De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 juli pagina 20

26 juli 1924 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

20 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2458 E. RIJPMA. De ontwikkelingsgang van Kam pen tot omstreeks zestienhonderd, vooral in de laatste jaren der zestiende eeuw. Groningen, Den Haag, J. B. Wolters' U. M. 1924. Het tweeslachtig karakter van dit verdienstelijke proefschrift komt terecht duidelijk uit in den titel. Dr. Rijpma heeft den ontwikkelingsgang van de oude Hanzestad Kampen tot 1600 willen schetsen, maar daarbij den nadruk willen leggen op het laatste gedeelte daarvan, de laatste jaren der zestiende eeuw. Eigenlijk zijn dat dus twee onder werpen, die evenwel nauw bij elkander aansluiten, maar toch ieder op zich zelf staan en dan ook een geheel verschillende behandeling eischen. Vandaar dan ook, dat bij de lectuur dit boekeen eenigszins onevenredigen indruk maakt, omdat de behande ling van het eerste gedeelte, van de eerste drie hoofdstukken, een geheel andere moest zijn dan die van het slot, de laatste drie hoofdstukken, Bij de eerste kwam het vooral aan op het scherp en duidelijk zetten der groote lijnen, bij de laatste kwam het nauwgezet onderzoek der onderdeelen meer op den voorgrond. Het is intusschen duidelijk, hoe dr. Rijpma tot deze wijze van behandeling is gekomen; zij werd door de omstandigheden, niet het minst door den stand van het onderzoek van deze belangrijke historische stof van zelf geboden. Wat toch is het geval? Er is overde middeleeuwsche geschiede nis van Kampen zeer veel verzameld en ook reeds veel geschreven. Jaren lang heeft de bekende ijverige archivaris van Kampen, mr. J. Nanninga Uitterdijk, een eindelooze reeks van belangrijke gegevens verzameld en in kwistigen overvloed gepubliceerd. Dat is een uitgebreid materiaal gebleven; mr. Nanninga Uitterdijk is er niet toe gekomen zijn eigen materiaal tot een uitgebreide geschiedenis van Kampen te bewerken, wat toch eigenlijk voorde hand had gelegen.Aan den anderen kant wordt in alle geschiedenissen van de Hanze, van de oudere, Sartorius en Lappenberg, tot de nieuwere,Daenell en Meilink, toe geregeld de volle aandacht geschonken aan Kampen en zijn ont wikkeling op politiek en handelsgebied. Maar een eigenlijke geschiedenis van Kampen als Hanzestad hadden wij tot dusverre met dat alles nog niet. Die geschiedenis heeft dr. Rijpma ons thans in hoofdzaak gegeven. Bij wat reeds aan bronnen en aan bewerkingen gepubliceerd was, kon hij vol staan met het trekken van de groote lijnen, die den ontwikkelingsgang der handelsstad hebben beheerscht. Van de oudste geschiedenis van Kam pen is niets bekend. In 1227 komt Kampen voor het eerst voor in een oorkonde van bisschop Otto II, Waarin wordt erkend, dat de visscherij bij die plaats (of misschien die stad) toekomt aan de kerk te Zutphen. Wanneer Kampen stadrecht heeft gekregen, weten wij niet, en evenmin, aa_n welke oudere stad zijn recht was ontleend; he't is alleen bekend, dat in 1236 de inwoners van Kampen burgers heeten zoodat dan stellig wel van een stad kan worden gesproken. Dan ontwik kelt zich de stad ook vrij snel, wat hierdoor kan worden verklaard, dat de factoren voor die ont wikkeling aanwezig waren: een vruchtbare grond, die een boerenbevolking kon voeden, veel vischrijk water en dan vooral de gunstige ligging aan de IJsel bij de Zuiderzee. Van ouds was de IJsel een belangrijke handelsweg en een stad aan den mond der rivier moest dus wel tot ontwikkeling komen. Reeds in de dertiende eeuw vinden wij dan ook Kamper burgers in het handelsgebied waar zij sedert steeds zijn gebleven, Denemarken en de Oostzee. Ook in Noord-en Zuid-Nederland, in West-Duitschland en zelfs in Engeland werd reeds toen door Kampen handel gedreven. In de veertiende eeuw nam de beteekenis van de stad nog steeds toe. Kampen was destijds zonder twijfel de belangrijkste handelsstad aan de Zuiderzee, stellig belangrijker dan b.v. Amsterdam. Wij weten van de burgerij en haar maatschappelijk bestaan in die dagen heel wat meer dan van de meeste andere Nederlandsche steden. Omstreeks 1400 stond Kampen op het toppunt van zijn bloei; in 1416 had het 12 a 14.000 inwoners, voor een stad van die dagen zeker aanzienlijk genoeg. De bloeitijd bleef in de vijftiende eeuw nog aan houden. Maar in den loop van die periode begint Kampen te dalen. Sterk doet de concurrentie van het opkomende Amsterdam zich gevoelen. Bovendien beginnen in de tweede helft van die eeuw de klachten op te komen overde verslechte ring van het vaarwater van de IJsel. Zoo vertoont zich in het begin der zes tiende eeuw een onmis kenbaar verval, dat ook samenhangt met dej.algemeene daling van de snel verouderende Hanze. Daarop is na de onder werping van Overijsel aan KarelVin 1528 een periode van wederople vinggevolgd, waarmede dr. Rijpma het tweede gedeelte van zijn dissertatie inzet. De peri ode, die nu aanvangt, is veel minder bekend dan de eigenlijke Hanzetijd. Een andere wijze van behandeling was dus ook hier noodzakelijk en gebo den. Hier kwam het veel meer op het vaststellender bijzonderheden, die voor een niet gering deel moes ten worden geput uit zelfstandig archiefonder zoek. Die periode van opleving, d ie nauw verband houdt met den door Karel V in de Nederlanden ge schapen vrede, heef t voort geduurd tot ongeveer het begin van den tachtigjarigen oorlog. Dat in deze periode van oorlogen en troebelen de handel van Kampen zoo goed als ge heel stil kwam te staan, ligt voor de hand. Maar evenzeer sprak het van zelf, dat ook hier na den druk der tijden nieuwe her leving intrad. Daarmede begint het laatste en waarlijk niet het minst belangrijke ge deelte van het boek van dr. Rijpma, dat een zoo goed als geheel onbekende periode in de geschiedenis van Kampen ons voor oogen stelt. Het blijkt, dat door het ijverige stadsbestuur na 1578 en vooral na 1592 krachtige pogingen zijn in het werk gesteld om den handel tot nieuwen bloei te brengen. Vooreerst heeft men beproefd om een nieuwe textielindustrie, de nije draperie", binnen Kampen te lokken. Dan zijn met kracht pogingen gedaan om de Engelsche Merchant Adventurers in Kampen te krijgen, waardoor de Engelsche lakenhandel op de Nederlanden in de stad zou worden gemonopoliseerd. Ten slotte heeft men zich ernstig gezet aan de verbetering van de verbinding van Kampen met de zee; zelfs werd een nieuw kanaal, die nije vaert", gegraven naar de Reve, een der IJselmonden. Dat alles heeft intusschen niet gebaat. Het is aan de stadsregeering door de verleening van tal van voorrechten gelukt aanzienlijke lakenbereiders te bewegen zich in Kampen te vestigen. Maar de Engelsche court, die der .Merchant Adventurers, kwam niet in Kampen, maar in Middelburg. Belangwekkend is de beschrijving der krachtige maar hopelooze pogingen, door Kamper magistraten in Den Haag en zelfs in Londen aangewend om de court voor hun stad te winnen. Die pogingen waren hopeloos, omdat de ligging der stad ten slotte hopeloos ging worden. Want de verzanding van de rivier nam hand over hand toe; in den IJselmond stond soms nauwelijks een paar voet water. Alle pogingen om dien toe stand te verbeteren zijn mislukt; Kampen had omstreeks 1600 zijn oudtijds zoo goede verbinding met de zee verloren. Met de machten van het noodlot viel niet te strijden. Zoo werd Kampen sedertdien tijd meeren meereen rustige, bedaarde landstad, waar het vroeger zoo groote leven ebde tot kalme onbeduidendheid. Het bezit van het Kampereiland waarborgde de stad financieele zelfstandigheid; maar juist daarom is Kampen niet meer een stad van bedrijvige kooplieden, maar van bedachtzame renteniers. Het belangrijkste onderwerp, dat Kaïnpcn's geschiedenis den onderzoeker aanbiedt, is door dr. Rijpma geheel afdoende behandeld. Wat hij heeft gegeven, is een belangrijke bijdrage tot de ge schiedenis van het economische leven van onze oude Nederlandsche steden. H. B R u G M A N s 1914?1924 Teekening voor de Amsterdammer" door'JSeorge van ^Raemdonck Europa draagt nog steeds zijn last J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND VRAGENRUBRIEK voor Algemeene Wetenswaardigheden W. A. te B. Wat voor de Israëlieten? was de jiguur van Jezus Een der voorgangers van de NederlandschIsraelietische Gemeente was zoo vriendelijk het volgende als zijn zienswijze hieromtrent mede te deelen: Jezus verkondigde nieuwe denkbeelden om trent geloof en godsdienst, waarbij hij de bindende kracht van de traditioneel-joodsche wetten ne geerde. Hij meende naar eigen inzicht en oordeel te mogen bepalen, wat de zedelijke mensch te doen heeft of te laten. Hij plaatste zich boven de Heilige Leer, die de Israëliet als een openbaring van de Godheid vereert en die hem als onomstootelijke waarheid geldt. Hij plantte zijne onjoodsclie denkbeelden over op een breed e schare van volgelingen en werd daarom als een verleider beschouwd." KUNSTZAAL VAN LIER naast het Postkantoor te LAREN (N.-H.) Antiquiteiten, Oude Oostersche Kunst, Schilderyen, Negerplastiek. Dagelijks geopend. Telefoon 424 L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl