De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 juli pagina 3

26 juli 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 2458 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND TWEE LOTEN VAN N STAM Teekening voor de Amsterdammer" door Joh. Braakensiek Naar aanleiding van het verstrekken van goedkoope retourbiljetten op Zondag heeft Ds. Kersten den minister Van Swaay gevraagd of de Regeering haar invloed niet wil aanwenden om een einde te maken aan zulke ontheiliging van den dag des Heeren. DE CHEMISCHE OORLOG EN DE NATIONALE ONTWAPENING In den laatsten tijd is in ons land eene beweging op touw gezet door personen, die willen aansturen op ontwapening, omdat een klein land, naar hunne meening, toch niet in staat is zich voor de ver dediging tegen een chemischen aanvalsoorlog de vereischte afweermiddelen te verschaffen. Na tuurlijk hebben de anti-militairisten deze gele genheid aangegrepen om hun propaganda tegen de Weerbaarheid weder met vernieuwde kracht te voeren. Dit ontheft degenen, die het weerloosmaken van het vaderland als een nationale ramp zouden beschouwen, niet van den plicht te trachten hen die niet tot de beginsel-antimilitairisten behooren, doch eerlijk meenen, dat wij niets tegen een chemischen aanval vermogen, van hunne dwaling te overtuigen. Voorzoover de uitwerking der chemische ver dedigingsmiddelen wordt in het licht gesteld, zal er wel niemand zijn, die ontkent dat het chemische (lees: vergif-) wapen, zóó het in een toekomstigen oorlog mocht worden toegepast, eene verschrikkelijke uitwerking zal hebben. Sedert den wereldoorlog, waarin Duitschland plot seling, in strijd met de aangegane verbintenis de giftige gassen toepaste, waardoor de tegenstander genoodzaakt werd, dat mid del eveneens te bezigen, is de fabricage der giftige verdelgingsmiddelen aan zienlijk uitgebreid, pat de ervaring, opgedaan in den Wereldoorlog, alle staten tegen het ongeoorloofd gebruik van het massa vergif op hunne hoede doet zijn, is alleszins ver klaarbaar. Bij geene der bovenbe doelde beschouwingen hier te lande over den chemi schen oorlog begint men echter met er op te wijzen, dat het gebruik van gif gassen eene laagheid is, eene dusdanige eerlooze handeling, dat de erger lijkste daden van de onbe schaafdste horden,waarvan de geschiedenis gewaagt, er slechts kinderspel bij zijn. Niet alleen omdatdit gebruik een woordbreuk is, maar ook omdat de partij, die er zich aan schuldig maakt, weet, dat zij de geheele bevolking des tegenstanders er door aan uitroeiing blootstelt en ook haar eigen bevol king hetzelfde lot doet ondergaan, omdat zij haar tegenstanders noodzaakt dat middel eveneens te bezigen. Cynisch spreekt men over het gebruik van alle mogelijke, vreeselijke gifstoffen, als bestond er geen verdrag dat het ge bruik van vergif beslist verbiedt, en als ware het uitroeien van geheele be volkingen een doodgewone oorlogsdaad. Maar laat ons voorloopig deze quaestie terzijde stellen, en eens aanne men, dat het toepassen van vergif (en nog wel het meest intensieve en wreedaardige massavergif) in den oorlog, niet beslist verboden ware, en dat het dus van zelf spreekt dat iedere staat, uit zelfbe houd, dat oorlogsmiddel moet gereedhouden. Mag dan een kleine staat zich ontwapenen, omdat deze, evenmin als op 't gebied van elk ander onderdeel der militaire weermiddelen, op 't ter rein van den chemischen oorlog" zoo krachtig kan zijn als de groote mo gendheden? Men springt bij de overweging van deze quaestie wel wat heel luchtig over de gevolgen der weer loosheid heen. Den Volkenbond laat ik voorloopig buiten beschouwing, en bepaal mij dus hier'tot het geval van een oorlog waarin Nederland neu traal is. Een weerloos neutraal land, gelegen in de nabijheid van het oorlogstooneel, zal zijne on zijdigheid zeker geschonden zien. Het moet daartoe komen. Men stelle zich maar eens in de plaats van de oorlogvoerenden. Als dezen weten, dat het neutrale land voor den inval geheel open ligt, kunnen zij niet wachten totde tegenstander zich het voordeel van het initiatief in dit opzicht verzekert. Het wordt een Wedloop; het weerlooze land is een me t kracht naar alle zijden aantrekkende pool. En wat zal dan het lot zijn van het land, als beide partijen met hunne stikgassen elkander daar bestrijden ! Als de groote centra in dat land de bases worden der onderling vijandelijke legers; de wegenknoopen de belangrijke strategische punten; de stapelplaatsen de aangewezen objecten; de havensteden de in de eerste plaats voor che misch bombardement uit de lucht in aanmer king komende doelen? Zou men nu werkelijk niet inzien, dat wij door weerloosheid al die ellende juist naar ons toe halen? Een neutraal land, dat op de verdediging is voorbereid, zal wel degelijk een afstootende De Minister heeft geantwoord: aange zien daardoor de belangen van het pu bliek gediend en die van het spoorweg bedrijf tevens gebaat worden, bestaat geen aanleiding om dergelijke maat regelen tegen te gaan. npersoons wit ijzeren ledikant met staaldraad matras f 14.75 kracht uitoefenen. Naar mijne meening zal dit ten aanzien van den luchtoorlog in nog meerdere mate liet geval zijn dan ten aanzien van den land en den zeeoorlog. De snelheid, waarmede de wederzijdsche luchtvloten zich bewegen en de zeer belangrijke invloed dien, met name in 't begin van den oorlog de luchtstrijd op het verloop van den krijg zal uitoefenen, zal tengevolge hebben, dat vooral terstond bij den aanvang van den oorlog, beide partijen met volle kracht hunne luchtstrijdkrachten tegen die vanden tegenstander zullen moeten aanwenden en zich niet de luxe kunnen veroorlooven om zich een nieuwen vijand op den hals te halen, die onmiddellijk door de machtige tegenpartij zou worden gesteund. 1) En zelfs, al bestaat er gecne zekerheid, dat de weerbaarheid van het neutrale land ook met betrekking tot den luchtoorlog de schending zal voorkomen, het Ware onverantwoordelijk, op grond van deze overweging een toestand in het leven te roepen, die de schending onvermijdelijk: maakt. De ervaringen door Duitschland opgedaan ten aanzien van de schending der Belgische neutraliteit, toen de tegenstander niet zooals in den luchtoorlog onmiddellijk met volle kracht op het bedreigde punt kon ingrijpen om den neutralen staat te steunen, zijn niet van dien aard geweest, dat de afstootende kracht van een weerbaar neutraal volk als eene quantiténégligeable, moet worden beschouwd, Men betoogt, dat de oorlogvoerenden er ge durende den wereldoorlog belang bij hadden onze neutraliteit te ontzien, doch men verzuimt hierbij te bedenken, of althans er op te wijzen, dat dit belang niet zou hebben bestaan ais Nederland weerloos ware geweest, omdat op eene Weerlooze neutraliteit geen oogenblik zou kunnen worden gerekend. Ook brengt men in herinnering, dat de uitrusting van de Nederlandsche weermacht gedurende den wereldoorlog ten cenenmale onvol doende was, en dat derhalve de afstootende kracht daarvan niet veel te beteekenen had. Wie echter, die met aandacht de verschillende phases van den wereldoorlog heeft gevolgd, kan ontkennen, dat zelfs een onvoldoend geoutilleerde strijdmacht als die waarover Nederland beschikte (vóór of tegen, dus met twee vermenigvuldigd) geen gewicht in de schaal heeft gelegd? De verrassend snelle ontwikkeling der krijgsmiddelen gedurende den oorlog was van die onvoldoende uitrusting de hoofdoorzaak. Thans echter is iedere staat door de ontwikkeling der luchtvaart et; van de chemische krijgsmiddelen veel beter dan vóór 1914 geo riënteerd, wat betreft de richting, die ten aanzien van de weerbaarheid dient te worden ingeslagen. Gelet op de beperktheid der geldmiddelen en den dringenden eisch om de uiterste zuinigheid te bet?achten, zullen, naar mijne overtuiging, de uit gaven voor het op de hoogte houden van het materieel bij de organisatie der weermacht den voorrang moeten hebben. Want, zonder eene behoorlijke uitrusting, zijn de best geoefende levende strijdkrachten niet berekend voor hunne taak. Tot hiertoe was nog geen sprake van den Volken bond en van den invloed die daarvan door eene krachtige samenwerking der volken kan uitgaan, niet alleen om den Vrede op hechteren grondslag dan tot nu toe het geval is, te bevestigen, maar ook om de chemische krijgsmiddelen te verbannen. Hierover in een volgend artikel. H. L. VAN OORDT 1) Over den luchtoorlog kan niet worden uit geweid. Alleen zij er op gewezen, dat de bombar dementsvliegtuigen de bescherming van de jacht vliegtuigen, die weer de hulp van verkennings vliegtuigen behoeven, niet kunnen ontberen. '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl