Historisch Archief 1877-1940
ure»
No. 2456
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
OHHEHOEIT
Voor vacantie - Doorloopend
Goede scholen Huisonderwjjs.
J. KIEFT.Tafelbergweg, Laren N.-H
/RAVENSWAAY
'?'?GORINCHEM'? FRIESCHE ?
i'HEERENBAA!
Clichés
Van Leer
AMSTERDAM
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 10.?per Jaar
BOUWT IN HET
OOSTERPARK
TE
BILTHOVEN
IILICHTIHGEH VERSTREKT DE DIRECTIE
TEL. INT. :?No. 6538
INSTITUUT OVERTOOM
Amsterdam Rotterdam
Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40
Typen -Steno- Talen -Boekhouden
NAZOMER
De nachtegaal zong hier den 3den Juli voor het
laatst, dus toch alweer een kleine veertien dagen
na Sint Jan, den dag, die dooreen pessimistisch
voorgeslacht als slot-datum voor velerlei moois
uit het natuurleven genoemd werd. Nu zit het
hier overal met nachtegalen, heele gezinnen, ouden
en jongen. Ze houden zich schuil in de struiken
maar verraden zich door lokroep en
angstgeluid. Den eersten, een helder en
luid pie-iet" hebben ze met de rood
borstjes gemeen, maar het angstgeluid,
het kikker-achtige korrr" is volstrekt
eenig. De heele familie scharrelttusschen
klimop en zevenblad achter de groote
hageroos. Daar loopt een poes over het
pad. Korrr" zegt hard en duidelijk
de oude nachtegaal, de jongen zeggen
het hem na, minder luid en watdoezelig
en dan brengt de oude met herhaald
pie-iet" zijn kleintjes in veiligheid.
Later lijken de gezinnen uit elkaar te
gaan en vindt ge, opeen korr"afgaand,
meest maar een enkel jong, nogeen beetje
vlekkig op zijn kop, die, als hij goed aan
't schrikken gemaakt wordt, al wel wat
wil zingen. Na half Augustus worden
zulke ontmoetingen al zeldzaam.
De roodstaart houdt nog eerder op
met zingen dan de nachtegaal, de
roodborst houdt het wat langer vol, maar
zelden loopt het wijd uiteen. De kin
deren verlaten de ouden vrij spoedig:
dat de oude roodborsten hun jongen
Wegjagen, zooals het volksgeloof wil,
daar heb ik nooit iets van gezien.
Toch zou ik nietdurven volhouden,dat
het uiteenvallen van die gezinnen
vanzelf" gebeurt. Sommige blijven
veel langer bij elkaar dan andere; vol
ledige vliegenvanger-gezinnen zie je nog
wel tot in het begin van Augustus en ?
het lijkt dan toch, alsof er nog wat jonge
roodstaartjes en fitisjes als pleegkin
deren bij zijn ingelijfd. Maar van al
die dingen weten we nog maar bitter
weinig.
Musschen en duiven gaan nog
onverdroten voort met broeden. Houtduif,
kleine Boschduif, Tortel, alle drie hebben een
belangrijk aandeel aan het groote zomergeluid,
dat zoo belangrijk verschilt van Aprilvreugd
en Meizang. Ze worden daarbij dapper ge
holpen door de zwaluwen, vooral de mon
tere boerenzwaluw, die zingt van den vroegen
morgen tot den laten avond. Ook de kneutjes
houden zich nog ferm, evenals de schildvink en de
veel te weinig gewaardeerde groenvink. In de
weiden hooren we nogde graspiepers en leeuweriken,
vooral in de' Noordelijke provincies en op de eilan
den. De plassen worden al stiller en stiller, de
kleine karekiet houdt het nog het langst van allen
uit en zingt nu liefst des avonds in de breede
rietzoomen, maar het klinkt al net, alsof hij er
morgen mee wil ophouden.
Op sommige buitenplaatsen en in gunstig
gelegen boschaadjes hooren we nog flink en vol
hardend een drietal van onze beste zangers, den
tuinfluiter, het zwartkop-grasmuschje en de
spotvogel. De tuinfluiter is inderdaad een zeer voor
treffelijke zanger, die bij uitmuntende kenners
zeer hoog staat aangeschreven, maar hij heeft in
zijn zang iets eenvormigs en vluchtigs, waardoor
het groote publiek geen acht op hem slaat. Met
het zwartkopje is het anders; die heeft een strofe,
zoo helder en hoog en treffend rein, zoo heel
anders dan de gewone vogelgeluiden, dat ieder die
't hoort, er van opkijkt. In het dichte gebladerte
is het diertje moeilijk te vinden. Alleen wie een
poosje wil stil staan en goed uitziet naar een onge
wone beweging in de takken, zal eventjes een
vluchtigen blik kunnen slaan op het mooie
zangertje: bruin met fluweelzwart kopje, onderzijde
grijs. Hij kan niet goed stil zitten, maar hipt van
tak tot tak of zwiert in mooie zweefvlucht van den
eenen boom naar den anderen.
Ook de spotvogel trekt gemakkelijk de aandacht
Hotel DUIN EN DAAL
CENTR. VERW. PRIVB BADKAMER
VASTE WASCHTAFELS
doet de spotvogel nog al eens.
Onder het zingen zit hij rustig en rechtop, in
tegenstelling met zijn verwanten, de fitis, de
tjiftjaf en de fluiter, die hun lichaam onder het
zingen bijna horizontaal houden. Hij zit graag een
meter of zoo onder den top van zijn struik, meest
tusschen de bladeren, maar ook wel op een vrij
stuk tak. De rug is groenachtig, de buikzijde geel,
de binnenzijde van zijn bek oranje, zeer opvallend,
want hij spert onder het zingen de snavel meestal
wijd open. Die snavel is een ietsje te langen daar
door heeft onze spotter een heel bijzondere gelaats
uitdrukking.
Vroeger kwam dtt spotvogeltje zeer
algemeen in ons land voor, maar in de
laatste dertig jaren is hij er niet op
vooruitgegaan. In het Vondelpark zaten
ze overal, ook in Artis, Hortus en in
de groote tuinen tusschen de grachten.
Haast alle boerderijen langs den
Amstelveenschen weg hadden n of meer
spotvogelparen en zoo was het in heel
Holland tot op de eilanden toe, waar
ze niet alleen in de dorpen en op de
boerenplaatsen huisden, maar zelfs inde
eenzame elzenboschjes midden in de
weiden. Ze zijn gelukkig nog verre
van zeldzaam, maar toch lang niet
overvloedig en ik ben al blij, dat ik nu
hier in Bloemendaal met Sint Jakob
er nog een drietal kan hooren.
Nog een dag of tien en dan doet
ook hij het zwijgen er toe ; zijn zangtijd
duurt even lang als die van den nachte
gaal: tien weken. Daarna de stille tijd
nooit heelemaal stil trouwens?endan
hooren wij weer een half jaar lang de
zangers, die als we het goed bekijken
misschien maar tien weken zwijgen in
het heele jaar; dat zijn winterkoning,
boomkruiper, heggenmusch, leeuwerik
en misschien nog een paar. Nouit is het
heelemaal stil, want er zijn onder de
vogels ook individueele verschillen en
groepsverscheidenheidjes en het zijn
juist die afwijkende individu's en in het
bijzonder de groep der stadsvogels"
die den nazomer en voorherfst helpen
opvroolijken.
De Spotvogel (Uit Burdd'sStereoscoopplaten)
JAC. P. T n i j ss E
en wel door het plotselinge, het snerpende van zijn
lokroep en aanhef en het vioolachtig timbre van
zijn zang. Deze is een en al onrust en radheid en
duurt soms wel een kwartier zonder eenige onder
breking. Deze eigenschap van langdurigheid heeft
de tuinfluiter ook, maar die zingt nooit snerpend
en blijft altijd oorspronkelijk. De spotvogel, zooals
zijn naam ook reeds aanduidt, heeft er plezier in
om den zang van andere vogels na te bootsen en
doet dat met groote vaardigheid, hoewel minder
duidelijk dan spreeuw of zanglijster. Deze twee
virtuosen geven hun imitaties meer opzettelijk en
onderscheiden, met een behoorlijke pauze na elke
poging. Hun citaten staan duidelijk tusschen
aanhalingsteekens. De spotvogel echter rijgt
alles aaneen en doet er van het zijne bij, zoodat
alleen een geoefend vogelkenner het lied kan
ontleden. Iets eenvoudiger wordt dat, wanneer
de vogel een geliefd motief herhaalt en dat
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIMMIIIIIIIHIII' IIIMHIIIMMIIIIIIIIIIII
(BEZOE
l DE UITGESTREKTE l
l KWEEKERIJEN VAN l
LMOERHEIM"!
| DEDEMSVAART |
l ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN |
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM l II"