De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 2 augustus pagina 9

2 augustus 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2459 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HERINNERINGEN AAN J. B. VAN HEUTSZ Sincerity, a deap, great, genuine sincerity, is the first characteristic of all men in any way heroic." C a r l y l e. Het verscheiden van den grooten Nederlander, die als geen ander van het tegenwoordige geslacht, Nederland's zaak in Indiëheeft gediend, doet weder diens werk en diens persoonlijkheid in scherpe lijnen voor den geest rijzen. Wanneer het aardsche leven is geëindigö, is het alsof ook het toevallige, dat aan dit leven verbonden is geweest, uit de herinnering verdwijnt en alsof nog alleen het groote, het blijvende van dit leven, the footprints on the sands of time", in staat zijn indruk op onzen geest te maken. Dan rijst, onder den indruk van het verscheiden, het beeld voor ons in de trekken, die het nageslacht zal zien, wanneer al het bijkomstige vergeten zal zijn en deze groote figuur de verpersoonlijking zal zijn geworden van nationale levenskracht, die in een moeilijke koloniale periode nog eenmaal over alle weerstanden wist te zegevieren. In van Heutsz bereikte de vloed der opkomende nationale vitaliteit de hoogte, die noodig was om de dijken, door vreesachtigenen wankelmoedigen opgeworpen, te doorbreken en Nederland's oppergezag over alle indische volken uit te breiden. Dat is zijn groote beteekenis geworden, aan die taak heeft hij zijn groot militair talent, zijn groote staatkundige bevattelijkheid, zijn sterke en groote persoonlijkheid gegeven. Toen voor hem de tijd van heengaan was gekomen, kon hij getuigen, dat het Nederlandsche oppergezag over alle volken van Indiëtot werkelijkheid was geworden tegenover die volken en tegenover het buiten land -en dat het slechts van zijn opvolgers zou afhangen of op dien grondslag een gebouw zou worden opgetrokken, hecht genoeg om weder lange tijden de slooping door natuur- en menschenkrachten te weerstaan. Hoezeer door zijn staatsmanschap optimistisch, was er bij hem groote twijfel aan de hechtheid van hetgeen sedert zijn aftreden was gebouwd. Hij deelde ten volle de bezwaren, door mij zoo herhaaldelijk tegen de koloniale politiek der laatste tijden aangevoerd en zijn laatste eigenhandige brief het schrijven was hem bijna niet meer mogelijk geworden eindigde met de woorden: ,,ik hoop dat men eindelijk naar U luisteren zal". Hij heeft de wisseling van Regeering, die daar voor noodig is, niet meer mogen beleven. Van Heutsz was reeds eenige jaren als Gouver neur-Generaal afgetreden, toen een gedachtenwisseling begon, eenige malen door persoonlijke bezoeken versterkt, die tot enkele maanden voor zijn dood, toen hij persoonlijk reeds niet meer tot schrijven in staat was, heeft geduurd. Zijn ver stand was helder gebleven en het was een genot met hem, voor wiens grooten geest en groot karakter al de gebruikelijke misverstanden en bezwaren niet bestonden, de groote koloniale problemen te behandelen. Ook hem moest het een genot zijn zoo te kunnen spreken, de toene mende opwinding liet dit zien. Aan weinigen kon hij zich uiten, hij heeft hij zeide mij dat eens altijd tot de eenzamen behoord. Het kon ook eigenlijk niet anders, op de hoogten zal het altijd eenzaam zijn. In wien de drang en de gave is gelegd tot bestijging der toppen, waartoe de ge wone mensch geen neigingen geen kracht gevoelt, die moet weten, dat weinigen zijn metgezellen zullen zijn. Slechts wanneer een verhoogde vitali teit een volk doorstroomt, wanneer het weder een toekomst ziet en in die toekomst een doel, worden de metgezellen naar de hoogten, waar de blik de noodige ruimte vindt, talrijker. Aan Van Heutsz zijn de moeilijkheden van het leven niet bespaard gebleven. The great Fact of Existence was great to him", en dan is het con flict met het vele onwezenlijke in de wereld onver mijdelijk. De voorzienigheid heeft hem voor een dood in het gevecht gespaard; dat zijn loopbaan niet ontijdig geknakt is, ondanks matelooze af gunst en tegenwerking, dankt hij aaneen Cretner en een Van der Wijck. Wanneer Van der Wijck uit de lange, eenvormige rij van landvoogden waartusschen het ongewapend oog geen onder scheid vermag te zien", naar voren treedt, wan neer Cremer voor de historie meer zal zijn dan een groot koopman, dan is het wegens hun houding tegenover Van Heutsz. Dat is geen geringe ver dienste tegenover het Nederlandsche volk en tegenover de Indische volken. Wegbereider te zijn geweest voor een Van Heutsz, een Van Heutsz te hebben gediend bij zijn groot nationaal werk, ziedaar wat Van der Wijck en Cremer aan de eene zijde, met den officier en den cenvoudigen fuseüer aan de andere zijde, verbindt. Het was het groote zelfvertrouwen, het gevoel dooreen taak gedragen te worden, dat Van Heutsz II OUDE KUNSTHANDEL HET HUYS VAN JOHAN DE WITT Een der waardevolste en uitgebreidste collecties van XVIde en XVIIde eeuwsche meesters KNEUTERDIJK 6 DEN HAAG DORUS HERMSEN heeft doen slagen. Als nergens meer zekerheid bestaat, als overal de wankelmoedigheid zich achter schoone leuzen verbergt, is het alleen de persoonlijkheid, die uit zich zelf kan en durft putten, die den weg kan wijzen en die aanvoerder kan zijn. Van Heutsz was aanvoerder, het was zijn meest kenmerkende hoedanigheid. Die hoe danigheid bracht hem de groote conflicten toen hij ondergeschikt moest zijn, die hoedanigheid heeft hem de groote successen gebracht, toen hij mocht leiden. Hij had het groote verantwoorde lijkheidsbesef, dat den echten aanvoerder ken merkt; hij had de sterke visie van het doel, die eveneens kenmerkend is. Geboren aanvoerder, kende hij niet het onderdrukken van anderen om de eerste te kunnen blijven; hij was onbetwist de eerste. Velen danken aan hem hun opkomst; waar hij talent zag wist hij daarvoor den weg te banen. Toch heeft hij geen opvolgers gehad. Zijn eigenlijke taak was bij zijn aftreden voltooid en van degenen, die hij naar voren bracht, heeft alleen Colijn zich boven de ambtelijke denkwijze weten te verheffen. Ook in Nederland heeft hij, ondanks zijn groote begaafdheid en oorspronke lijkheid, geen rol meer gespeeld. Het Nederland sche staatkundige leven beweegt zich in conventioneele banen en zelfs het genie zou niet buiten die banen mogen treden. Wel is hem nog een zetel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal aange boden, maar, zeer kenmerkend voor den man, uie boven alles het land diende, wees hij die af met de woorden: vraag het X, die weet het veel beter". Een enkele maal is hij nog door de Kroon of de Regeering in belangrijke kwesties geraad pleegd, maar van die zijde werd bezwaar gemaakt tegen het aanvaarden van de leiding in een groote, niet-ambtelijke onderneming. Wel hebben de hooge handelskringen hier te lande hem door commissariaten geëerd, doch een openbare rol is hem niet meer toegevallen. Dit groote leven is daarom met de Indische landvoogdij gesloten geworden; het heeft daarin zijn hoogtepunt be reikt. Het is het voorrecht der koloniale loopbaan, dat zij vaak op jeugdigen leeftijd tot groote pres taties ruimte geeft; het is haar schaduwzijde, dat met het verlaten der kolonie de openbare functie eindigt. Slechts weinigen vinden in Nederland een voortzetting. Wanneer thans, bij het verscheiden, de jaren van gedachtenwisseling aan den geest voorbij gaan, dan wordt de aandacht vooral weder ge boeid door de natuurlijke grootheid van dezen bizonderen man. Met niemand is mij de gedachten wisseling gemakkelijker geweest. Hij, die op een levenswerk kon wijzen als weinige anderen, sprak nooit als autoriteit, integendeel, de hooge waardeering voor de nieuwe staatkunde, die ik ingang trachtte te doen vinden, deed soms de verhouding bijna keeren. Wel deed zich echter zijn rijpe levenservaring gelden. Als ik soms wees op het matelooze geïntrigeer tegenover mij, op het lage peil van leidende personen, dan wees hij op zijn ervaring, hos langer in Atjeh gemodderd" was voor men durfde doortasten, hoe ook hij ongeschikt wegens karakter-eigenschappen" was verklaard, hoe klein de meeste menschen zijn, hoe moeilijk zijn levensweg was geweest en hoe hij toch was geslaagd. De jaren, dat ik hem kende, waren voor hem reeds jaren van rust geworden. Tegenspoed en succes behoorden tot het verleden, hij zag alleen het groote bewegen der dingen en gaf zijn groot karakter aan wie tot hem kwam voor een goede zaak. Volmaakt was Van Heutsz niet, groot was hij bijna altijd. Het is twintig jaren geleden, dat Van Heutsz de Indische landvoogdij aanvaardde, om een taak te volbrengen, waarvan het uitstel voor Nederland noodlottig had kunnen zijn. Thans ligt weer een taak ter vervulling open, belangrijker nog dan de zijne en alles dringt weer naar een Van Heutsz. Het is echter geen militaire taak die ter vervulling open ligt, het is een staatkundige. Schien in zijn tijd een buitenlandsch ingrijpen het groote gevaar voor Nederland's koloniaal bjstaan, het is thans alsof vooral inwendige ontbinding het Rijk gaat bedreigen. Niet geweld van buitt-n, doch ziekte van binnen, werkt naar de slooping van het Rijk. Het symptomatische handelen der laatste tijden, het opportunistische en fragmentarische werken op staatkundig gebied, heeft de groote staatkun dige lijn geheel uit het oog doen verliezen. Telkens en telkens brengen daardoor maatregelen gevolgen, die verder reiken dan bedoeld waren en wij worden feitelijk meer gestuwd dan dat wij zelf stuwen. Koloniale politiek kan echter zoo niet bestaan, er moet een groote, alles omvattende visie op de toekomst aan ten grondslag liggen. De tijden gaan snel en vele krachten werken steeds intensiever om de koloniale rijken in hun bestaan aan te tasten. Laat daarom bij het verscheiden van Van Heutsz de verwachting worden uitgesproken, dat weder een alles omvattende koloniale staatkunde, die den toestand beheerscht, zal worden aanvaard, zooals zijn politiek den toestand van zijn tijd beheerschte. De tijd dringt en de zoekende blik ont waart nog geen Van der Wijck, geen Cremer, geen Van Dedem. Van Heutsz zal in een gedenkteeken worden geëerd. Zooals De Lesseps' standbeeld aan den ingang van het kanapl van Suez staat; zooals Cecil Rhodes zich zelve in de eenzame Limpopobergen een gedenkteeken schiep; zoo zouden wij wenschen Van Heutsz' standbeeld op Sabang's bergen te zien verrijzen, dicht bij zijn eigen schep ping, dicht bij het terrein van zijn opkomst en militaire grootheid. Wanneer dan, bij het binnen komen van Indië, de reiziger het silhouet tegen den tropischen hemel ziet afgeteckend, zal tel kens weder de herinnering levendig worden aan den grooten Nederlander, die zooveel voor Indi deed en wiens beteekenis voor het Rijk slechts door een Coen wordt geëvenaard. Den Haag, 26 Juli 1924. S. R I T S E M A VAN E C K. Zucht om Zon 't Is Zondagmorgen, vol van zon; Van uit mijn ziekenkamer Zie ik de menschen daar bene Gaan, op den boo'm der zonnezee. O, troostelooze kamer ! De Zondag straalt stil door de straat; Een enkle venter vent er Aardbeien en wat ander fruit En wischt de wijding bijna uit Met door-de-weeksch geslenter. 't Is Zondagmorgen, vol van zon; 'k Zing zacht van zaalge oorden, Waar ik mij bruinen, branden liet.... De Zuster zegt: ach, hoop maar niet, Uw kamer ligt op 't Noorden." D. ROODENBURGVERMAAT FONBERS-RIJWIEIEN De naam op een rijwiel is een waarborg voor KWALITEIT Mod. H.H. in uitr. 4 F. 110. in uitr. l F. 97. FILIALEN EN AGENTSCHAPPEN IN ALLE PLAATSEN GEVESTIGD

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl