De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 juli pagina 4

26 juli 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2458 l: I Links een hoogaars, die voor de garnalenvisscherij wordt gebruikt. Rechts De Pauw", waar de garnalenvisschers in Vlissingen [wonen, een complex van 16 woningen gelegen aan een pleintje. Het zijn alle eenkamerwoningen van ten hoogste 4 bij 4 Meter. In de kamers zijn twee bedsteden, terwijl de overige slaapplaatsen op den zolder worden gevonden. Indien de vader overdag moet slapen, omdat hij 's nachts zal uitvaren, worden de kinderen op straat gestuurd omdat anders rusten voor den kostwinner niet mogelijk is. Aan boord van den hoogaars zijn twee slaapplaatsen voor een bemanning van vier. DE RAMP VAN DE ZEEUWSCHE VISSCHERS DE GARNALENVISSCHERS TE VLISSINGEN Voor 1870 (het jaar waarin het Kanaal door Walcheren voor de vaart werd opengesteld) was Arnemuiden de visschersplaats van Zeeland. Na 1870 toen Arnemuiden niet langer een directe verbinding met zee had en de haringvisscherij zeer slechte jaren doormaakte, is langzamerhand de haring- en beug-visscherij te niet gegaan. De visschers zijn zich van dat jaar af op de garnalen visscherij gaan toeleggen. De eerste jaren van de garnalenvisscherij waren gunstig. Engeland nam steeds de garnalen af. De toestand was zoo, dat de visschers, die toen vrijwel nog allen te Arnemuiden gedomicilieerd waren, maar van Vlis singen en Veere uit ter vangst gingen, het slechte jaargetijde te Arnemuiden doorbrachten en den winter besteedden voor het kalefateren van het ip. Hierin kwam helaas verandering. Engeland bleef wel garnalen vragen, maar door ?de slechte wijze van verpakking en de uiterst slechte verkooporganisatie werd niet die prijs voorde garnalen gemaakt, die visschers uitandere plaatsen wel konden bedingen. Wat weet een Arnemuidsche visscher af van verpakking met ijs? Wat vraagt een Arnemuidsche visscher er naar of de Engelsche markt op een bepaald moment niet met garnalen wordt overvoerd en of het niet voordeeliger zou zijn naar een Fransche of Belgi sche markt te leveren? Wat vraagt een Arnemuid sche visscher er naar of het wellicht niet mogelijk js zijn Zeeuwsche garnalen in Holland in te Een visschersvrouw uit , de Pauw"^ voeren en op die wijze een nieuwe markt te veroveren op de Zuiderzeegamaal? In goed vertrouwen zendt hij zijn garnalen, door bemiddeling van een expediteur, naar een Engelsche firma. Komt er goed geld van, gelukkig ! Krijgt hij niets, dan legt hij zich er ook bij neer. Jaar op jaar is zoo de economische toestand van den Arnemuidschen visscher slechter geworden door het goed vertrouwen in zijn afnemer en door het conservatisme dat eigen is aan den Walcherenaar en in het bijzonder aan den Zeeuwschen visscher. De slechte economische omstandigheden waren van dien aard, dat velen tegen hun zin het dorp Arnemuiden moesten verlaten en zich te Vlis singen vestigden. En zoo kan het gebeuren, dat de Arnemuidsche visscher veel en veel minder verdient dan de garnalenvisscher uit Ostende, Blankeberghe, Heijst en de visschers van Goeree en Overflakkee. De financieele resultaten van de drie laatste jaren zijn weer uiterst bedroevend geweest. De meesten hebben in die jaren loonen van / 300. tot ?600. verdiend; die loonen waren voor den oorlog natuurlijk nog lager. En van die bedragen moeten gezinnen tot 11 personen léven. Die lage loonen hebben uit den aard der zaak hun invloed doen gelden op de woningtoestanden en de opvoeding en opleiding der kinderen. Het dorp Arnemuiden maakt in tegenstelling met de andere Zeeuwsche dorpen een zeer armoedigen indruk op den bezoeker. In Vlissingen hebben de Arnemuidsche visschers zich hoofdzakelijk gevestigd in bepaalde straten en sloppen. Een van die sloppen, de zgn. ,,De Pauw", geeft den indruk van een ghetto. Bij die lage loonen moeten de kinderen zoo spoedig mogelijk mee gaan verdienen. Een jongen kan altijd aan boord gebruikt worden, doch eenmaal aan boord, komt hij er niet meer af. De werkgevers in de stad nemen in den regel geen visschers in dienst. Met haat tegen de zee zijn de jongens dan wel gedwongen te blijven varen. En met de meisjes is het hetzelfde. Ze zijn voor beschikt om te gaan leuren met visch en garnalen. Voor dienstbode zijn ze minder geschikt. Jammer genoeg. Want in dit geval had men de kans dat ze door het zien van andere gezinnen uit de doffe wanhoop en berusting zouden worden gewekt. De ongeschikten voor het venten gaan naar een lompensorteerderij en enkelen naar een garnalenpelierij. De visscherij is een zgn. deelvisscherij, d.w.z ieder lid van e bemanning krijgt een gelijk deel van de opbrengst, nadat er eerst een deel voor het onderhoud en afschrijving van het schip is afge nomen. Door die omstandigheid is er dus geen loonarbeid. Maar daardoor vallen de visschers ook onder geen enkele sociale wet. Niet onder de Invaliditeitswet, zoodat zij geen ouderdoms- en invaliditeitsrente krijgen en de nagelaten betrekkingen geen weduwen- en weezenrente. Niet onder de zeeongevallenwet en de industrieele ongevallenwet, zoodat bij ongevallen geen uitkeering geschiedt. Een enkeling heeft een vrijwillige verzekering, maar in het alge meen zijn de visschers absoluut onmachtig de premie te betalen. Om dezelfde reden is hetscheepje ook niet verzekerd. De Vlissingsche visschers kunnen door de groote armoede geen gebruik maken van die hulp middelen die de techniek biedt. Een enkele heeft een motor. De overige zijn op de zeilen en op de riemen aangewezen en het gebrek aan geld maakt het niet mogelijk andere scheepjes te doen bouwen', hoewel de hoogaarsen eigenlijk ongeschikt zijn voor de vischvangst. De verkooporganisatie deugt evenmin. Er is te Vlissingen geen vischmijn. De visschers zijn dus gedwongen op eigen risico de garnalen te ver zenden. Dit gebeurt zonder onderling overleg, zoodat het zeer dikwijls voorkomt dat al de garnalen naar n markt Worden getransporteerd, ' terwijl het financieel beter zou zijn naar de ver schillende markten kleine partijen te zenden. Door deze bijzondere omstandigheden treft de laatste ramp dubbel hard. Indien niet geholpen wordt, mist een groot aantal zijn broodwinning, maar bovendien raken de anderen hun credietkwijt,zoodatdande geheele visschersvloot tot ondergang is gedoemd. En toch zou te Vlissingen, zoo bij uitstek goed gelegen om het zuidelijke gedeelte van Brabant, Antwerpen, Mechelen en Gent van visch te voorzien, een Welvarende visschersbevolking kunnen zijn. Alleen krijgen de visschers dat nooit gedaan. De overheid i.c. de gemeente zal hier voorlich ting dienen te geven en voor de visschers connec ties moeten aanknoopen in het buitenland. Boven dien zal betere verzorging en verpakking van de garnalen plaats moeten vinden en hierop zal hun aandachtsteeds opnieuw gevestigd moeten worden. De betrekkelijke welvaart die de Belgische garnalenvisschers genieten is ook mogelijk voorde Vlissingsche visschers, mits men hen hale uit den sleur waarin zij nu ondergaan. Gebeurt dit niet dan zullen de visschers pau pers worden. Vlissingen, Juli 1924. J. A. BEROER Een^Zeeuwsche garnalenvisscher met vrouw en dochters

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl