De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 2 augustus pagina 8

2 augustus 1924 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

EftL' DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2459 HOFLEVERANCIER [euert ouer- het gfefiecCe [and franco Zendt U gaarne hare d-Lu- voorwaarden worQaiisebaf f ing of Jntrutt NADERE INLICHTINGEN BIJ CC VANnOF-^ l-HOUTSTR.9 CHOORSTR.32 .r.DËRl/VC^ DEN HAAG UTRECHT DE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per jaar Spoors Mosterd i .. .> :'?. rocrir _ Cuierriborc Urpeiision?ZONHEIIOEI[' Voor vacantie - Doorloopend Goede scholen Huisonderwtys. J. KIEFT.Tafalbargweg, Laren N.-H. SUPERIOR PATRIA BISCUITS El a a a a a GROOTE VERSCHEIDENHEID VAN SOORTEN^ VOOR lEDEREN SMAAK, VOOR IEDERE BEURS. Doch slechts in n qualiteit DE BESTE! a 3 3 a a BIJKOMSTIGHEDEN CXXXVI Dit moest de wereld zijn, dit kleine rijk van vruchtboomen en sparren en larixen en het glooiend grasveld, aan den eenen kant begrensd door het witte huis en de rivier, aan den anderen kant door een wilden wirwar van frambozenstruiken en bessenboompjes. Hier moest nu verder mijn leven zich afspinnen, tusschen de stilblijmoedige menschen, die zelfs niet meer merken, dat er hier weinig gebeurt, zoozeer is hun bestaan n geworden met den grooten vrede van de om geving, tusschen de zorgelooze luidruchtigheid van de honden, met alleen in de verte het zachtjes voorbijglijden der booten, die aan de steden den ken doen, aan de straten, waar het vol en rumoerig is, aan de menschen, die fel begeeren en zelf zich in verwarring en ellende storten. Eiken ochtend is er n groote emotie: de postbode. Of we in het dennenboschje zitten te ontbijten of op de hooge, witte bank, altijd hoor ik wel al een minuut van te voren zijn fiets kraken over het grint in de paden, en als hij voor ons staat, schijnt hij alle op windingen van een luider en minder har monisch leven in zijn tasch mee te brengen. Vóór dat wij hier kwamen, reed hij vele dagen voorbij, want wie al lang in de eenzaamheid wonen, verliezen hun behoefte aan druk contact met de buitenwereld, maar sinds ik er ben, heeft zijn baantje aan belangrijkheid gewonnen; hij rijkt me kranten, brieven, tijdschriften, drukproeven met volle handen; soms sta ik er beschaamd over, zoo'n rompslomp van paperassen in deze paradijsische rust mee te sleepen; maar de besteller, (die bovendien lid van den gemeenteraad is), heeft er eerbied voor; als hij me bezig vindt een brief te schrijven, biedt hij aan over een half uur weer terug te komen om hem mee te nemen, en verleden Zondag, (toen er den heelen dag geen brieven bezorgd zouden worden), verraste hij ons 's middags opeens, met twee bruine glac handschoenen aan, en een licht grijs zomerpak: hij kwam toch voorbij, omdat er zomerfeest was; hij had gedacht: vielleicht macht es dem Frauleinchen Vergnügen"; en drie brieven ,,aus Holland" gleden uit zijn geschoeide Iiand in mijn schoot . . Maar wat al problemen komen er uit die couverten op me toegekropen; hoe moet ik me plotseling op allerlei gecompliceerde zielsconflicten be zinnen, terwijl we hier leeren te leven als spontane diertjes, blij, als de zon schijnt, stiller bij regen en vol wilden overmoed in den storm . . Fn problemen kennen we hier ook wel, maar ze zijn allemaal even gezellig: dat er den volgenden dag aalbessen moeten worden geplukt en dadelijk ingemaakt, omdat ze verdrogen aan de struiken, maar dat het óók waschdag is; . .of over het dekken van de koffietafel, of het op het plateau aan de rivier niet te veel zou waaien en op het terras voor het huis niet te zonnig zou zijn . . En over de muggen . . en over de afgewaaide peren . . Ik weet niet, waarom alles hier prettig is, zelfs een lange dag regen: het zoete, malsche ruischen, het klokkend drinken van den grond, het mur melen van de goten en zooals dan de boomen geuren . .En zooals dan, als het opklaart, alles staat te blinken van druppels ! Een tuin vol vruchtenboomen heeft altijd iets plechtigs, maar in het bleeke licht als alles nog vochtig is, slaat hij ons met ontroering, de zwaar-torsende, oude, knubbelige stammen geven een onverklaarbare sensatie van grootsch, sober worstelend leven; we voelen ons omvangen door het mysterie van dood en eeuwig-nieuwe geboorte, het is ons, als ontbrak ons nog maar n woord, om het geheim van ons bestaan te doorgronden, het ne woord, dat ons altijd op het beslissende oogenblik ontschiet . . En als er een appel neerploft, schrikken we als gold het een godsoordeel. Maar het gezondste, het meest zenuwstillende is het tusschen de frambozenstruiken; ik zou ieder sanatorium voor zenmvlijders dan ook aanraden op eiken afgelegen hoek van zijn terrein daarvan een flinken aanplant te laten maken, en iedcren patiënt met een eigen afdeeling te vereercn. Ze moeten zóó ver van elkaar verwijderd zijn, dat de plukkers en pluksters niet kunnen gaan philosopheeren over hun zie', hun zieligheid; ze moeten wezenlijk aan niets anders kunnen denken, dan aan de vruchten, de wespen en de dorens. En het werk is vol verrassingen: als je er pas voorstaat, denk je, dat er geen n aan zit, en als je een uur lang geplukt hebt, weet je zeker, dat, als je je hoofd nu eens op een andere hoogte brengt, of je gaat er eens een beetje anders voorstaan, je weer aan alle kanten de roode belletjes zult zien bunge len. Frambozen zijn net als meisjes: hoe beter ze zijn, hoe meer ze zich verschuilen. En mijn levens houding is nu eenmaal veel te anthropo-centrisch om het niet bepaald te betreuren, als ik, veilig onder groen blad verscholen, een heei kluitje vruchten vind, die daar met zijn allen verdroogd zijn; ik kan óók niet gelooveti, datjecn framboos haar bestemming bereikt heeft, als een wesp haar hartstochtelijk met zijn klauwtjes heeft omvat en^het geurige sap uit haar heeft gezogen. Voor mijn gevoel voltrekt zich pas haar roeping, als ze met vele zusters op een vruchtenbordje is te land geko men, met suiker is bestrooid en als een dankbare stem over haar heen murmelt: Ze zijn weer heerlijk vandaag." Maar als de dagen hier al van zoo'n zoeten vrede zijn, wat dan te zeggen van de avonden en de nachten ! De schepen op den met goud-overgoten stroom luiden hun bellen en laten knarsend hun ankerketting afrollen; de jongetjes van den tuin man komen achter uit den moestuin, waar ze den heelen dag geholpen hebben bij het uitplanten van de groene kool, langzaam terugslenteren naar huis, den piependen kruiwagen achter hen aanzeulend. Van den verren weg klinkt een lach en een vroolijke roep; wat zijn de menschen hier jolig, wat een verschil met den stadswerker, die loom en lusteloos van zijn dagelijksche taak terug keert ! Ach ja, ze drinken hier ook wel veel, maar als je hier zoo'n paar zorgelooze kerels fleurig achter hun potten bier ziet zitten, krijg je toch den indruk, dat de borrel hen voor veel eigengereide zwaar-op-de-handheid, vee! zelfverheffing en hard heid bewaart. Hier, waar het leven niet gejacht is, waar ze tijd hebben om te feesten en tijd nebben om uit te slapen, waar alle afwijkingen primitief blijven, uitbundig blijkend naar buiten, maar zonder een moet te laten in de ziel . . Eindelijk houdt de wind ook op te ruischen; de boomen staan in een betoovering; het water schuift haast zonder geluid langs de stille schepen, de lucht geurt naar appels en ?iooi en de sterren zijn boven ons hoofd als een trouwe liefde, die we niet achtten, en die ons leven toch heeft beschut. A N N I E S A L O M O N S HOOFIEN'S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BEREID

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl