Historisch Archief 1877-1940
VJ1\ IN C IJ C. I\ CA n l
Nieuwe Engelse Boeken
BLANK EN KLEURLING
Gone Native, A Tale of the South Seas.
By "ASTERISK", Author of "Isles of
Illusion". Constable, 1924 7/6.
God's Step-Children. By SARAH
GERTRUDE MILLIN. Constable, 1924. 7/6.
Ajter Livingstone, An Ajrican Trade
Romance. By FRED. L. M. MOIR.
Hodder & Stoughton, 1924. 6/-.
Ten'westen van Nieuw-Guinea slingeren zich
als miniatuur-gordels-van-smaragd, van de Evenaar
tot aan de Steenbokskeerkring, 'n verscheidenheid
van eilandengroepen die om een speciale reden
worden samengevat onder de naam Melanesië.
Die reden is de zwarte kleur der inboorlingen,
hun melania, die scherp afsteekt tegen de licht
bruine tint der Polynesiërs van Hawai,
Tahitien Nieuw-Zeeland. Bovendien zijn de Polynesiërs
Kanaka's en Maori's veel forser, en gemiddeld
zo lang als Jong-Nederland: ze schelen wel negen
centimeter met 'n behoorlik exemplaar van de
bewoners der Solomons, Nieuw-Hebriden, of
andere groepen van de uitgestrekte Melanesiese
archipel. Ook heeft 'n Polynesiër Europese gelaats
trekken en geen kroeshaar, terwijl 'n Meianesiër
in beide opzichten verwantschap vertoont met
de negers, of liever, met de tengere Negrito's van
de binnenlanden der Filippijnen. Maar beide
Zuidzeerassen spreken verwante talen, al zijn deze
niet steeds onderling verstaanbaar, en al zien de
inboorlingen der zeer zeker schilderachtige, maar
vaak ongezonde en gewoonlik muskietrijke eilan
den zich telkens genoodzaakt gebruik te maken
van 'n eigenaardig soort Engels, het z.g. b
che-demer Engels, hetwelk 'n uiterst primitief taaltje is,
primitiever dan het Maleis" van onze
Oostgangers, en z'n naam, dikwijls verknoeid tot
biche-la-mar; ontleent aan de in die zeeën inheemse
tripang of zeekomkommer, die, gedroogd, in
grote hoeveelheden wordt verorberd door de Chi
nezen.
De eilanders sterven uit, hier en daar vrij snel.
Laat men, dit lezende, niet te haastig zijn met het
plengen van weemoedige tranen of met het schim
pen op de snoodheid en verdorvenheid van de
niets-ontziende en alles-besmettende witmens.
De Afrikaanse negers, de Brits-Indiërs, de Javanen
2e sterven lang niet uit. Waarom de Papoea's
zullen verdwijnen, vraag dat aan ieder die wat van
Nieuw-Guinea weet. En honderd jaar geleden, was
onder Zuidzee-stammen die vrijwel ongemoeid
waren gelaten door zeevaarders en walvisjagers,
het uitstervingsproces al met volle kracht inge
treden. Men vergelijke de bevindingen van Herman
Melville op de Marquesas, door hem te boek gesteld
in Typee (1846). Kannibalisme, kindermoord en
tegennatuurlike praktijken zijn, ook zonder pokken
of vuurwater, voldoende om 'n volk ten ondergang
te doemen. En de in 't begin der achttiende eeuw
uitgevonden edele wilde", troetelkindje van die
sentimentele tijd, ideaal van Rousseau en van
moderne nakomers als Edward Carpenter (zie
Civilization: its Cause and Care), is nooit
meer geweest dan 'n hersenschim. Zoals de door
Max Muller uitgevonden en door Hans von Marees
bij herhaling op doek gebrachte Ariër" 'n hersen
schim was.
Zo'n wilde leeft, zo niet in harmonie met het
oneindige dan toch overeenkomstig de gezonde
natuurlike instinkten, nietwaar? U vergist u
deerlik. Verbeeld u toestanden als in ,,Gone
Native", waarvan de heldin met vrij wat moeite
op vijftienjarige leeftijd weg . . zwemt, van d'r
echtvriend, 'n vieze, blinde, ouwe vent, die 'r
grootvader had kunnen wezen, 'n Uitzondering?
Neen, regel. Alle heren-gemaal op 'r eiland waren
oud, want alleen ouwe mannetjes-mensen hadden
varkens genoeg om zich 'n vrouw te kunnen
kopen. Zij had o glorie ! niet minder gekost
dan tien varkens, waarvan twee met slagtanden.
En die prijs was voor haar betaald op de dag
dat ze geboren werd ! Daarmee vergeleken zijn de
twee maal zeven jaren van Vader Jakob 'n
peulschilletje.
Na twee jaar van genoeglik huwelikslevcn"
bevindt ze zich nu op 'n ander, groter eiland, is
'r eigen bazin en 'n gewaardeerd arbeidster op 'n
plantage-met-fabriek. En wordt 'n twistappel
tussen de eigenaar en z'n zoon. Om 't geharrewar de
wereld uit te helpen zal men 'r n u maar aan 'n in
boorling,, uithuweliken". Maar ze ontsnapt ten twee
den male over 't blauwe water, bereikt 'n ander
eiland, en vindt genade in de ogen van een der
twee geassocieerde Engelsen, die daar samen 'n
plantage drijven. En richt 'm te gronde.
Want de Engelsman George Donaldson is niet
hard genoeg. Van Topsy" had ie zich kunnen
losrukken en daarmee had ie haar wel wat
tranen bezorgd, maar heus geen tering ; afstand
doen van z'n jong halfbloedje, daartoe blijkt z'n
vaderlik instinkt te groot. Dat instinkt wint het
van de rede. Dat instinkt drijft
'm tot 'n doelloze opoffering van
z'n positie als blanke. Hij
verinboorlingt: hègoes native. Hij wordt
'n dronken paria. En Topsy loopt
weg Van hem. En van d'r zoontje
tevens, dat hij, met 'n laatste
opflikkering van mannefierheid
en ten koste van z'n eigen leven,
redt van de haaien. Hij is naar
de haaien" in de dubbele bete
kenis van 't woord . .
Asterisk" geeft de tragiek van
de witmans die z'n ras ontrouw
wordt. Zoals George Donaldson
zijn er honderden, die kanten uit.
Gemesallieerd. Woonachtig tus
sen wilden, halve wilden, varkens,
kokospalmen en muskieten. In
mensestallen van gegolfd ijzer,
dat op den duur doorroest en
dat men tracht te repareren met
stukken blik. Mensestallen, dik
omgeven door allerlei rommel van
dierlike en andere oorsprong. Met
'n rottige, gammele veranda of
galerij, waarop 'n kapotte rieten
stoel", 'n weggesmeten zadel, 'n
zak kipperijst, vuile potten en
pannen, ouwe kleren, lege busjes
en blikjes, met daarop, en daar
omheen, en daarover, en daarlangs
'n onophoudelik geruzie-vink van
hoenders, honden en katten . .
Zonder dat ze déze kant van
de vermenging van blanke en
kleurling over 't hoofd ziet, heeft
Sarah Gertrude Millin, wier ver
haal in ZuidAfrika speelt, vooral
het oog gevestigd op het lot van
het meer of minder getinte kroost.
En dat lot lijkt in Zuid-Afrika
harder dan elders, misschien met
uitzondering van de Verenigde
Staten. Fransen noch Portugezen
schijnen zich bijster te bekomme
ren om zuiverheid van ras.
Angelsaksers en Nederlanders wel.
Of ze daarin gelijk hebben is met
'n paar woorden niet uit te ma
ken. Maar de Bastaards", ook
al zijn ze fatsoenlik en arbeidzaam, en voor zeven
achtste blank, worden in Zuid-Afrika met de nek
aangezien. Ik heb nooit gehoord dat aan Alexandre
Dumas, pere, op grond van het respektabele
percentage negerbloed in z'n aderen de toegang
tot een Parijse salon is ontzegd.
Ruim honderd jaar geleden kwam er, aldus
begint God's Step-Children, 'n zendeling bij 'n
Hottentotten-stam in de buurt van de Oranje
rivier. Deze Hottentotten nu waren evenmin
begerig naar het Woord" als naar 'n bad in
genoemde stroom; ze besmeerden zich liever
met oker en vet, en stemden op religieus gebied
de geesten gunstig door te dansen in de mane
schijn. En ze deden zijn Eerwaarde allerlei vragen
waar ie geen raad mee wist. B.v. waarom, als
God wou hebben dat ze braaf waren, hij het hun
niet 'n beetje gemakkeliker maakte, braaf te
worden. En waarom hij, die immers almachtig
was, de duivel niet braaf maakte, en daarmee
alle kwaad uit de wereld hielp . . En waarom
indien alle mensen gelijk zijn in 't aangezicht van
God, hij dat niet bewees door alle mensen blank
te maken.
De zendeling poogt het te bewijzen, door te
trouwen met 'n Hottentots meisje. Zijn naaste
kollega, die het huwelik" moet inzegenen/weigert
aanvankelik . . Dan ga ik buiten-echtelik met
'r samenwonen," zegt de Reverend Andrew
Flood. Ik stel mijn ziel in de waagschaal voor m'n
kudde !"
Des zendelings zelfopoffering is vergeefs. Hij
wordt tot Hottentot, maar maakt geen bekeer
lingen. Hij wordt tot Hottentot, en heeft
het beetje respekt dat die luitjes nog voor 'm
hadden meteen finaal te grabbel gegooid . .
Hij wordt vies en vuns. Hij wordt uit z'n ambt
ontslagen en sterft in ellende. Zijn kinderen
onderscheiden zich in niets van de Hottentotten,
behalve een meisje. En dat heeft 'n liefdesavon
tuur met 'n jonge Boer, die anders dan z^n
natuurlike schoonvader het denkbeeld met 'n
bruin meisje te trouwen smadelik van zich weg
werpt. En die verder trekt".
Gevolg: de Griqua Kleinhans, het puikje van
Adam Koks onderdanen, zeer licht getint, met 'n
blonde baard, arbeidzaam en godsdienstig. Hij
verdient onder de luie Griqua's van Kokstad flink
geld. Hij spreekt Afrikaans. Hij hoopt op 'n doch
ter van 'n Boer . . Hij mag er zelfs niet naar
kijken, en wordt door d'r vader en broers bijna
doodgeslagen als ie het toch doet. Later is ie blij
te kunnen .trouwen met 'n Kaaps meisje, dochter
RIJWIELBELASTING
Teekening voor de Amsterdammer" door George van ^aemdonck
De verwensching van dengene wiens fictsplaat men gestolen heeft.
van 'n Duitser en 'n half-Maleise moeder. Al nader
komt het geslacht tot de volbloed-blanke. Maar
tot in 't vierde geslacht blijven het verstotelingen.
Voor de Kaffers zijn er scholen, voor hen niet.
En tweemaal wordt Elmira, de blankste telg van
Kleinhans, van 'n kostschool voor blanke meisjes
weggezonden, niet wegens wangedrag of domheid
maar wegens het bloed van de Hnttentotse
vrouw, die de Reverend Andrew Flood indertijd
ad majorem Dei gloriam tot echtgenote had
genomen. Niet de misdaden, maar de domheden
van de voorvader worden bezocht aan de onschul
dige derde en vierde wellicht vijfde l genera
tie. Het zeer sober gehouden verhaal maakt door
z'n eenvoud 'n des te groter indruk.
After Livingstone" met z'n mooie foto's en
z'n kleurig en waarachtig" relaas van de weder
waardigheden van 'n paar Engelse handelaars in
Midden-Afrika, stemt vroliker. Tot voor 'n twintig
tal jaren terug was Afrika 'n hel, waarin Arabiese
slavenhalers, mitsgaders hun handlangers, huis
hielden als duivels. En de avontuurliken van geest
die zich in die hel waagden hadden 't
begrijpelikerwijze tamelik warm en benauwd. Al was 't maar
bij 't sjachelen om ivoor . . Interviews in 't
holst van de nacht op 'n donkere veranda, 'n
Flauw houtvuurtje . . of 'n kaarsje in 'n gesloten
lantaren, waartegen drommen muskieten en
vliegende mieren zich te pletter vlogen . . 'n
Arabier, in 'n lange donkere tabbaard en met 'n
geweldige tulband op z'n hoofd, met gekruiste
benen op 'n matje. De blanke daartegenover,
liefst op 'n vouwstoeltje, om geen kramp in z'n
benen te krijgen. Want zo'n zitting duurde lang .
En door al die uren van loven en bieden klonk het
suizen van de nachtwind, en bonkte verder weg de
tom-tom, en snerpte het gehuil van hyena's.
Nou, dag! . . 'n redeliker aanbieding ener
zijds, 'n iets of wat hoger bod anderzijds. En
eindelik, eindelik.afmars met 'n achttal slagtanden.
WILLE M VAN DOORN
V. f^OSSEM'S