De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 26 juli pagina 7

26 juli 1924 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

ure» No. 2456 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND OHHEHOEIT Voor vacantie - Doorloopend Goede scholen Huisonderwjjs. J. KIEFT.Tafelbergweg, Laren N.-H /RAVENSWAAY '?'?GORINCHEM'? FRIESCHE ? i'HEERENBAA! Clichés Van Leer AMSTERDAM DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per Jaar BOUWT IN HET OOSTERPARK TE BILTHOVEN IILICHTIHGEH VERSTREKT DE DIRECTIE TEL. INT. :?No. 6538 INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Rotterdam Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40 Typen -Steno- Talen -Boekhouden NAZOMER De nachtegaal zong hier den 3den Juli voor het laatst, dus toch alweer een kleine veertien dagen na Sint Jan, den dag, die dooreen pessimistisch voorgeslacht als slot-datum voor velerlei moois uit het natuurleven genoemd werd. Nu zit het hier overal met nachtegalen, heele gezinnen, ouden en jongen. Ze houden zich schuil in de struiken maar verraden zich door lokroep en angstgeluid. Den eersten, een helder en luid pie-iet" hebben ze met de rood borstjes gemeen, maar het angstgeluid, het kikker-achtige korrr" is volstrekt eenig. De heele familie scharrelttusschen klimop en zevenblad achter de groote hageroos. Daar loopt een poes over het pad. Korrr" zegt hard en duidelijk de oude nachtegaal, de jongen zeggen het hem na, minder luid en watdoezelig en dan brengt de oude met herhaald pie-iet" zijn kleintjes in veiligheid. Later lijken de gezinnen uit elkaar te gaan en vindt ge, opeen korr"afgaand, meest maar een enkel jong, nogeen beetje vlekkig op zijn kop, die, als hij goed aan 't schrikken gemaakt wordt, al wel wat wil zingen. Na half Augustus worden zulke ontmoetingen al zeldzaam. De roodstaart houdt nog eerder op met zingen dan de nachtegaal, de roodborst houdt het wat langer vol, maar zelden loopt het wijd uiteen. De kin deren verlaten de ouden vrij spoedig: dat de oude roodborsten hun jongen Wegjagen, zooals het volksgeloof wil, daar heb ik nooit iets van gezien. Toch zou ik nietdurven volhouden,dat het uiteenvallen van die gezinnen vanzelf" gebeurt. Sommige blijven veel langer bij elkaar dan andere; vol ledige vliegenvanger-gezinnen zie je nog wel tot in het begin van Augustus en ? het lijkt dan toch, alsof er nog wat jonge roodstaartjes en fitisjes als pleegkin deren bij zijn ingelijfd. Maar van al die dingen weten we nog maar bitter weinig. Musschen en duiven gaan nog onverdroten voort met broeden. Houtduif, kleine Boschduif, Tortel, alle drie hebben een belangrijk aandeel aan het groote zomergeluid, dat zoo belangrijk verschilt van Aprilvreugd en Meizang. Ze worden daarbij dapper ge holpen door de zwaluwen, vooral de mon tere boerenzwaluw, die zingt van den vroegen morgen tot den laten avond. Ook de kneutjes houden zich nog ferm, evenals de schildvink en de veel te weinig gewaardeerde groenvink. In de weiden hooren we nogde graspiepers en leeuweriken, vooral in de' Noordelijke provincies en op de eilan den. De plassen worden al stiller en stiller, de kleine karekiet houdt het nog het langst van allen uit en zingt nu liefst des avonds in de breede rietzoomen, maar het klinkt al net, alsof hij er morgen mee wil ophouden. Op sommige buitenplaatsen en in gunstig gelegen boschaadjes hooren we nog flink en vol hardend een drietal van onze beste zangers, den tuinfluiter, het zwartkop-grasmuschje en de spotvogel. De tuinfluiter is inderdaad een zeer voor treffelijke zanger, die bij uitmuntende kenners zeer hoog staat aangeschreven, maar hij heeft in zijn zang iets eenvormigs en vluchtigs, waardoor het groote publiek geen acht op hem slaat. Met het zwartkopje is het anders; die heeft een strofe, zoo helder en hoog en treffend rein, zoo heel anders dan de gewone vogelgeluiden, dat ieder die 't hoort, er van opkijkt. In het dichte gebladerte is het diertje moeilijk te vinden. Alleen wie een poosje wil stil staan en goed uitziet naar een onge wone beweging in de takken, zal eventjes een vluchtigen blik kunnen slaan op het mooie zangertje: bruin met fluweelzwart kopje, onderzijde grijs. Hij kan niet goed stil zitten, maar hipt van tak tot tak of zwiert in mooie zweefvlucht van den eenen boom naar den anderen. Ook de spotvogel trekt gemakkelijk de aandacht Hotel DUIN EN DAAL CENTR. VERW. PRIVB BADKAMER VASTE WASCHTAFELS doet de spotvogel nog al eens. Onder het zingen zit hij rustig en rechtop, in tegenstelling met zijn verwanten, de fitis, de tjiftjaf en de fluiter, die hun lichaam onder het zingen bijna horizontaal houden. Hij zit graag een meter of zoo onder den top van zijn struik, meest tusschen de bladeren, maar ook wel op een vrij stuk tak. De rug is groenachtig, de buikzijde geel, de binnenzijde van zijn bek oranje, zeer opvallend, want hij spert onder het zingen de snavel meestal wijd open. Die snavel is een ietsje te langen daar door heeft onze spotter een heel bijzondere gelaats uitdrukking. Vroeger kwam dtt spotvogeltje zeer algemeen in ons land voor, maar in de laatste dertig jaren is hij er niet op vooruitgegaan. In het Vondelpark zaten ze overal, ook in Artis, Hortus en in de groote tuinen tusschen de grachten. Haast alle boerderijen langs den Amstelveenschen weg hadden n of meer spotvogelparen en zoo was het in heel Holland tot op de eilanden toe, waar ze niet alleen in de dorpen en op de boerenplaatsen huisden, maar zelfs inde eenzame elzenboschjes midden in de weiden. Ze zijn gelukkig nog verre van zeldzaam, maar toch lang niet overvloedig en ik ben al blij, dat ik nu hier in Bloemendaal met Sint Jakob er nog een drietal kan hooren. Nog een dag of tien en dan doet ook hij het zwijgen er toe ; zijn zangtijd duurt even lang als die van den nachte gaal: tien weken. Daarna de stille tijd nooit heelemaal stil trouwens?endan hooren wij weer een half jaar lang de zangers, die als we het goed bekijken misschien maar tien weken zwijgen in het heele jaar; dat zijn winterkoning, boomkruiper, heggenmusch, leeuwerik en misschien nog een paar. Nouit is het heelemaal stil, want er zijn onder de vogels ook individueele verschillen en groepsverscheidenheidjes en het zijn juist die afwijkende individu's en in het bijzonder de groep der stadsvogels" die den nazomer en voorherfst helpen opvroolijken. De Spotvogel (Uit Burdd'sStereoscoopplaten) JAC. P. T n i j ss E en wel door het plotselinge, het snerpende van zijn lokroep en aanhef en het vioolachtig timbre van zijn zang. Deze is een en al onrust en radheid en duurt soms wel een kwartier zonder eenige onder breking. Deze eigenschap van langdurigheid heeft de tuinfluiter ook, maar die zingt nooit snerpend en blijft altijd oorspronkelijk. De spotvogel, zooals zijn naam ook reeds aanduidt, heeft er plezier in om den zang van andere vogels na te bootsen en doet dat met groote vaardigheid, hoewel minder duidelijk dan spreeuw of zanglijster. Deze twee virtuosen geven hun imitaties meer opzettelijk en onderscheiden, met een behoorlijke pauze na elke poging. Hun citaten staan duidelijk tusschen aanhalingsteekens. De spotvogel echter rijgt alles aaneen en doet er van het zijne bij, zoodat alleen een geoefend vogelkenner het lied kan ontleden. Iets eenvoudiger wordt dat, wanneer de vogel een geliefd motief herhaalt en dat IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIMMIIIIIIIHIII' IIIMHIIIMMIIIIIIIIIIII (BEZOE l DE UITGESTREKTE l l KWEEKERIJEN VAN l LMOERHEIM"! | DEDEMSVAART | l ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN | IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM l II"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl