De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 juli pagina 1

26 juli 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. KERN K A MP Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en O. NOLST TRENIT Secretaris der Redactie t C P. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA 6 WARENDORF Prijs per jaargang f 10. bQ vooruitbetaling. Per No. f 0.25 Redactie en Administratie i Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentlën f 0.75 per regel Dispositiekosten 20 cent HET RAPPORT DER STAATSCOMMISSIE VOOR HET H. O. Een staatscommissie, die het vorige jaar werd benoemd om na te gaan, of er bezuinigd kon worden op het openbaar hooger onderwijs, zonder het peil daarvan in het algemeen te verlagen; die een half jaar heeft gewerkt onder het voorzitterschap van den .heer H. Colijn (eerst na zijne benoeming tot minister werd hij door een ander vervangen) en tot het resultaat geraakt, dat er geen bezuiniging van eenig belang kan worden ingevoerd is dat geen pluim op d.en hoed van het openbaar hooger onderwijs? Want het voor eenige weken door deze commissie uitgebrachte rapport komt hierop neer: we have no banana's; wij komen met ledige handen; wij kunnen den Minister van Financiën geen aantal millioentjes aanbieden als bijdrage tot de totale som, die hij op de staatsbegrooting wil besparen. Aan de opheffing van eene der rijksuniversiteiten valt niet te denken. Volgens het eenparig oordeel der Commissie toch moet zoowel te Leiden als te Utrecht en te Groningen de medische faculteit gehandhaafd blijven, dus ook de wis- en natuurkundige faculteit, zonder welke de eerste niet kan bestaan. Daarmede verliest het denkbeeld om tot opheffing van eene der Rijksuni versiteiten over te gaan, alle aantrekkelijkheid", immers 80 pCt. van de jaarlijksche kosten van het hooger onderwijs komen juist voor rekening van de beide genoemde faculteiten, met hare ziekenhuizen, klinieken en laboratoria. Ook in de verminking van n of meer universiteiten door opheffing van n of meer der drie overige faculteiten die der godgeleerdheid, der rechtsgeleerdheid en der letteren en wijs begeerte ziet de Commissie geen heil. Uit wetenschappelijk oogpunt veroordeelt zij zulk een amputatie; financieel zou de maatregel ook geen zoden aan den dijk zetten; de bedoelde facul teiten zijn de goedkoope"; bij opheffing ervan worden alleen de hoogleeraarstractementen bespaard: een luttele bezuiniging", die bovendien grootendeels te niet zal worden gedaan, omdat aan een andere universiteit het aantal studenten in de betrokken faculteit dan weer zal toenemen, wat uitbreiding van college zalen en aanstelling van nieuwe leerkrachten kan veroorzaken. Neen, we' have no banana's. Tenminste geen kanjers. Alleen geven wij in overweging, de Veeartsenijkundige Hoogeschool nauw te vereenigen" met de Utrechtsche universiteit. Dit zal leiden tot vereenvoudiging en bezuiniging". Hoeveel bezui niging? dit verneemt men niet, zoomin als de Commissie zich uitlaat over den vorm", waarin de vereeniging zal moeten ge schieden. Ten slotte: er is in den laatsten tijd" noodeioos duur gebouwd, te Delft en te Utrecht. Maar op dit reeds verspilde geld valt niet meer te bezuinigen ! Al zullen de belastingbetalers niet juichen over het rapport dezer Commissie, zij heeft een belangrijk werk verricht; ook de, uit financieel oogpunt, negatieve resultaten daarvan hebben hunne waarde. Aan het eigenlijke rapport zijn verscheiden sta tistieken omtrent uitgaven en inkomsten van het hooger onderwijs, benevens het aantal der studenten en hun verdeeling over de verschillende Universiteiten en faculteiten toegevoegd, die kost baar materiaal bevatten voor elk, die zich een eigen oordeel wil vormen over de verschillende vraagstukken, waarmede de Com missie zich heeft bezig gehouden. Tot de bijlagen behoort ook het rapport van den Onderwijs raad, afd. H.O., over de distributie": welke vakken aan elke universiteit moeten worden onderwezen, welke slechts aan ne, of slechts aan ne volledig. De Staatscommissie betreurt het, dat de Onderwijsraad op dit gebied niet meer resultaten héft kunnen bereiken; zij meent intusschen dat een goed doorgevoerde rolverdeeling tusschen de universiteiten op den duur ongetwijfeld tot kostenbesparing zal leiden." Ook wie het rationeele van zulk een rolverdeeling erkent en haar om wetenschappelijke redenen gewenscht acht, behoeft de meening van de Commissie nog niet te onderschrijven, dat er bezuiniging" in zit. Zooals er in het rapport meer meeningen worden geuit, die tot kritiek aanleiding zullen geven. Misschien zal ook te dezer plaatse een of ander onderdeel ervan nog wel eens nader worden besproken. Voorloopig bepaal ik mij echter tot n van de voornaamste conclusies derCommissie: dat er niet valt te denken aan opheffing van n der Rijksuniversiteiten. Wie nu mocht meenen, dat daarmede deze kwestie van de baan is, verblijdt zich echter met een doode musch. Want behalve de kostenbesparing was er nog een ander vraagpunt aan de Commissie voorgelegd, n.l. of, en zoo ja, hoeN de verhouding tusschen het openbaar en bijzonder hooger onderwijs nader kan worden geregeld, zoodat het bijzonder universitair onderwijs zich naar zijn aard beter zal kunnen ont wikkelen dan op dit oogenblik het geval is"; dat wil practisch zeggen: of de Vrije en de Roomsche Universiteit door den Staat zullen worden gesubsidieerd. De Commissie was eenparig van oordeel, dat bij den huidigea financieelen toestand in de eerstvolgende jaren hiervan geen sprake zal kunnen zijn"; de meerderheid achtte het voorstellen van een regeling voor de toekomst voorbarig; de minderheid, die zich in beginsel verklaarde voor het verleenen van financieelen steun aan het bijzonder universitair onderwijs, achtte het ont werpen van een plan daartoe wél tot de taak der Commissie te behooren. Daarom komt het er op aan, na te gaan hoe de Commissie was samengesteld. Minister de Visser had bij haar installatie wel gezegd, dat de Commissie en haar samenstelling een zoo weinig mogelijk politiek karakter droeg", maar zooveel had hij dan toch aan de politiek moeten offeren, dat er in de Commissie 6 leden van rechts zaten (2 R.Kath., 2 Antirev. en 2 Christ. Hist.) en zes vrijzinnigen". Men mag nu veronderstellen dat n der Christ. Hist. leden, of beiden (de heeren Schokking en Slotemaker de Bruine) tot de meerderheid behooren, die het onnoodig vond zich reeds thans bezig te houden met een plan tot subsidieering, dat toch voorloopig niet zal kunnen worden uitgevoerd. Maar daaruit volgt niet, dat zij, of hunne partij, principieele tegenstanders van subsidieering zijn. En in elk geval mag men verwachten, dat de Roomsch-Kath. en de antirevolutionaire partij, zoodra 's lands financiën eenigszins hersteld zullen zijn, een poging zullen doen om tot subsidieering van het bijzonder universitair onderwijs over te gaan. Welke houding de Christ. Hist partij dan zal aannemen, zal wel afhangen van de politieke situatie van het oogenblik. Het is niet uitgesloten, dat ook sommige vrijzinnigen, uit billijkheidsover wegingen, voor de subsidieering zullen stemmen. Maar, al of niet billijk, indien zulk een voorstel een meerderheid in de volksvertegenwoordiging verwierf, zal, naar onze meening, bewaarheid worden wat door enkele leden der Staatscommissie in het rapport werd voorspeld: de subsidieering van de bijzondere universiteiten zal indien men daarmede denzelfden kant opgaat als bij het lager onderwijs, d.w.z. langzamerhand nagenoeg alle kosten dekt ? tot de opheffing van twee der Rijksuniver siteiten leiden, niet alleen, omdat de Staat alle universiteiten clan niet meer zal kunnen bekostigen, maar ook omdat het onmogelijk zal blijken de leerstoelen aan zooveel universiteiten behoorlijk te be zetten. Daarom biedt het eenparig oordeel van deze Staatscommissie, dat er niet kan worden overgegaan tot opheffing van ne der Rijksuniversiteiten, nog geen waarborg voor het onbedreigd voortbestaan van Utrecht of Groningen ? want aan Leiden, de oudste, zal men wel niet durven raken. K E R N K A M P

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl