Historisch Archief 1877-1940
EftL'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2459
HOFLEVERANCIER
[euert ouer- het gfefiecCe [and franco
Zendt U gaarne hare d-Lu- voorwaarden
worQaiisebaf f ing of Jntrutt
NADERE INLICHTINGEN BIJ
CC VANnOF-^ l-HOUTSTR.9 CHOORSTR.32
.r.DËRl/VC^ DEN HAAG UTRECHT
DE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts f 10.?per jaar
Spoors
Mosterd
i .. .> :'?. rocrir _ Cuierriborc
Urpeiision?ZONHEIIOEI['
Voor vacantie - Doorloopend
Goede scholen Huisonderwtys.
J. KIEFT.Tafalbargweg, Laren N.-H.
SUPERIOR
PATRIA BISCUITS
El
a
a
a
a
a
GROOTE VERSCHEIDENHEID VAN SOORTEN^
VOOR lEDEREN SMAAK, VOOR IEDERE BEURS.
Doch slechts in n qualiteit DE BESTE!
a
3
3
a
a
BIJKOMSTIGHEDEN
CXXXVI
Dit moest de wereld zijn, dit kleine rijk van
vruchtboomen en sparren en larixen en het
glooiend grasveld, aan den eenen kant begrensd
door het witte huis en de rivier, aan den anderen
kant door een wilden wirwar van
frambozenstruiken en bessenboompjes. Hier moest nu verder
mijn leven zich afspinnen, tusschen de
stilblijmoedige menschen, die zelfs niet meer merken,
dat er hier weinig gebeurt, zoozeer is hun bestaan
n geworden met den grooten vrede van de om
geving, tusschen de zorgelooze luidruchtigheid
van de honden, met alleen in de verte het zachtjes
voorbijglijden der booten, die aan de steden den
ken doen, aan de straten, waar het vol en rumoerig
is, aan de menschen, die fel begeeren en zelf zich
in verwarring en ellende storten.
Eiken ochtend is er n groote emotie: de
postbode. Of we in het dennenboschje zitten
te ontbijten of op de hooge, witte bank,
altijd hoor ik wel al een minuut van te voren
zijn fiets kraken over het grint in de paden,
en als hij voor ons staat, schijnt hij alle op
windingen van een luider en minder har
monisch leven in zijn tasch mee te brengen. Vóór
dat wij hier kwamen, reed hij vele dagen voorbij,
want wie al lang in de eenzaamheid wonen,
verliezen hun behoefte aan druk contact met de
buitenwereld, maar sinds ik er ben, heeft zijn
baantje aan belangrijkheid gewonnen; hij rijkt
me kranten, brieven, tijdschriften, drukproeven
met volle handen; soms sta ik er beschaamd over,
zoo'n rompslomp van paperassen in deze
paradijsische rust mee te sleepen; maar de besteller,
(die bovendien lid van den gemeenteraad is),
heeft er eerbied voor; als hij me bezig vindt een
brief te schrijven, biedt hij aan over een half
uur weer terug te komen om hem mee te nemen,
en verleden Zondag, (toen er den heelen dag
geen brieven bezorgd zouden worden), verraste
hij ons 's middags opeens, met twee bruine glac
handschoenen aan, en een licht grijs zomerpak:
hij kwam toch voorbij, omdat er zomerfeest was;
hij had gedacht: vielleicht macht es dem
Frauleinchen Vergnügen"; en drie brieven ,,aus
Holland" gleden uit zijn geschoeide Iiand in mijn
schoot . .
Maar wat al problemen komen er uit die
couverten op me toegekropen; hoe moet ik me plotseling
op allerlei gecompliceerde zielsconflicten be
zinnen, terwijl we hier leeren te leven als spontane
diertjes, blij, als de zon schijnt, stiller bij regen
en vol wilden overmoed in den storm . . Fn
problemen kennen we hier ook wel, maar ze
zijn allemaal even gezellig: dat er den volgenden
dag aalbessen moeten worden geplukt en dadelijk
ingemaakt, omdat ze verdrogen aan de struiken,
maar dat het óók waschdag is; . .of over het
dekken van de koffietafel, of het op het plateau
aan de rivier niet te veel zou waaien en op het
terras voor het huis niet te zonnig zou zijn . .
En over de muggen . . en over de afgewaaide
peren . .
Ik weet niet, waarom alles hier prettig is, zelfs
een lange dag regen: het zoete, malsche ruischen,
het klokkend drinken van den grond, het mur
melen van de goten en zooals dan de boomen geuren
. .En zooals dan, als het opklaart, alles staat
te blinken van druppels ! Een tuin vol
vruchtenboomen heeft altijd iets plechtigs, maar in het
bleeke licht als alles nog vochtig is, slaat hij ons
met ontroering, de zwaar-torsende, oude,
knubbelige stammen geven een onverklaarbare sensatie
van grootsch, sober worstelend leven; we voelen
ons omvangen door het mysterie van dood en
eeuwig-nieuwe geboorte, het is ons, als ontbrak
ons nog maar n woord, om het geheim van ons
bestaan te doorgronden, het ne woord, dat ons
altijd op het beslissende oogenblik ontschiet . .
En als er een appel neerploft, schrikken we als
gold het een godsoordeel.
Maar het gezondste, het meest zenuwstillende
is het tusschen de frambozenstruiken; ik zou ieder
sanatorium voor zenmvlijders dan ook aanraden
op eiken afgelegen hoek van zijn terrein daarvan
een flinken aanplant te laten maken, en iedcren
patiënt met een eigen afdeeling te vereercn. Ze
moeten zóó ver van elkaar verwijderd zijn, dat
de plukkers en pluksters niet kunnen gaan
philosopheeren over hun zie', hun zieligheid; ze moeten
wezenlijk aan niets anders kunnen denken, dan
aan de vruchten, de wespen en de dorens. En het
werk is vol verrassingen: als je er pas voorstaat,
denk je, dat er geen n aan zit, en als je een uur
lang geplukt hebt, weet je zeker, dat, als je je
hoofd nu eens op een andere hoogte brengt, of je
gaat er eens een beetje anders voorstaan, je weer
aan alle kanten de roode belletjes zult zien bunge
len. Frambozen zijn net als meisjes: hoe beter ze
zijn, hoe meer ze zich verschuilen. En mijn levens
houding is nu eenmaal veel te anthropo-centrisch
om het niet bepaald te betreuren, als ik, veilig
onder groen blad verscholen, een heei kluitje
vruchten vind, die daar met zijn allen verdroogd
zijn; ik kan óók niet gelooveti, datjecn framboos
haar bestemming bereikt heeft, als een wesp haar
hartstochtelijk met zijn klauwtjes heeft omvat
en^het geurige sap uit haar heeft gezogen. Voor mijn
gevoel voltrekt zich pas haar roeping, als ze met
vele zusters op een vruchtenbordje is te land geko
men, met suiker is bestrooid en als een dankbare
stem over haar heen murmelt: Ze zijn weer
heerlijk vandaag."
Maar als de dagen hier al van zoo'n zoeten vrede
zijn, wat dan te zeggen van de avonden en de
nachten ! De schepen op den met goud-overgoten
stroom luiden hun bellen en laten knarsend hun
ankerketting afrollen; de jongetjes van den tuin
man komen achter uit den moestuin, waar ze
den heelen dag geholpen hebben bij het uitplanten
van de groene kool, langzaam terugslenteren naar
huis, den piependen kruiwagen achter hen
aanzeulend. Van den verren weg klinkt een lach en
een vroolijke roep; wat zijn de menschen hier
jolig, wat een verschil met den stadswerker, die
loom en lusteloos van zijn dagelijksche taak terug
keert ! Ach ja, ze drinken hier ook wel veel, maar
als je hier zoo'n paar zorgelooze kerels fleurig
achter hun potten bier ziet zitten, krijg je toch den
indruk, dat de borrel hen voor veel eigengereide
zwaar-op-de-handheid, vee! zelfverheffing en hard
heid bewaart. Hier, waar het leven niet gejacht
is, waar ze tijd hebben om te feesten en tijd nebben
om uit te slapen, waar alle afwijkingen primitief
blijven, uitbundig blijkend naar buiten, maar
zonder een moet te laten in de ziel . .
Eindelijk houdt de wind ook op te ruischen;
de boomen staan in een betoovering; het water
schuift haast zonder geluid langs de stille schepen,
de lucht geurt naar appels en ?iooi en de sterren
zijn boven ons hoofd als een trouwe liefde, die we
niet achtten, en die ons leven toch heeft beschut.
A N N I E S A L O M O N S
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID