Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER,-WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2460
ZOMERMORGEN
Met versnellende beweging perste het IJselwater
in stijve trekking langs de steenen koppen der
kribben.
De stroom draaide hier en daar speelsch 'n
tollekenin 't water, dat echter nog te loom was om
veel onnoodige beweging te maken.
'n Stil-zijn lag nog over alles.
In de smalle wei tusschen water en dijk verzetten
koeien regelmatig-langzaam poot na poot, af
scherend van 't malsche groen, wat hun bij toeval
voor den ruwen tong kwam.
'n Eene roodbonte zoog met lange slurpteugen
d'r pens vol frisch water, en trok traag 'n klauw
uit de zuigende, zoepende klei.
Dan weer de stage, gedempte stap van
koepooten.
De morgenroode zon stak 'r nog slaperig
gezicht pas door de mistewolken toen ze al een
eind boven de kim stond.
'n Enkele vogel wachtte tot de zon goed was
doorgebroken om dan, uitjubelend, omhoog te
gaan.
Aan ieder graspuntje hing een nachttraan.
Renkelend schoot plots het ijzeren weihek op,
met 'n plof dan weer tegen d'n paal vallend
en de groote, maagdelijke stilte was gebersten.
'n Fiets dokkerde in eens dwars over 't nattige
gras, naar den rivierkant.
Wat koeien keken traag, nieuwsgierig naar 'n
witten slagersjongen.
Dan, krakend viel de teenen mand op den harden
kleigrond, en met n ruts stond de knaap in zijn
bloote armen.
De droomerige zon begon te lachen, 'n Eerste
glimlach-straal viel over 't blanke vleesch van den
nu naakten, jongen.
Lijk 'n groote bloem lag daar 'n hoop
jongeskleêr, wit in de groene wei.
Over den blooten bast kroop 'n kou-rilling langs
de beenen opwaarts.
Dan, met krachtige sprongen den kop afhollend,
hurkte hij zich bij 't gladde water, stak z'n armen
en beenen tegelijk in de natte kou, en plots ver
dween hij.
De rustige stilte leek weer alleen.
Maar blazend en proestend verscheen 'n eind in
de rivier de natte glimmende kop van den
blonden jongen.
't Water lekte hem uit neus en ooren als
zilverstraaltjes.
Regelmatig van slag trachtte hij dan
stroomin te zwemmen, nu en dan 'n hoest of roep in
de zonneklare lucht werpend.
Toen hij, ondanks z'n krachtverspillcn niet
vooruit kwam, dook hij in nen diep weg, z'n
voeten 't laatst uit de lucht trekkend.
Dan langzaam bereikte hij d'n overkant, en
daar', tusschen de kribben pzwemmend, schoot
hij met forschen, geoefenden zwemmersslag
honderd-meter-of-wat voort.
Als 't hem ver genoeg docht, gooide hij zich op z'n
rug en dreef zoo naar 't midden der rivier.
De stroom nam hem mee, stil als een in 't water
gevallen boomblad.
Droomerig voortgrazend kwamen de koeien
bij de groote witte kleêrbloem, beroken met hun
stompen, gevoelloozen neus de fietsmand,
streken met de tong langs 't zadel, en n,
inordinair, flatste 'n riekende overtolligheid over
't achterrad. Dan schoven ze weer voort, nu en
dan luisterend of 't gerinkel van emmers aan
jukkettingen nog niet kwam aangejengeld in de
verte.
De klare zon doopte het al met goudstralen,
en kuste de morgendauw weg.
'n Homp oud roggebrood bommelde in den
emmer van de eerste melkster, die met zwaren,
haast mannen-stap, de wei inkwam.
Al de koeien kwamen op haar: Ködan jö,
kom rooien, kó!" aangeschonkeld.
Nu kwamen immers al de andere vrouwen
ook. In 't melkhok, afgezet in den hok bij 't
water, lieten ze zich lokken en drijven, verzot
op 't brood, dat bij slot toch in den grooten
kwijlerigen bek van de rooie verdween.
Aan 't ruwe weidehek bond de grove meid d'r
koe vast, sloeg 't dier 'n paar maal naast kruis en
lende, en, toen ze nog niet goed stond, kreeg 't
beest" 'n schop tegen d'n achterpoot.
In n vluggen greep zette de hurkende
melkmeid dan 'n krukje onder zich, wreef 't gier van de
koe met 'n paar forsche halen naar de spenen toe,
en in den emmer, tusschen haar knieën gehouden,
klenkerde de eerste melkstraal tegen den wand.
'n Straal of wat tengerden nog wat na, dan
schoot de witte steel in eens zoevend in de schui
mende melk, en met iedere kneep zoepte de
emmer voller.
Stijf d'r haarknot drukkend tegen de lies van 't
dier praatte ze voortdurend tegen de koe, die zich
telkens met ooglid of staart 'n enkele viieg joeg.
Al 't gepraat ging langs het dier of 't 'r niet
aanging.
Ondertusschen kwamen meerdere melksters,
met bengelende emmers aan hun houten jukken,
in de wei.
Ze praatten wat ondereen, st< nipten en sloegen
hun goedige koeien, die blij waren hun melk uit
de voi:e uiers kwijt te raken. De emmer, vulden
zich met schuim.
Die 't eerst klaar waren, zetten haar emmers
buiten 't melkhok en hielpen die wijfjes, die meer
hadden te melken. Samen konden ze dan huis toe
keeren.
Stil lag verlaten de bevuilde fiets naast die witte
klcêr'ioop.
Vergetend waar zijn kleeren aan den oever
lagen was de knaap te ver afgezakt tot 't bonzend
tommen van een motorboot hem wekte uit z'n
gcnotdroom.
Tegen den stroom op kwam ze langzaam voort.
De jongen, toen hij zag hoe ver hij was, wierp
zich om, lijk 'n luiaard in z'n bed, en trachtte
p te zwemmen.
Zonder zich te vermoeien, wachtte hij tot de
boot hem bij was gekomen, en langszij 't diep
geladen vaartuig trachtte hij zich vast te grijpen.
De stuurman riep nijdig, van achter zijn rad:
Los !" maar 't was niet noodig. Hij had
misgegrepen. Echter gelukte het hem het meesleepende
roeibootje te pakken, hoewel een straal dampig
motorvuil juist over zijn kop was gespoten.
Met de lenigheid van een sterken, kwieken vent,
trok hij zich in 't aakje, en voelde zich in 't bootje
meester, als Adam in 't Paradijs. De
voor-zichuitziende stuurman dacht zich d'n zwemmer reeds
ver achter zich. Van blijde jool doortrokken, liet
de knaap zich door de zon beschijnen, en voelde
zich rijker dan welken graaf in 'n donzen bed.
Voorbij fiets en melkhok liet hij zich meenemen,
dan, met 'n : Bedankt!" dat rank de lucht door
schoot, plonsde hij diep weg als om nooit terug te
keeren.
't Schommelende schuitje slingerde, met
hoogen kop, als onwillig mee achter de groote.
Bij z'n krib gekomen landde hij met veel lawaai,
zoodat 'n enkele kieft hippend opvloog. Langzaam
stapte hij naar zijn kleèr. Op zijn huid kleefden
tallooze waterdrupkens, die zijn roze vel bezetten,
als diamanten.
De hoog geklommen zon bezag 't glazende
schepsel en droogde de af druppelende waterdeeltjes.
Van onder de verre koeien gluurden lachende
wijfkesgezichten.
Ze mompelden wat onderling en verzadigden zich
steelsch aan z'n schoone vormen.
De jongen kleedde zich haastig, was zich de
glurende nieuwsgierigheid niet bewust.
Toen hij z'n fiets greep zag hij de op n gedron
gen koeien, en plots overviel hem 'n sterke lust
in warme schuimende melk.
Hij liep op 't melkhok af, zijn fiets slungelde
naast hem.
Daar wierp hij een kwinkslag tusschen de mei
den, die om 't hardst lachten.
Een oudere lette er niet op, mopperde alleen
op haar koe, die de melk optrok, en stond te
reppelen, alsof ze bo.lig was.
Buiten 't melkhok stono. een emmer melk.
G. H. Geurt Hissink, las de zwemmer.
En met 'n tinteling van vreugde begon hij:'
Zeg Anne, wedden dat 'k dien emmer leeg drink?"
Hé! Dat kun je vast niet! Hoor hem !" klonk
het van drie, vier kanten.
'n Paar, die nog niet klaar waren, trokken ge
haast de laatste melk uit. Nieuwsgierig loerden ze
onder de staarten der koeien door, naar dien
lachenden, witten vent.
Nou, wedden?" drong hij.
Toe Anne, dat win je vast. 'n Heele emmer vol!
'n Kwartje, twee kwartjes, Of minder.
Doen?"
Anne liet zich bepraten.
Een der meisje nam, hem niet vertrouwend, maar
vast 't dubbeltje in bewaring. De zware emmer,
met 'n tuit ging, omhoog. Langzaam gleed de witte
melk in den grooten rooden mond. Op de lippen
stond schuim.
Zóó'n jong" zei er n.
De jongen voelde fluweelzacht, het dierwarme
vocht in zich glijden, genoot er van met gesloten
oogen.
E. J. VAN SCHAICK
M A K ELAAR
Korte Jansstraat 25"" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
TELEFOON 125
Als hij in zijn maag de melk voelde kloeken, en
't hem genoeg was, liet hij d'n emmer zakken, zei
tegen de verwonderde meiden: Dat smaakte!
Bes-t 'n dubbeltje waard, hoor!" Dan tegen Anne:
Jij hebt 't gewonnen. Wel bedankt," en sprong
op zijn fiets, nageschreeuwd voor: smeerlap!"
door de onthutste en toch lachende meiden.
G. M. N ij D E K E N
NIEUWE UITGAVEN
Een derde druk van L. BOUMAN'S Rekenkunde
en Algebra zag het licht bij de N.V. Uitgevers
Maatschappij voorheen G. Delwel te Wassenaar.
Dit boek geeft een overzicht van de beginselen
vooral ten dienste van hen, die zich voorbereiden
voor de acte K. XII M.O. Deze nieuwe druk is
herzien door E. SMIT, leeraar aan de Openbare
Handelsschool te Amsterdam.
Van MR. J. C. SCHÜRMANN, advocaat en procu
reur te Rotterdam, kwam bij de N.V. Uitgevers
Maatschappij voorheen G. Delwel te Wassenaar
van de pers: Beknopte handleiding voor
handelsrecht ten dienste van het handelsonderwijs. Deze
beknopte handleiding van ruim 500 bladzijden is
vervaardigd om tegemoet te komen aan de be
zwaren van hen, die aangewezen zijn om het werk
Handelsrecht van denzelfden schrijver te gebrui
ken. De jurisprudentie is uit de nieuwe uitgave
verdwenen.
INHOUD: 1. Ramsay Macdonald, door Prof. Dr.
G. W. Kernkamp 2. Tijdgenooten, door Dr.
W. G. C. Byvanck 3. Wijziging in het strafstel
sel, door Mr. Dr. N. Muller De oorzaak van den
wereldoorlog, teekening door Joh. Braakensiek
4. Nederland en de Olympische spelen, door Kapt.
b. d. W. J. M. Linden, met teekeningen door B. van
Vlijmen 5. Het nieuwe China, door E. P. Boode
Amsterdam ontvangt zijn gasten, teekening
door L. J. Jordaan 6. IsraëPs wezen en willen,
door J. rnstein-Hoofien 7. Uit de Natuur, door
Dr. jac. P. Thijsse 8. Bijkomstigheden, door
Annie Salomons 9. Nieuwe Duitsche boeken,
door Chr. de Graaff 11. Voor Vrouwen, redac
trice Elis. M. Rogge 12. Sport en Litteratuur,
door Herman Robbers Het belangrijkste
conferentiepnnt, teekening door George van
Raemdonck 13. Openluchtspel te Oosterbeek, door
Edmond Visser 15. Twee groote Engelschen
herdacht, door C. Goslinga?16. De
onafhankelijkheidsfcesten te Middelburg Schilderkunst
kroniek, door A. Plassciiaert 17. Josef
Conrad.f door Willem van Doorn Onze Kolo
niën, teekening door J. G. Sinia Boekbe
spreking, door Herman Middendorp 19. Finan
ciën en Economie, door Paul Sabel Dierstudie,
teekening door H. Verstijnen 20. Boekbespre
king, door Prof. Dr. J. Prinsen JLz. 21. Van
avond elf uur", tooneelteekeningen, door B. van
Vlijmen Een honderdjarig jubileum:
Alexander Dumas II, door A. Cohen 22. Chari»
varia en Buitenlandsche humor, door
Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. C. F. Haje
23. Dagboek van een Amsterdammer, door
Barbarossa Pietje's Paedagogische overpeinzingen
Uit het K'adschrift van'Jantje 24. Feuilleton,
Zomermorgen, door G. M. Nijdeken.
Bijvoegsel: De Russen en Duitschers te Londen,
teekening door Joh. Braakensiek.
SSóLU/ó
GEHEELE WOON
INRICHTING
DEN HAAG
NODRDEINDEI624
Typ. Amst. Boek- en Steendrukkerij, voorheen Ellerman, Harms & Co.