De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 2 augustus pagina 4

2 augustus 1924 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2459 AMSTERDAMSCHE BIJZONDER HEDEN VIII HET TRIPPENHUIS In een buurt, waar tegenwoordig de deftige Welvaart der Amsterdamsche kooplieden zoo goed als geheel is verdwenen, aan den Kloveniersburgwal niet ver van de Nieuwmarkt, staat nog altijd het oude, statige Trippenhuis als een herinnering aan wat thans een grootsch Verleden is geworden. Met zijn rijzige en rijke Korinthische pilasters spreekt het nog thans van de handelsgrootheid van het zeventiende-eeuwsche Amsterdam. Door zijn moderne bestemming als zetel vandeKoninkklijke Akademie van Wetenschappen heeft het Trippenhuis het cachet van ingetogen voornaam heid ook inwendig behouden. Zoo reiken hier verleden en heden ae hand in harmonische schoon heid. Wij spreken in den regel van het Trippenhuis. Het voorgeslacht gebruikte het meervoud en sprak in den regel van de Trippenhuizen. Het had gelijk; eigenlijk zijn het twee huizen, die onder n dak en achter n gevel zijn samengebracht. Vroeger was dat ook uiterlijk duidelijk waar te 'nemen. Want de voorgevel is zeven ramen breed; daar de twee huizen even breed waren, kwam de izware scheidingsmuur nu juist te staan vóór 'de middenvensters der drie verdiepingen. Archi tectonisch en ook aesthetisch was dat natuurlijk Doorzicht der bibliotheekzaal (begane grond) naar de Bilderdijk-kamer. Op de piedestals marmeren borstbeelden van De Groot en Van Swinden; in de nis Van Kinsbergen een grove fout, die tegenwoordig min of mér wordt gemarkeerd doordat de zware scheidings muur althans op de hoofdverdieping is wegge broken. Maareen fout blijft het in de constructie van dit anders zoo opmerkelijke en ook fraaie gebouw. De Kloveniersburgwal was in de vijftiende eeuw de grens van de ommuurde en omgrachte stad. Maar in de laatste decenniën der zestiende eeuw breidde Amsterdam zich in zeer sterke mate uit. De bevolking werd naar buiten gedreven; in de buurt, waar nu het Trippenhuis staat, vindt men op de kaart van Cornelis Antonisz. reeds huizen. Het lag voor de hand, dat de regelmatige uitbreiding hier onmiddellijk aan de overzijde van de oude stadsgracht begon; hier aan de oostzijde der stad begon zich reeds omstreeks 1600 het kwartier te ontwikkelen, waar de overal vervolgde Joden onder bescherming der Amsterdamsche regeering een veilig leven en een rustig bestaan vonden. Waar nu het Trippenhuis staat, werden in denzelfden tijd burgerwoningen gebouwd, die daar het grootste deel der zeventiende eeuw hebben gestaan. Maar de buurt was voor grooter glorie bestemd ; de Trippen hebben er zich gevestigd in het naar hen genoemde huis, dat waarlijk een klein paleis is. De familie was uit Tiel en Bommel afkomstig, maar was voor een deel later gevestigd in de be langrijke koopstad Dordrecht. Daar waren de Trippen in kennis gekomen met een niet minder energiek en aanzienlijk koopmansgeslacht, dat der De Geers. Daar was ook Jakob Trip gehuwd met Margareta de Geer, de zuster van den wijdvermaarden koninklijken koopman LodeWijk de Geer. In Dordrecht zijn ook uit dit echtpaar de zoons geboren, Louis en Hendrik, die samen het Trippenhuis hebben ge bouwd. Zij verplaatsten hun groote handelszaak van Dordrecht naar Am sterdam, dat meer en meer het centrum ging worden van den groothan del van Nederland. Zij dre ven evenals hun oom Lodewijk de Geer een aan zienlijken handel in me talen, in ijzer, lood, ko per, zink, staal en tin, waartoe zij zeer enge be trekkingen aanknoopten met de Zweedsche regee ring. Het ligt voor de hand, dat zij ook in alle artikelen handelden, die van de genoemde metalen waren vervaardigd. Zoo ontstond hun omvangrijke en belangrijke handel in oorlogstuig, in kanonnen en mortieren enz., zelfs in oorlogschepen, als het moest. Aan dien handel in oorlogstuig her inneren nog de schoorsteenen op het Trippenhuis, die den vorm van mortieren hebben, en ook het beeldhouwwerk in het fronton,dat het familie wapen der Trippen voorstelt, geflankeerd door kanonnen. De eerste steen van het Trippenhuis werd gelegd den 24 Mei 1660; de zilveren troffel, waarmede dat geschiedde, is nog in de familie. Het geheele terrein was aangekocht voor de in die tijden zeker kapitale som van / 54,000. De geheele bouw was voltooid in 1662, zoo?ls het jaartal in den gevel aangeeft. De leiding van den bouw was in handen van Justus Vingboons, die zijn eigen werk ook heeft beschreven. Het was naar den smaak van den tijd in klassieken stijl gebouwd, wat voor zulk een deftig en tegelijk smaakvol paleis zeker wel voegde. Vingboons zelf beschrijft den voorgevel aldus: Wijders is de voorstaat of faciat uyt de gront tot boventoe gemaekt van Bentemer en Bremer witte steen nae d'ordre Corintia, en dat volkomen met alle syn leden en cieraden soo van basementen, gecanuleerde pilasters en 't geheel ornament in frontispice alles net en curieus gearbeyt". Zoo kan men de forsche deftigheid van den voorgevel nog dagelijks bewonderen. Van het binnenwerk, waarvan nog heel wat gelukkig is bewaard gebleven, zegt de bouwmeester: ,,ls ook van binnen seer kostelijck voorsien met galderijen, portaelen, deur-kosijnen, schoorsteenen en vloeren, alles uyt schoone marmore-steen konstigh gehouwen en gemaeckt, met verdeelde ofte gecomparteerde solders, beschildert met de konstichste schilders alhier; voorts voorsien met seer aardige loofwerck, soo geschildert als ver guit, als gesnede festonnen, gecomposeert van bloemen, vruchten en andere cierlijckheden". Van die konstichste schilders" noemen wij Nicolaas de Helt Stockade en Allart van EverReceptiezaal in het Trippenhuis dingen; de eerste heeft de plafonds, de laatste de dessus-de-porte geschilderd. Zoo hadden de gebroeders Louis en Hendrik Trip zich een woning gebouwd, hun geslacht en hun bedrijf en ook aan hun stad ten volle waardig. Zij hebben, toen het huis gereed was, geloot om de twee helften; de oudste, Louis, kreeg de zuide lijke helft, dus aan de zijde van de Hoogstraat; den jongste, Hendrik, viel het noordelijke gedeelte aan den kant van de Nieuwmarkt ten deel. Louis Trip, die het tot de hoogste ambten bracht in de regeering van Amsterdam, bewoonde zijn huis tot zijn dood, den 20sten Juli 1684. Toen kwam het perceel aan zijn dochters Margareta en Anna Maria, waarvan de eerste in 1711 eigenares werd van de geheele woning. Margareta Trip, die toen douairière De Marez was, heeft het huis echter nooit bewoond; eerst heeft de genoemde Anna Maria Trip, die getrouwd was met Wouter Val kenier, erin gewoond; later in de achttiende 2euw is het voortdurend verhuurd geweest aan allerlei personen; zoo heeft de bekende kunst minnaar Gerrit Braamcamp hier omstreeks 1750 zijn schilderijenmuseum gehad. Het huis zelf was toen nog in de familie Trip. Immers de genoemde douairière De Marez droeg de helft van haar eigendom over aan de kinderen van haar zoon Johan; de wederhelft kwam bij haar over lijden in 1714 aan haar gezamenlijke afstam melingen. De laatste particuliere eigenaar van de geheele zuiderhelft van het Trippenhuis was Mr. Louis Trip de Marez, de achterkleinzoon van den stichter Louis Trip. Hij stierf in 1773 en vermaakte onder allerlei voorwaarden het huis aan de stad Amsterdam. Juist door die voorwaar den kon Amsterdam eerst in 1842 de onbezwaarde eigenaar worden van de helft van het Trippenhuis, dat tot 1808 ge re geld door de stad aan particulieren werd verhuurd. Hoe was het intusschen met de nonrderheif i van het Trippenhuis gegaan? Hendrik Trip heeft niet lang van zijn vorstelijke woning genoten; hij Het Trippenhuis aan den Kloveniersburgwal (Naar een oude prent)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl