De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 9 augustus pagina 1

9 augustus 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. Zaterdag 9 Augustus AM9S4 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. KERN KAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en O. NOLST TRENITE Secretaris der Redactie t C. P. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10. bfl vooruitbetaling. Per No. f 0.25 Redactie en Administratie t Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel Dispositiekosten 20 cent RAMSAY MACDONALD Toen Macdonald gisteren de eerste conferentie met de Duitschers sloot, gaf hij den wenscht te kennen, dat er hard gewerkt zou worden: geen onnoodige discussies, geen lange redevoeringen; dan zijn we Vrijdag gereed en kan ik Zaterdagmiddag half vijf, zooals mijn plan was,.den trein naar Schotland nog halen. Dit laatste zei hij zoo leuk en ongedwongen, dat iedereen glimlachte." Waarschijnlijk omdat de meesten er bij dachten: het zal niet gaan, vader; maar óók, omdat het genoegelijk aandoet, als het grijsgrauw van een officieele plechtigheid wordt doorbroken door den zonnestraal van een gemoedelijk grapje. Zoo iets geeft ook aan de menschen, die er alleen in de krant .maar van lazen, even een kijkje op den mensch Macdonal ; licht even het masker op, waarachter zijn wezenlijke facie schuil gaat. Want een uitbundige is hij niet: daarvoor is hij een Schot. Maar deze Schot schijnt bizonder gereserveerd te zijn; zelfs in het verkeer met zijne beste vrienden spreekt hij zelden over intieme dingen; deze redenaar, wien op de tribune de woorden toevloeien, is in het gewone leven zoo gesloten als een oester; het kost hem dan moeite, zich te uiten; want van nature is hij schuw. Hij heeft geen onbewaakte oogenblikken, behalve op het podium. In den dagelijkschen omgang is hij interessant, maar onpersoonlijk; als hij in de conversatie over zichzelf spreekt, wordt men toch niets van hem gewaar: niets van wat hij gevoelt, van wat hij eigenlijk denkt; het blijft alles objectief; naai zijn innerlijk leven moet men raden. Daarmee komt men alleen in contact, als men hem hoort spreken op groote vergaderingen. Wanneer zeer veel menschen naar hem luisteren, kan hij zich het gemakke lijkst geven. De redenaarstribune is zijn biechtstoel, de volksmenig te zijn priester. Daar, en alleen daar, is hij impulsief. Wat zijn collega's niet kunnen benaderen: zijn diepste, innerlijk wezen, dat legt hij bloot voor de menigte, die met hem meevoelt, die hem na een groote redevoering toejubelt. Dan stroomt uit zijn gelaats trekken, uit zijn stem, uit zijn geheele persoonlijkheid het heroische, dat hem anders vreemd is." Zoo teekent Mary Hamilton hem in een boek, dat het vorige jaar verscheen: J. Ramsay Mac Donald, the man of to-morrow". De schrijfster maakte haar naam toen nog niet bekend, verborg zich achter het pseudonym Iconoclast" (beeldstormer). Het beeld, dat zij wilde vernielen, was de verkeerde voorstel ling, die er van Macdonald in omloop was gekomen: tengevolge van zijn gereserveerdheid, maar vooral door den laster, waarmee hij vervolgd was, sinds hij, terstond bij het uitbreken van den oorlog, zich tegen Engeland's deelneming daaraan had verklaard. Zijne houding tijdens den oorlog, zijn poging om door inter nationale samenwerking der arbeidspartijen tot een werkelijken vrede te geraken, had hem bij velen nog meer gehaat gemaakt. Niet alleen dat de groote meerderheid der nationaal voelende Engelschen hem verfoeide, ook in zijn eigen partij werd hij mis kend; ook daar stond hij betrekkelijk geïsoleerd; sinds Augustus 1914 was hij in de woestijn gejaagd, waar hij acht jaren in zou doorb engen." Mary Hamilton heeft zich als auteur van het zooeven genoemde boek eerst doen kennen op het titelblad van de Duitsche vertaling, die onlangs ervan uitgekomen is (Zürich, Orell Füssli). Aan die vertaling gaf Macdonald een woord ten geleide mede, een aanhaling uit zijn boek. The foreign policy of the Labour Party", n.l. deze: We have to see that the German people are not crushed, not enslaved, nor turned into pariahs, because such things are wrong and are a danger to Europe" (wij moeten ervoor waken, dat het Duitsche volk niet verpletterd, niet tot slaven en parias gemaakt wordt, omdat dat een onrecht zou zijn en een gevaar voor Europa). Die woorden zouden ook als motto kunnen dienen voor de politiek ten opzichte van Duitschland, die hij heeft voorgestaan sinds hij Engeland's eerste minister is geworden en die hij aan Herriot aannemelijk heeft weten te maken. Wie zich een duidelijke voorstelling willen vormen van de persoonlijkheid en de meeningen van den staatsman, die thans zoozeer de aandacht tot zich trekt, kan ik de lezing van Mary Hamilton's boek aanbevelen. Men^ behoef t, bij het vormen van een eigen opinie, niet geheel op haar kompas te varen; zij geeft uit de hier te lande nog weinig bekende geschriften en redevoe ringen van Macdonald zooveel aanhalingen, dat haar eigen boek de correcties biedt op wat er foutiefs mag zijn in haar oordeel. Ook de rede, die Macdonald op 3 Augustus 1914 in het Lager huis hield, toen Sir Edward Grey het dreigende oorlogsgevaar had verkondigd en Bonar Law, namens de oppositie, de gedrags lijn der regeering had goedgekeurd, is in het boek opgenomen, en wel in haar geheel. Macdonald betoogde daarin, dat Engeland onzijdig moest blijven, Wanneer het land in gevaar verkeerde, zou hij aan de regeering alles willen toestaan, wat zij vroeg; maar Grey had hem er niet van overtuigd, dat dit het geval was. Ook als de eer van het land vereischte, dat Engeland ten oorlog ging, zou hij zich niet verzetten; maar hij ontkende dit: een beroep op de eer werd steeds gedaan, bij den Krimoorlog, bij den Boeren-oorlog. Hij zou bereid zijn de regeering te ondersteunen, wanneer deze kon verklaren, dat Belgiëgevaar liep en zij tevens de zekerheid kon geven, dat Engeland's deelneming aan den oorlog zich zou beperken tot het verdedigen van België's onzijdigheid; maar het was voor iedereen duidelijk, dat het verleenen van hulp aan Belgiëbeteekende: het zich mengen in een Europeeschen oorlog. Eindelijk, wat het beroep op de noodzakelijkheid betrof, om hulp te bieden aan Frankrijk: geen vriendschap tusschen twee volken kon ooit rechtvaardigen, dat het eene om der wille van het andere ten oorlog trok. En daarom gelooven wij, in den diepsten grond van ons hart, dat de eenige gedragslijn, die goed is en overeenstemt met de eer van ons land en de tradities van de partij, die nu aan het roer van het land staat (de liberale), deze is: neutraal te blijven." Dit is de rede van een pacifist, die alleen n geval erkent, waarin een land oorlog mag voeren: als het wordt aangevallen. Reden tot kritiek op de argumenten, waarmede de regeering be toogde dat Engeland niet onzijdig mocht blijven, bestond er voorzeker; de plicht om de neutraliteit van Belgiëte beschermen, was maar een voorwendsel; de werkelijke reden, waarom Engeland aan Duitschland den oorlog verklaard , was de zekerheid dat Frankrijk anders de nederlaag zou lijden en Duitschland's macht zoozeer zou toenemen, dat Engeland's positie daardoor bedreigd zou worden. Indien Macdonal j ronduit had verklaard, dat ook dit laatste'voor hem geen reden opleverde om Engeland aan den oorlog te doen deelnemen, zou hij zijne meening misschien zuiver der hebben uitgedrukt; zoover ging hij echter niet; hij tast alleen de argumenten aan, waarvan hij weet dat het slechts schijn-argumenten zijn; de ware beweegreden der regeering laat hij onaan geroerd; zoo blijft er ook een sluier hangen over de ware beweeg redenen, die voor hem den doorslag gaven om Engeland's onzijdig heid te bepleiten. Of Macdonald thans, nu hij Engeland's eerste minister is, bij een herhaling der omstandigheden van Augustus 1914 zou hande len zooals hij toen meende dat plicht was? Voor zulk een proef is hij gelukkig bewaard. Het lot is hem in dit opzicht gunstig geweest, dat het hem de leiding van Engeland's buitenlandsche politiek in handen heeft gegeven iu een tijd, toen Engeland's belang niet oorlog eischte, maar het herstel van Europa, het b vorderen van toenadering tusschen Frankrijk en Duitschland. Voor zijn deel heeft hij zich tot dusverre voortreffelijk gekweten van de taak, bij het vervullen waarvan hij niet alleen het belang van Engeland, maar ook zijn ideaal van internationale verbroede ring kan dienen. Dat er op de conferentie te Londen overeenstem ming is verkregen tusschen de vroegere geallieerden, strekt hem tot niet geringe eer. Maar het einddoel is n g niet bereikt. De onderhandelingen met de Duitschers resten nog. En het zou ons erg meevallen, als Macdonald Zaterdagmiddag den trein naar Schotland nog haalt, nadat hij even te voren de laatste zitting der conferentie heeft gesloten ! K E R N K A M P

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl