik niet gebruiken. Maar wat
heeft zij ooit gedaan, om de bestuurders dier in
stellingen aan te moedigen tot geleidelijke her
vorming, waardoor deze organisaties op deug
delijker grondslag zouden zijn gevestigd ge
worden?
In Zwitserland heeft men dit zien gebeuren.
Daar heeft de Regeering dergelijke instellingen. . .
niet gedwongen zich te wringen in een door de
overheid pasklaar gemaakt keurslijf-voor-alles
maar heeft regels opgesteld, waarnaar volgens
haar inzicht een behoorlijk ingericht ziekenfond,
zich gedragen moet; het opvolgen van de regels
heeft zij aanbevolen en heeft de gegadigden doen
zien, waarom het inderdaad voor de door hen
beheerde kassen goed zou zijn, indien ze de
ambtelijke wenken volgden. Deden ze dit, dan
DIERSTUDIE: NIJLPAARD
?
Teekening voor de Amsterdammer" door H. Verslijnen
De man, die in gezelschap zoo aanlokkelijk kon gapen
CADILLAC V. 63
Ieder, die het heeft gebracht tot een
CADILLAC V 63, behoeft het op auto
mobielgebied niet verder te zoeken.
K. LANDEWEER - UTRECHT
kwamen ze voor een subsidie in aanmerking.
Men ziet: hier was geen dwang om in te gaan",
geen Gemaszregel", doch opleiding, opvoeding,
bevordering van overheidswege. Doch dit nu
hebben juist wij ten onzent nooit gekend. Wat
de wetgever niet dwingend regelt, is voor de over
heid om zoo te zeggen de moeite der beschouwing
niet waard. Wij kennen slechts dwang of ont
houding.
En dit geldt niet alleen voor de organen, maar
ook voor de verzekering zelf. Welke gelukkige uit
komsten wist Denemarken niet te bereiken niet
aanmoediging van vrijwillige ziekteverzekering;
het overtroefde destijds Duitschland met zijn
Zwangsversicherung". Maar wij tuurden ons
blind op het Duitsch model, maakten reeds twin
tig jaar geleden plannen voor verplichte ziekte
verzekering (die wij nog niet hebben !) en ver
zuimden alle opvoedend werk.
Tot grooter glorie van den Nederlandschen wet
gever strekt de geschiedenis onzer sociale verze
kering niet!
S M i s s A E K 'i'
.ROOKT-"
PATR&M