De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 juli pagina 24

26 juli 1924 – pagina 24

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2458 _ >ranu0olfe DE WERKMAN door ALIE SMEDING. Bertus keek met hunkerend-vragende oogen over het welige weiland uit naar al de fleurige akkertjes rond-om, en naar de mannen die er werkten. Hij maakte zijn lippen vochtig en zijn magere handen kneep hij tot vuisten, er ziedde een felle werkdriftdoor zijn zwakke lichaam, en zijn oogen rekten nog wijder open, schitterden donker, koortsig Nou vragen", hitste hij z'n weifeling, nog 's vragen, je kan nooit weten ".aarzelend ondernam hij weer een paar stappen. Er kwam een boer het land pad af, een sterke man met breede schouders en een rood geblakerd gezicht, grove bruine knuisten Hè'-je geen karweitje voor me?", vroeg Bertus nederig, zijn stem stokte in vrees-voorweigering, zijn schrale wangen gloeiden, strakin-angst tuurden zijn felle oogen. Maar tie boer lachte. Voor jou?", spotte hij schamper, werk voor jou?" Weer lachte de man. Wat kon diéwerken?", dacht hij. Hij schudde zijn hoofd, en ging Bertus onver schillig voorbij. Bertus liep langzaam voort, hij wist niet waar heen, hij liep doelloos als altijd, en langzaam als altijd. Er was geen mensch die hem noodig had, zijn Moeder had hem nooit noodig gehad en zijn Vader niet, en de baas van de timmerwinkel niet, en de visscherman niet op zijn schuit, en de boer niet op zijn land, nooit had hem iemand noodig gehad. Er was een vlammende pijn in Bertus' borst, een radeloos-hevige pijn, en in zijn hart was wanhoop. Zijn groote heftig-begeerende oogen keken gestadig naar het mooie bloeiende land met de fleurig-jonge groenten, de paarsbebloemde aardappelplantjes, waar de mannen werkten, aandachtig, overgegeven, nijver.... Bertus' oogen werden troebel van hartzeer. 't Was raardat geen mensch hém van noode had, geen mensch geen-een mensch " Er bibberden tranen over zijn wangen, de zoele wind aaide ze weg. Hij zelf merkte niets van de wind en niets van de tranen Hij liep wezenloos door naar de stad. Er was enkel een bonzende pijn in zijn hoofd, geen gedachten, weinig verstand had Bertus ook maar, hij was een misdeelde, wreed noemden de menschen hem idioot". Maar dat eene was er toch wel en altijd in zijn doffe hersens: de wilde begeerte naar werk, naar stage arbeid, naar iets waaraan hij zich ten volle geven kon.... In de straatjes van de kleine stad was het leeg, leeg en doodstil. De leegte hinderde Bertus en de stilte ergerde hem. Hij mompelde wrevelige woorden, en zocht werktuigelijk dat eene plekje op, waar het druk was en daarom mooi, waar stoomhamers ploften en machines dreunden: de groote scheepswerf. Hij leunde er over het hek van de brug, en tuurde benijdend naar het doen der werklui, luisterde welgevallig naar de bonzende val van de hamers. Roestig-bruin waren de stoere werk lui in hun pilosche pakken op de dof-bruine sche pen, groote kerels die met kloek gebaar zware werk tuigen hanteerden. Bertus had geen oog van hen af. Aj-je dat kon", bewonderde hij vurig, dat werk, dat zware wat 'n geluk most je din voelen." Hij ademde diep. Maar er kwam een dag dat zijn bewondering verging in haat en verachting, hij beverig in onmachtige toorn stond bij de zwart-besmookte werklui voor de smidse van de werf, en in spijtig maar zwijgend verzet luisterde naar hun korzele stemmen die over de staking" spraken. Uit donkere oogen keek hij naar de grof-gebouwde mannen, met hun breede hooge lichamen, hun sterke knuisten, hun rood-bruine krachtige koppen, en bij zijn felle-wrok welde een matelooze verwon dering op. Dat mooie werk, dat mooie dat ze Ankonnen, dat zt mochten doen, dat ??dat wouen ze niet!" Er kroop een dolle lust door zijn stompzinnig hoofd, een heftig verlangen om ze uit te schelden de kerels, ze met wreede woorden te beschimpen, op ze te spuwen Als hij maar 'n honderdste porsie van hullie werk had, 'n honderdste porsie ! Maar hij hij had niks " De mannen lachten om Bertus, toen ze hem aankeken, en ze bespotten hem. Wat sta je te loeren," gekten ze, wat loer je ! Wor' maar geen onderkruiper hoor, want dan slaan we je dood !" Bertus had enkel een huil-grijns, een woedegrijns, hij keerde zich af en liep snel van hen weg. Toevallig ging hij een weg uit naar zee. Het water had gouden wegen van zon, en de deining zong droomerig-zacht tegen de steenen wallen. Schuw meed Bertus de enkele menschen rond-om, hij kroop weg onder het plankier van het havenhoofd, en luisterde naar het neuriënd water, tuurde over de blinkende paden van goud naar de vlammende horizon. Waarom bin ik toch zoo as ik bin", tobde hij, ik zou zóó me best doen as ik sterk genoeg was, as ze me wouën, maar ik ik bin er voor niks.... voor niks". Hij huilde in zijn eentje met schorre diepe snikken, en in zijn droefheid dacht hij ook weer aan God God die nu misschien achter de roode einder, waar de zon wegsmeulde, luisterend het hoofd boog om de klachten van de moede menschen aan te hooren. Bertus tuurde lang en aandachtig naar de blinkende horizon, hij vouwde zijn handen knijperig ineen en bad in een arme taal en met gebroken woorden om werk. Toen stond hij op en ging wee r langs de menschen, schuw-vragend, bevend.... Maar geen mensch had hem noodig. In het sombere kleine huis van zijn mokkende Moeder, at hij zonder honger zijn brood, en op de zolder, waar zijn bed was, kreunde en vloekte hij, en sloeg zich op de borst. Werken", snikte hij versmoord, ik wil werken." En op een zonnige morgen in Mei kwam er werk". Bertus slenterde over de steenen wal van de binnendijk toen er door de hoog-op-geheschen brugge-deuren een scheepje binnen-voer. Een kleurig-groen tjalkje was het, er stond een vrien delijk oud vrouwtje aan het roer, en een schippertje bij de zeilen. Het schippertje had witte krullen onder zijn platte petje, en gouden ringen in zijn ooren, hij glimlachte gestadig. Toen Bertus hem zag, dacht hij onwillekeurig even aan de fleurige jool van hak- en vischkraampjes, en aan de lawaaiige muziek van draai molens. Want het schippertje kwam altijd tégen de kermis, en was dan veelal op de kermis: hij vervoerde de schouwburg." Het scheepje gleed nu rakelings langs de steile wal, en de schipper met een parmantige zwaai, wierp een lijn op naar Bertus. Leg er 's vast", zei hij vriendelijk. Bertus, onhandig van zenuwachtigheid, knoopte zoo goed als hij kon, het eind van de tros om de walpaal vast. Het scheepje lei aan. Bertus' oogen werden groot van verwachting , en hij maakte behendig een praatje over de schouwburg, en over de stad, en over het mooie weer. Maar plotseling bezon hij zich, en zijn gezicht werd strak, zijn lippen beefden. Hè'-je geen geen karweitje voor me?", vroeg hij bedeesd en met een beknelde stem, zijn wangen werden vuurrood, en zijn adem stokte, zijn hart hield haast op met kloppen. Doch de schipper knikte goedmoedig. Tja-a", overlei hij, zoo'n baasie-van-alles? 't Zou kennen zoolang we an wal leggen. Kom er 's op de schuit en drink 'n kommetje koffie mee, we benne twee ouëmenschen alleen". Asteblief", zei Bertus, wat graag". En van dat oogenblik af, werd zijn leven een feest. Hij glimlachte heel de dag en neuriede en floot, deed boodschappen voor het vrouwtje, haalde aardappels en groente, zeepte de roef voor haar uit, naaide haar versleten vloerkleed jes, en ging ook bij de schipper in de leer: klopte roest, en teerde, verfde met helle kleuren het Hertje op, en hielp ook bij het lossen van de planken, ijverde heel de dag.... Met de vlugge bouwlui van de kermisschouwburg dronk hij?bij het schaf ten kameraadschappelijk uit de koffieketel mee, at van hun brood en dronk van hun borrel. De mouwen van zijn donker wollen overhemd stroopte hij tot de ellebogen op, en zijn oude muts schoof hij kwiek op n oor. Hij voelde zich in hart en merg een werkman, zijn beenig-wit gezicht glansde van opgetogenheid. En op een late namiddag, toen al het werker aan kant was, sloop hij in een naïeve verbazing, op zijn kousen, de mooie schouwburg door, de schouwburg die als door een wonder verrezen was, uit de onaanzienlijke lading die de Baas" in zijn scheepje aangevoerd had. Als een kind, met groote droomerige oogen, betuurde hij het vergulde tooneel met de blauwe gordijnen, de bont-beschilderde wanden,de kristallenlam pen.. .. En in zijn stompe bewondering verraste hem de Baas", die lachte goedig, en duwde hem een groot pak kleurige reclame-biljetten m de handen OOKTFRED:.IUOESKE ZANDBLAD - SIGAREN 8 enIO ets Daar moet je de heele stad mee bestrooien", bestelde hij vroolijk, er zit 'n flink duitje an voor je." O jawel", zei Bertus warm van verrukking en over-gedienstig, jawel, dalijk." Hij liep recht-op en vlug. Huis aan huis belde hij aan, en gaf overal zijn biljet af, zuinig aan ieder mensch n. Zijn gezicht gloeide, en zijn handen tintelden, zijn voeten gingen veerkrachtig, de menschen keken met een verbaasde glimlach naar hem om, maar hij merkte het niet. Hij groette niemand, zag niemand.... het pak reclamebiljetten droeg hij als een kostbare schat over zijn geduldig ge bogen arm, en zijn gedachten wriemelden verward dooreen, zijn hoofd was overvol. De Baas, die had misschien zoo dalijk weer wat anders voor hem te doen.... weer wat gewichtigs. Misschien mocht hij vanavond ook wel in z'n opknapperspakkie bij de deur van de schouwburg staan en de kwajongens wegjagen." Hij bleef plotseling stil in een verbijsterde blijheid. De Baas, die had hem noodig, had 'm noodig, 'm noodig...." Zijn armelijk-wit gezicht glansde van ver voering. Ja, ja, waarachtig, er was nou iemand .. en heel de week zou die 'm nog noodig hebben, hél de week ! En elk jaar zou dat weerkomme, elk jaar 'n paar weken dat'm, dat'm iemand noodig had, dat ie zou kenne werken ! En heel 't jaar door zou ie wachten op die twee weken." Hij ging als in een roes van vreugd, liep, een wijl, als een beschonken man. Zijn scherp-bleek gezicht met de stompe neus, de dunne mond en de holle zwarte oogen, stond onder de rafelig-verplukte muts als een clownigverrukte pièrrotskop. Uren aaneen liep hij door, in het stadje, en ver buiten het stadje de boerenhuisjes langs. De tijd vergat hij.... Eens, als bij toeval, keek hij naar de deizige avondlucht met de dof-zilveren sterretjes, en plotseling schoof er een dankbare gedachte aan God door hem heen, zijn glimlach werd eerbiediger. Hij zuchtte lang uit, en prevelde met wat lieets in zijn oogen en met een krop in zijn keel: Dank je nog wel voor 't werk, lieve Heer, dank je uog wel...." INHOUD: Het rapport der Staatscommissie voor het H.O., door Prof. Dr. G. W. Kernkamp. 2. Tijdgenootcn, door Dr. G. W. C. Byvanck 3. Twee loten aan n stam, teekening door Johan Braakensiek De chemische oorlog en de nationale ontwapening, door It. gen. H. L. van Oord t 4. De Ramp der zeeuwsche visschers, door J. A. Berger 5. Het einde der Conventie, door en niet teekeningen van Dr. Hendrik Willem van Loon?? 6. Met het schetsboek op de Olympische spelen, teekeningen door Bernard van Vlijmen 7. Uit de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse 8. Bijkomstighcdcn, door Annie Salomons 9. Nieuwe Fransche boeken, d. Dr. Joh. Tielrooy 11. Voor Vrouwen, red. Elis. M. Rogge 12. Soi rees de Paris, door Constant van Wesscm 13. De levensverzekering-onderneming door Jhr. Mr. H. Smissaert. De Olympiade, teekening door Jordaan 15. Uren met Platoon, door Prof. Dr. W. E. J. Kuiper 16. Fotografeeren uit de lucht,door Ir. J. W. Corsten 17. Boekbespreking door Herman Middendorp 19. Financien en Economie,door Paul Sabel?Krekel zang, door J. H.Speenhoff.?Dierstudie, teekening door H. Verstijnen 20. Boekbespreking door Prof. Dr. H. Brugmans 1914?1924, teekening door Gcorge van Raemdonck 21. Uit den Ge meenteraad, door Barbarossa, met teekeningen op de lei van Jantje 22. Bioscopy, door en met teekeningen van Jordaan Pietje's Paedagogische peinzingen Taaiverwoesting, door Dr. C. F. Haje 23. Charivaria, door Charivarius Dagboek van een Amsterdammer, door Barba rossa?Uit het Kladschrit't van Jantje 24. Feuilleton: De Werkman, door Alie Smeding. Bijvoegsel: De rede van Colijn te Bilthoven, tee kening door Joh. Braakensiek. Levensverzekering Maatschappij IIAA«1,JKJI" Wilaongpleln II DE VOORDEELIGSTE TARIEVEN Typ. Amst. Boek- en Steendrukkerij, voorheen Ellerman, Harms & Co.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl