Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van O. W. KERN K A MP
Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en O. NOLST TRENIT
Secretaris der Redactie t C P. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA 6 WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.
bQ vooruitbetaling. Per No. f 0.25
Redactie en Administratie i
Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentlën f 0.75 per regel
Dispositiekosten 20 cent
HET RAPPORT DER STAATSCOMMISSIE
VOOR HET H. O.
Een staatscommissie, die het vorige jaar werd benoemd om
na te gaan, of er bezuinigd kon worden op het openbaar hooger
onderwijs, zonder het peil daarvan in het algemeen te verlagen;
die een half jaar heeft gewerkt onder het voorzitterschap van den
.heer H. Colijn (eerst na zijne benoeming tot minister werd hij
door een ander vervangen) en tot het resultaat geraakt, dat er
geen bezuiniging van eenig belang kan worden ingevoerd is
dat geen pluim op d.en hoed van het openbaar hooger onderwijs?
Want het voor eenige weken door deze commissie uitgebrachte
rapport komt hierop neer: we have no banana's; wij komen met
ledige handen; wij kunnen den Minister van Financiën geen
aantal millioentjes aanbieden als bijdrage tot de totale som, die
hij op de staatsbegrooting wil besparen.
Aan de opheffing van eene der rijksuniversiteiten valt niet te
denken. Volgens het eenparig oordeel der Commissie toch moet
zoowel te Leiden als te Utrecht en te Groningen de medische
faculteit gehandhaafd blijven, dus ook de wis- en natuurkundige
faculteit, zonder welke de eerste niet kan bestaan. Daarmede
verliest het denkbeeld om tot opheffing van eene der Rijksuni
versiteiten over te gaan, alle aantrekkelijkheid", immers 80 pCt.
van de jaarlijksche kosten van het hooger onderwijs komen juist
voor rekening van de beide genoemde faculteiten, met hare
ziekenhuizen, klinieken en laboratoria.
Ook in de verminking van n of meer universiteiten door
opheffing van n of meer der drie overige faculteiten die der
godgeleerdheid, der rechtsgeleerdheid en der letteren en wijs
begeerte ziet de Commissie geen heil. Uit wetenschappelijk
oogpunt veroordeelt zij zulk een amputatie; financieel zou de
maatregel ook geen zoden aan den dijk zetten; de bedoelde facul
teiten zijn de goedkoope"; bij opheffing ervan worden alleen
de hoogleeraarstractementen bespaard: een luttele bezuiniging",
die bovendien grootendeels te niet zal worden gedaan, omdat
aan een andere universiteit het aantal studenten in de betrokken
faculteit dan weer zal toenemen, wat uitbreiding van college
zalen en aanstelling van nieuwe leerkrachten kan veroorzaken.
Neen, we' have no banana's. Tenminste geen kanjers. Alleen
geven wij in overweging, de Veeartsenijkundige Hoogeschool
nauw te vereenigen" met de Utrechtsche universiteit. Dit zal
leiden tot vereenvoudiging en bezuiniging". Hoeveel bezui
niging? dit verneemt men niet, zoomin als de Commissie zich
uitlaat over den vorm", waarin de vereeniging zal moeten ge
schieden.
Ten slotte: er is in den laatsten tijd" noodeioos duur gebouwd,
te Delft en te Utrecht. Maar op dit reeds verspilde geld valt niet
meer te bezuinigen !
Al zullen de belastingbetalers niet juichen over het rapport
dezer Commissie, zij heeft een belangrijk werk verricht; ook de,
uit financieel oogpunt, negatieve resultaten daarvan hebben
hunne waarde. Aan het eigenlijke rapport zijn verscheiden sta
tistieken omtrent uitgaven en inkomsten van het hooger onderwijs,
benevens het aantal der studenten en hun verdeeling over de
verschillende Universiteiten en faculteiten toegevoegd, die kost
baar materiaal bevatten voor elk, die zich een eigen oordeel wil
vormen over de verschillende vraagstukken, waarmede de Com
missie zich heeft bezig gehouden.
Tot de bijlagen behoort ook het rapport van den Onderwijs
raad, afd. H.O., over de distributie": welke vakken aan elke
universiteit moeten worden onderwezen, welke slechts aan ne,
of slechts aan ne volledig. De Staatscommissie betreurt het, dat
de Onderwijsraad op dit gebied niet meer resultaten héft kunnen
bereiken; zij meent intusschen dat een goed doorgevoerde
rolverdeeling tusschen de universiteiten op den duur ongetwijfeld
tot kostenbesparing zal leiden."
Ook wie het rationeele van zulk een rolverdeeling erkent en
haar om wetenschappelijke redenen gewenscht acht, behoeft
de meening van de Commissie nog niet te onderschrijven, dat
er bezuiniging" in zit.
Zooals er in het rapport meer meeningen worden geuit, die
tot kritiek aanleiding zullen geven. Misschien zal ook te dezer
plaatse een of ander onderdeel ervan nog wel eens nader worden
besproken.
Voorloopig bepaal ik mij echter tot n van de voornaamste
conclusies derCommissie: dat er niet valt te denken aan opheffing
van n der Rijksuniversiteiten.
Wie nu mocht meenen, dat daarmede deze kwestie van de baan
is, verblijdt zich echter met een doode musch.
Want behalve de kostenbesparing was er nog een ander
vraagpunt aan de Commissie voorgelegd, n.l. of, en zoo ja, hoeN
de verhouding tusschen het openbaar en bijzonder hooger
onderwijs nader kan worden geregeld, zoodat het bijzonder
universitair onderwijs zich naar zijn aard beter zal kunnen ont
wikkelen dan op dit oogenblik het geval is"; dat wil practisch
zeggen: of de Vrije en de Roomsche Universiteit door den Staat
zullen worden gesubsidieerd.
De Commissie was eenparig van oordeel, dat bij den huidigea
financieelen toestand in de eerstvolgende jaren hiervan geen
sprake zal kunnen zijn"; de meerderheid achtte het voorstellen
van een regeling voor de toekomst voorbarig; de minderheid, die
zich in beginsel verklaarde voor het verleenen van financieelen
steun aan het bijzonder universitair onderwijs, achtte het ont
werpen van een plan daartoe wél tot de taak der Commissie te
behooren.
Daarom komt het er op aan, na te gaan hoe de Commissie was
samengesteld. Minister de Visser had bij haar installatie wel
gezegd, dat de Commissie en haar samenstelling een zoo weinig
mogelijk politiek karakter droeg", maar zooveel had hij dan toch
aan de politiek moeten offeren, dat er in de Commissie 6 leden
van rechts zaten (2 R.Kath., 2 Antirev. en 2 Christ. Hist.) en
zes vrijzinnigen".
Men mag nu veronderstellen dat n der Christ. Hist. leden,
of beiden (de heeren Schokking en Slotemaker de Bruine) tot
de meerderheid behooren, die het onnoodig vond zich reeds thans
bezig te houden met een plan tot subsidieering, dat toch voorloopig
niet zal kunnen worden uitgevoerd.
Maar daaruit volgt niet, dat zij, of hunne partij, principieele
tegenstanders van subsidieering zijn. En in elk geval mag men
verwachten, dat de Roomsch-Kath. en de antirevolutionaire
partij, zoodra 's lands financiën eenigszins hersteld zullen zijn,
een poging zullen doen om tot subsidieering van het bijzonder
universitair onderwijs over te gaan.
Welke houding de Christ. Hist partij dan zal aannemen, zal wel
afhangen van de politieke situatie van het oogenblik. Het is niet
uitgesloten, dat ook sommige vrijzinnigen, uit billijkheidsover
wegingen, voor de subsidieering zullen stemmen.
Maar, al of niet billijk, indien zulk een voorstel een meerderheid
in de volksvertegenwoordiging verwierf, zal, naar onze meening,
bewaarheid worden wat door enkele leden der Staatscommissie
in het rapport werd voorspeld: de subsidieering van de bijzondere
universiteiten zal indien men daarmede denzelfden kant
opgaat als bij het lager onderwijs, d.w.z. langzamerhand nagenoeg
alle kosten dekt ? tot de opheffing van twee der Rijksuniver
siteiten leiden, niet alleen, omdat de Staat alle universiteiten clan
niet meer zal kunnen bekostigen, maar ook omdat het onmogelijk
zal blijken de leerstoelen aan zooveel universiteiten behoorlijk te be
zetten.
Daarom biedt het eenparig oordeel van deze Staatscommissie,
dat er niet kan worden overgegaan tot opheffing van ne der
Rijksuniversiteiten, nog geen waarborg voor het onbedreigd
voortbestaan van Utrecht of Groningen ? want aan Leiden, de
oudste, zal men wel niet durven raken.
K E R N K A M P