Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
Op den Economischen Uitkijk
Belastingdruk
Een eigenaar van een industrieele onderneming
te Zaandam, gehuwd, zonder kinderen, heeft zijn
geheele fortuin van ? 50.000.?in zijn zaak gesto
ken; hij heef t daaruit een inkomen van ? 10.000.
en betaalt aan diverse (Rijks- en gemeente-)
belastingen f 2154.07 of 21.54 % van zijn inkomen.
Een directeur van een te Amsterdam gevestigde
naamlooze vennootschap, gehuwd, ook kinderloos,
te Haarlem woonachtig, heeft een vermogen van
/ 800.000.?, n.l. 4 ton aandeelen in de vennoot
schap (welke hem 4 % opleveren), / 140.000.
aan onroerend goed (waaruit hij 4J % trekt)
?160.000.?aan hypotheek] (rente 5J %) en
l ton aan effecten, welker rendement 5 % is.
Met zijn salaris ad ? 9.500.?en een tantième van
?4.400.?beschikt hij dus over een inkomen van
?50.000.?(hetwelk ± ? 1.800?hooger zou zijn,
als er geen dividend- en tantième-belasting was.)
Hoeveel denkt gij dat deze particulier aan den
fiscus van stad en land offert? Ruim 38 %. En
ziehier een groot-industrieel te Tilburg (gehuwd,
kinderloos), wiens vermogen 3 millioen beloopt,
Waarvan l belegd in de vennootschap, welker direc
teur hij is (hij maakt daarvan 7 %), l in landerijen
(opbrengst 4%), J in hypotheken (a 5%) en
nog $ in effecten (6 %). Met een salaris van 20
mille en een tantième van 15 heeft hij een inkomen
van 2 ton (wat, ware er geen dividend-en tanti
mebelzsting, ?8.597.50 hooger zou zijn). Van hem
wordt 48.40 % over zijn inkomen gevergd als
zijn bijdrage "in de kosten van de staats- en de
gemeente-huishouding.
Deze fictieve maar op zeer icëele grondslagen
berustende ? voorbeelden ontleen ik aan het
rapport, door den Nijverheidsraad cenigen tijd
geleden uitgebracht inzake den invloed van de
belastingwetgeving op de industrie" en door dit
college aangeboden aan den Minister van Finan
ciën, die er wel met een zucht kennis van zal
hebben genomen en bij zichzelf overwogen, dat
de heeren van den Nijverheidsraad in hun zoo
stevig gedocumenteerd betoog stellingen hebben
verkondigd, waarmede hij, minister, het niet
anders dan eens kan zijn, maar die hij, minister,
op'toogenblik zoo slecht gebruiken kan, omdat....
nu ja, omdat hij juist de Minister van Financiën
is ! Indien dit, zooals men zich denken kan, de
eerste overweging is, die de lezing van dit verslag
bij den heer Colijn deed rijzen, zij kan en, hoop ik,
zal zijn eenige overweging niet wezen.
Want deze bladzijden bevatten een zeer ernstige
waarschuwingen een ernstig man als deze beheer
der van onze openbare geldmiddelen kan die niet
maar naast zich neerleggen." In 't bijzonder
iemand als hij, die deel gehad heeft in het bestuur
van onze grootste nationale onderneming, de
Koninklijke", moet volledig instemmen met wat
de Nijverheidsraad vooropstelt, n.l. dat de wel
vaart van een land slechts gewaarborgd wordt,
wanneer bij de voortbrenging teloorgegane pro
ductiemiddelen door nieuwe kunnen worden ver
vangen en bovendien voortdurend nieuw kapitaal
gevormd wordt, om de toenemende bevolking van
nieuwe productiemiddelen te voorzien, terwijl
juist voor de industrie een ruime kapitaalsvoor
ziening in het bijzonder noodzakelijk is. En wan
neer men dan, gelijk de Nijverheidsraad deed,
slechts let op den invloed, dien de fiscale politiek
ten onzent op de bestaans- en
ontwikkelingsmogelijkheid onzer nijverheid uitoefent (dus de
sociale en economische politiek buiten beschou
wing laat), dan rijzen twee vragen: hoe werkt
die fiscale politiek in op de kapitaalvorming (dus
op de mogelijkheid van beschikbaarstelling) en
2e hoe op het rendement van
nijverheids-ondernemingen (dus op de bereidwilligheid van beschik
baarstelling)?
Op die twee zoo uiterst belangrijke vragen geeft
dit verslageen volkomen ondubbelzinnig antwoord.
Natuurlijk kan ik er niet aan denken, in dit bestek
zelfs maar in hoofdzaak het feiten- en cijfermateri
aal Weer te geven,dat in dit rapport is verwerkt.
Maar wanneer ons in den aanhef reeds wordt
voorgerekend, dat de totale belastingen in 1920
en 1921 bijna het 4%-voudige der som van 1912
hebben bereikt, en wanneer ons dan daarna wordt
duidelijk gemaakt dat deze verzwaring van druk
telkens weer in het bijzonder treft de hoogere
inkomens en de hoogere vermogens, van welker
bezittersrjuistbesparingen ten behoeve der industrie
moeten worden verwacht; wanneer wij b.v. lezen,
dat wegens successie-belasting alleen in een
alleszins denkbaar geval, meer
dan i of meer dan 1/3 van
het kapitaal eener onderne
ming aan haar wordt onttrok
ken, dan aanvaarden wij de
ten aanzien der eerste van de
twee vragen opgestelde con
clusie, dat het samenstel
onzer belastingen vooral die
groepen van ingezetenen, d ie
in de eerste plaats geroepen
zijn tot kapitaalvorming mede
te werken, in deze voor de
welvaart van het
Nederlandsche Volk noodzakelijke taak
belemmert. Naast op zichzelf
reeds aanmerkelijke verhoo
gingen" van de tarieven der
Rijks- en gemeentelijke in
komstenbelastingen hebben in
het bijzonder tot den hoogst
bedenkelijken belastingdruk"
de heffingen voor het
Leeningsfonds bijgedragen. Die
heffingen zullen wel volgens
de wet in 1933/34 verdwijnen,
maar de Nijverheidsraad oor
deelt ;,dat zij geen tien jaren
in ongewijzigden vorm kunnen
worden voortgezet, zonder
schade te doen aan de wel
vaart van het land."
Wat het tweede punt
betreft, de bereiawilligheid
tot beschikbaarstelling van
kapitaal, bij de beoordeeling
daarvan gaat de Raad na,
welke baten voor de meest
kapitaalkrachtige burgers uit
hoofde hunner besparing na
voldoening aan de eischenvan
den fiscus overblijven. Welnu,
het perspectief voor hen, die
tot kapitaalvorming nog kans
zien, is bedenkelijk, gelijk de
laatste bijlage tot het verslag
ons doet zien. Die bijlage geef t
een overzicht van den belas
tingdruk, uitgedrukt in per
centages van het gedeelte van
het inkomen, waarvoor de
hoogste percentages moeten
worden betaald door gehuw
den zonder kinderen over het
belastingjaar 1923/24 in ver
schillende gemeenten. Neemt
men in aanmerking de
Rijksinkomstenbclasting (met haar
opcenten) en de gemeentelijke
inkomstenbelasting en voegt
mendaarbijde extra-belasting
op het inkomen, als dit o.a.
is verkregen uït een vermogen
van ? 1.000.000.?tegen 5%
rente, dan ziet men van de
21 in dit overzicht vermelde
gemeenten Oude Pekel a de
kroon spannen met een
percentage van 64.31, op
door Delfzijl met 63.71
is Utrecht met toch
men bovendien nog in
belasting op het inkomen
uit een vermogen van
DIERSTUDIE: STRUISVOGEL
Teekening voor de Amsterdammer" door H. Verstijnen
man die alles slikt wat zijn lijfblad schrijft
den voet gevolgd
; de laagste in de rij
nog 41.16 %. Neemt
aanmerking de extra
als dit o.a. is verkregen
10 millioen tegen 5 %
rente, dan stijgt de 64.31 van Oude Pekela tot
72.25 en Utrecht komt op 49.10. Afdracht (bij
kapitaalbezit van l millioen) van 50 a 60 % van
het meerdere inkomen aan den fiscus, beduidt
dat het bespaarde inkomen (het toegenomen
kapitaalbezit) slechts een netto-rendcmcnt van
± 2/5 (40 %) van het bruto-rendement oplevert,
m.a.w. wie opdien voet ? 1COO.?bespaartendaar
over 5% maakt, houdt jaarlijks slechts ? 20.
meer inkomen o ver. He t wil den Raad voorkomen,
dat een tot zulke bedenkelijke laagte terugge
bracht rendement van met productieve doeleinden
belegd kapitaal noodzakelijkerwijze den prikkel
tot sparen in aanzienlijke mate doet verminderen,
dan wel het eventueel bespaarde inkomen doet
bestemmen voor niet of slechts een geringe rente
afwerpende doeleinden, waaraan minder risico's
verbonden zijn." Op die uitspraak volgt eenc
korte bespreking van de verschillende belastingen
afzonderlijk in verband met de moeilijkheden, die
zij door hun vorm en de wijze van toepassing voor
de industrie opleveren. De ruimte ontbreekt mij,
om hieraan nog een en ander te ontleenen. Ook
bij de slotopmerkingen" kan ik nog maar heel
even stilstaan; zij geven behartigenswaardige
wenken en stellen in het licht dat een spoedige
algemeene herziening van het Nederlandsch belas
tingstelsel een dringende cisch is."
De Nijverheidsraad heeft metdeze studie en met
de openbaarmaking daarvan uitstekend werk
gedaan. De groote beteekenis daarvan zie ik in de
heldere en uitvoerige preciseering; wij weten wel,
dat de fiscale eischen in meer dan c'n opzicht
zwaar drukken op de nijverheid, de volkswelvaart
in haar ontwikkeling belemmeren en kapitaal
vorming tegengaan. Maar inwelkematc dat
het geval is, hoe ernstig dit kwaad is, hoe nood
zakelijk het te verzachten of te verhelpen, dat
leert ons dit verslag. En het is heel nuttig, dat wij
allen goed daarvan worden doordrongen. Want
dit raakt een waarlijk nationaal belang van de
eerste orde.
Volledigheidshalve wil ik aan het bovenstaande
nog de herinnering toevoegen, dat de
Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel
in haar zomervergadering, nadat de aangelegen
heid der voor het bedrijf schadelijke belastingen
vooraf in de departementen onderzocht was, te
dezer zake een adres aan den Minister van
Financiën heeft vastgesteld, waarvan de over
wegingen als volgt luiden:
dat de belastingdruk hier te lande de voor de
welvaart eener toenemende bevolking noodzake
lijke kapitaalvorming in den weg staat; dat.de
weder-opleving en noodzakelijke uitbreiding van
nijverheid en handel daardoor niet alleen ernstig
wordt belemmerd, doch ook gevaar bestaat van
verplaatsing dier welvaartsbronnen naar buiten
de landsgrenzen; dat een ten behoeve der kapi
taalvorming noodzakelijke verlichting van den
belastingdruk gepaard moet gaan met algeheelc
reorganisatie van het belastingstelsel; dat
derhalve in het belang van de toekomstige wel
vaart van het land bezuiniging op de
Staatsuitgavi-n niet alleen tot herstel van het evenwicht
op de begrooting van den Staat, doch
ter doorvoering der belastingverlaging
noodzakelijk is." -.ia-/
B T