Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2459
AMSTERDAMSCHE BIJZONDER
HEDEN VIII
HET TRIPPENHUIS
In een buurt, waar tegenwoordig de deftige
Welvaart der Amsterdamsche kooplieden zoo goed
als geheel is verdwenen, aan den
Kloveniersburgwal niet ver van de Nieuwmarkt, staat nog altijd
het oude, statige Trippenhuis als een herinnering
aan wat thans een grootsch Verleden is geworden.
Met zijn rijzige en rijke Korinthische pilasters
spreekt het nog thans van de handelsgrootheid
van het zeventiende-eeuwsche Amsterdam. Door
zijn moderne bestemming als zetel
vandeKoninkklijke Akademie van Wetenschappen heeft het
Trippenhuis het cachet van ingetogen voornaam
heid ook inwendig behouden. Zoo reiken hier
verleden en heden ae hand in harmonische schoon
heid.
Wij spreken in den regel van het Trippenhuis.
Het voorgeslacht gebruikte het meervoud en
sprak in den regel van de Trippenhuizen. Het
had gelijk; eigenlijk zijn het twee huizen, die onder
n dak en achter n gevel zijn samengebracht.
Vroeger was dat ook uiterlijk duidelijk waar te
'nemen. Want de voorgevel is zeven ramen breed;
daar de twee huizen even breed waren, kwam de
izware scheidingsmuur nu juist te staan vóór
'de middenvensters der drie verdiepingen. Archi
tectonisch en ook aesthetisch was dat natuurlijk
Doorzicht der bibliotheekzaal (begane grond)
naar de Bilderdijk-kamer. Op de piedestals
marmeren borstbeelden van De Groot en Van
Swinden; in de nis Van Kinsbergen
een grove fout, die tegenwoordig min of mér
wordt gemarkeerd doordat de zware scheidings
muur althans op de hoofdverdieping is wegge
broken. Maareen fout blijft het in de constructie
van dit anders zoo opmerkelijke en ook fraaie
gebouw.
De Kloveniersburgwal was in de vijftiende
eeuw de grens van de ommuurde en omgrachte
stad. Maar in de laatste decenniën der zestiende
eeuw breidde Amsterdam zich in zeer sterke
mate uit. De bevolking werd naar buiten gedreven;
in de buurt, waar nu het Trippenhuis staat, vindt
men op de kaart van Cornelis Antonisz. reeds
huizen. Het lag voor de hand, dat de regelmatige
uitbreiding hier onmiddellijk aan de overzijde van
de oude stadsgracht begon; hier aan de oostzijde
der stad begon zich reeds omstreeks 1600 het
kwartier te ontwikkelen, waar de overal vervolgde
Joden onder bescherming der Amsterdamsche
regeering een veilig leven en een rustig bestaan
vonden. Waar nu het Trippenhuis staat, werden
in denzelfden tijd burgerwoningen gebouwd,
die daar het grootste deel der zeventiende eeuw
hebben gestaan.
Maar de buurt was voor grooter glorie bestemd ;
de Trippen hebben er zich gevestigd in het naar
hen genoemde huis, dat waarlijk een klein paleis
is. De familie was uit Tiel en Bommel afkomstig,
maar was voor een deel later gevestigd in de be
langrijke koopstad Dordrecht. Daar waren de
Trippen in kennis gekomen met een niet minder
energiek en aanzienlijk koopmansgeslacht, dat der
De Geers. Daar was ook Jakob Trip gehuwd met
Margareta de Geer, de
zuster van den
wijdvermaarden koninklijken
koopman LodeWijk de
Geer. In Dordrecht zijn
ook uit dit echtpaar de
zoons geboren, Louis en
Hendrik, die samen het
Trippenhuis hebben ge
bouwd. Zij verplaatsten
hun groote handelszaak
van Dordrecht naar Am
sterdam, dat meer en
meer het centrum ging
worden van den groothan
del van Nederland. Zij dre
ven evenals hun oom
Lodewijk de Geer een aan
zienlijken handel in me
talen, in ijzer, lood, ko
per, zink, staal en tin,
waartoe zij zeer enge be
trekkingen aanknoopten
met de Zweedsche regee
ring. Het ligt voor de
hand, dat zij ook in alle
artikelen handelden, die
van de genoemde metalen
waren vervaardigd. Zoo
ontstond hun omvangrijke
en belangrijke handel in oorlogstuig, in kanonnen
en mortieren enz., zelfs in oorlogschepen, als
het moest. Aan dien handel in oorlogstuig her
inneren nog de schoorsteenen op het Trippenhuis,
die den vorm van mortieren hebben, en ook het
beeldhouwwerk in het fronton,dat het familie
wapen der Trippen voorstelt, geflankeerd door
kanonnen.
De eerste steen van het Trippenhuis werd gelegd
den 24 Mei 1660; de zilveren troffel, waarmede
dat geschiedde, is nog in de familie. Het geheele
terrein was aangekocht voor de in die tijden zeker
kapitale som van / 54,000. De geheele bouw was
voltooid in 1662, zoo?ls het jaartal in den gevel
aangeeft. De leiding van den bouw was in handen
van Justus Vingboons, die zijn eigen werk ook
heeft beschreven. Het was naar den smaak van
den tijd in klassieken stijl gebouwd, wat voor zulk
een deftig en tegelijk smaakvol paleis zeker wel
voegde. Vingboons zelf beschrijft den voorgevel
aldus: Wijders is de voorstaat of faciat uyt de
gront tot boventoe gemaekt van Bentemer en
Bremer witte steen nae d'ordre Corintia, en dat
volkomen met alle syn leden en cieraden soo van
basementen, gecanuleerde pilasters en 't geheel
ornament in frontispice alles net en curieus
gearbeyt".
Zoo kan men de forsche deftigheid van den
voorgevel nog dagelijks bewonderen. Van het
binnenwerk, waarvan nog heel wat gelukkig is
bewaard gebleven, zegt de bouwmeester: ,,ls
ook van binnen seer kostelijck voorsien met
galderijen, portaelen, deur-kosijnen, schoorsteenen en
vloeren, alles uyt schoone marmore-steen konstigh
gehouwen en gemaeckt, met verdeelde ofte
gecomparteerde solders, beschildert met de
konstichste schilders alhier; voorts voorsien met
seer aardige loofwerck, soo geschildert als ver
guit, als gesnede festonnen, gecomposeert van
bloemen, vruchten en andere cierlijckheden".
Van die konstichste schilders" noemen wij
Nicolaas de Helt Stockade en Allart van
EverReceptiezaal in het Trippenhuis
dingen; de eerste heeft de plafonds, de laatste
de dessus-de-porte geschilderd.
Zoo hadden de gebroeders Louis en Hendrik
Trip zich een woning gebouwd, hun geslacht en
hun bedrijf en ook aan hun stad ten volle waardig.
Zij hebben, toen het huis gereed was, geloot om
de twee helften; de oudste, Louis, kreeg de zuide
lijke helft, dus aan de zijde van de Hoogstraat;
den jongste, Hendrik, viel het noordelijke gedeelte
aan den kant van de Nieuwmarkt ten deel. Louis
Trip, die het tot de hoogste ambten bracht in
de regeering van Amsterdam, bewoonde zijn huis
tot zijn dood, den 20sten Juli 1684. Toen kwam
het perceel aan zijn dochters Margareta en Anna
Maria, waarvan de eerste in 1711 eigenares werd
van de geheele woning. Margareta Trip, die toen
douairière De Marez was, heeft het huis echter
nooit bewoond; eerst heeft de genoemde Anna
Maria Trip, die getrouwd was met Wouter Val
kenier, erin gewoond; later in de achttiende
2euw is het voortdurend verhuurd geweest aan
allerlei personen; zoo heeft de bekende kunst
minnaar Gerrit Braamcamp hier omstreeks
1750 zijn schilderijenmuseum gehad. Het huis
zelf was toen nog in de familie Trip. Immers de
genoemde douairière De Marez droeg de helft
van haar eigendom over aan de kinderen van haar
zoon Johan; de wederhelft kwam bij haar over
lijden in 1714 aan haar gezamenlijke afstam
melingen. De laatste particuliere eigenaar van de
geheele zuiderhelft van het Trippenhuis was
Mr. Louis Trip de Marez, de achterkleinzoon van
den stichter Louis Trip. Hij stierf in 1773 en
vermaakte onder allerlei voorwaarden het huis
aan de stad Amsterdam. Juist door die voorwaar
den kon Amsterdam eerst in 1842 de onbezwaarde
eigenaar worden van de helft van het Trippenhuis,
dat tot 1808 ge re geld door de stad aan particulieren
werd verhuurd.
Hoe was het intusschen met de nonrderheif i van
het Trippenhuis gegaan? Hendrik Trip heeft niet
lang van zijn vorstelijke woning genoten; hij
Het Trippenhuis aan den Kloveniersburgwal
(Naar een oude prent)