De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 9 augustus pagina 24

9 augustus 1924 – pagina 24

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER,-WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2460 ZOMERMORGEN Met versnellende beweging perste het IJselwater in stijve trekking langs de steenen koppen der kribben. De stroom draaide hier en daar speelsch 'n tollekenin 't water, dat echter nog te loom was om veel onnoodige beweging te maken. 'n Stil-zijn lag nog over alles. In de smalle wei tusschen water en dijk verzetten koeien regelmatig-langzaam poot na poot, af scherend van 't malsche groen, wat hun bij toeval voor den ruwen tong kwam. 'n Eene roodbonte zoog met lange slurpteugen d'r pens vol frisch water, en trok traag 'n klauw uit de zuigende, zoepende klei. Dan weer de stage, gedempte stap van koepooten. De morgenroode zon stak 'r nog slaperig gezicht pas door de mistewolken toen ze al een eind boven de kim stond. 'n Enkele vogel wachtte tot de zon goed was doorgebroken om dan, uitjubelend, omhoog te gaan. Aan ieder graspuntje hing een nachttraan. Renkelend schoot plots het ijzeren weihek op, met 'n plof dan weer tegen d'n paal vallend en de groote, maagdelijke stilte was gebersten. 'n Fiets dokkerde in eens dwars over 't nattige gras, naar den rivierkant. Wat koeien keken traag, nieuwsgierig naar 'n witten slagersjongen. Dan, krakend viel de teenen mand op den harden kleigrond, en met n ruts stond de knaap in zijn bloote armen. De droomerige zon begon te lachen, 'n Eerste glimlach-straal viel over 't blanke vleesch van den nu naakten, jongen. Lijk 'n groote bloem lag daar 'n hoop jongeskleêr, wit in de groene wei. Over den blooten bast kroop 'n kou-rilling langs de beenen opwaarts. Dan, met krachtige sprongen den kop afhollend, hurkte hij zich bij 't gladde water, stak z'n armen en beenen tegelijk in de natte kou, en plots ver dween hij. De rustige stilte leek weer alleen. Maar blazend en proestend verscheen 'n eind in de rivier de natte glimmende kop van den blonden jongen. 't Water lekte hem uit neus en ooren als zilverstraaltjes. Regelmatig van slag trachtte hij dan stroomin te zwemmen, nu en dan 'n hoest of roep in de zonneklare lucht werpend. Toen hij, ondanks z'n krachtverspillcn niet vooruit kwam, dook hij in nen diep weg, z'n voeten 't laatst uit de lucht trekkend. Dan langzaam bereikte hij d'n overkant, en daar', tusschen de kribben pzwemmend, schoot hij met forschen, geoefenden zwemmersslag honderd-meter-of-wat voort. Als 't hem ver genoeg docht, gooide hij zich op z'n rug en dreef zoo naar 't midden der rivier. De stroom nam hem mee, stil als een in 't water gevallen boomblad. Droomerig voortgrazend kwamen de koeien bij de groote witte kleêrbloem, beroken met hun stompen, gevoelloozen neus de fietsmand, streken met de tong langs 't zadel, en n, inordinair, flatste 'n riekende overtolligheid over 't achterrad. Dan schoven ze weer voort, nu en dan luisterend of 't gerinkel van emmers aan jukkettingen nog niet kwam aangejengeld in de verte. De klare zon doopte het al met goudstralen, en kuste de morgendauw weg. 'n Homp oud roggebrood bommelde in den emmer van de eerste melkster, die met zwaren, haast mannen-stap, de wei inkwam. Al de koeien kwamen op haar: Ködan jö, kom rooien, kó!" aangeschonkeld. Nu kwamen immers al de andere vrouwen ook. In 't melkhok, afgezet in den hok bij 't water, lieten ze zich lokken en drijven, verzot op 't brood, dat bij slot toch in den grooten kwijlerigen bek van de rooie verdween. Aan 't ruwe weidehek bond de grove meid d'r koe vast, sloeg 't dier 'n paar maal naast kruis en lende, en, toen ze nog niet goed stond, kreeg 't beest" 'n schop tegen d'n achterpoot. In n vluggen greep zette de hurkende melkmeid dan 'n krukje onder zich, wreef 't gier van de koe met 'n paar forsche halen naar de spenen toe, en in den emmer, tusschen haar knieën gehouden, klenkerde de eerste melkstraal tegen den wand. 'n Straal of wat tengerden nog wat na, dan schoot de witte steel in eens zoevend in de schui mende melk, en met iedere kneep zoepte de emmer voller. Stijf d'r haarknot drukkend tegen de lies van 't dier praatte ze voortdurend tegen de koe, die zich telkens met ooglid of staart 'n enkele viieg joeg. Al 't gepraat ging langs het dier of 't 'r niet aanging. Ondertusschen kwamen meerdere melksters, met bengelende emmers aan hun houten jukken, in de wei. Ze praatten wat ondereen, st< nipten en sloegen hun goedige koeien, die blij waren hun melk uit de voi:e uiers kwijt te raken. De emmer, vulden zich met schuim. Die 't eerst klaar waren, zetten haar emmers buiten 't melkhok en hielpen die wijfjes, die meer hadden te melken. Samen konden ze dan huis toe keeren. Stil lag verlaten de bevuilde fiets naast die witte klcêr'ioop. Vergetend waar zijn kleeren aan den oever lagen was de knaap te ver afgezakt tot 't bonzend tommen van een motorboot hem wekte uit z'n gcnotdroom. Tegen den stroom op kwam ze langzaam voort. De jongen, toen hij zag hoe ver hij was, wierp zich om, lijk 'n luiaard in z'n bed, en trachtte p te zwemmen. Zonder zich te vermoeien, wachtte hij tot de boot hem bij was gekomen, en langszij 't diep geladen vaartuig trachtte hij zich vast te grijpen. De stuurman riep nijdig, van achter zijn rad: Los !" maar 't was niet noodig. Hij had misgegrepen. Echter gelukte het hem het meesleepende roeibootje te pakken, hoewel een straal dampig motorvuil juist over zijn kop was gespoten. Met de lenigheid van een sterken, kwieken vent, trok hij zich in 't aakje, en voelde zich in 't bootje meester, als Adam in 't Paradijs. De voor-zichuitziende stuurman dacht zich d'n zwemmer reeds ver achter zich. Van blijde jool doortrokken, liet de knaap zich door de zon beschijnen, en voelde zich rijker dan welken graaf in 'n donzen bed. Voorbij fiets en melkhok liet hij zich meenemen, dan, met 'n : Bedankt!" dat rank de lucht door schoot, plonsde hij diep weg als om nooit terug te keeren. 't Schommelende schuitje slingerde, met hoogen kop, als onwillig mee achter de groote. Bij z'n krib gekomen landde hij met veel lawaai, zoodat 'n enkele kieft hippend opvloog. Langzaam stapte hij naar zijn kleèr. Op zijn huid kleefden tallooze waterdrupkens, die zijn roze vel bezetten, als diamanten. De hoog geklommen zon bezag 't glazende schepsel en droogde de af druppelende waterdeeltjes. Van onder de verre koeien gluurden lachende wijfkesgezichten. Ze mompelden wat onderling en verzadigden zich steelsch aan z'n schoone vormen. De jongen kleedde zich haastig, was zich de glurende nieuwsgierigheid niet bewust. Toen hij z'n fiets greep zag hij de op n gedron gen koeien, en plots overviel hem 'n sterke lust in warme schuimende melk. Hij liep op 't melkhok af, zijn fiets slungelde naast hem. Daar wierp hij een kwinkslag tusschen de mei den, die om 't hardst lachten. Een oudere lette er niet op, mopperde alleen op haar koe, die de melk optrok, en stond te reppelen, alsof ze bo.lig was. Buiten 't melkhok stono. een emmer melk. G. H. Geurt Hissink, las de zwemmer. En met 'n tinteling van vreugde begon hij:' Zeg Anne, wedden dat 'k dien emmer leeg drink?" Hé! Dat kun je vast niet! Hoor hem !" klonk het van drie, vier kanten. 'n Paar, die nog niet klaar waren, trokken ge haast de laatste melk uit. Nieuwsgierig loerden ze onder de staarten der koeien door, naar dien lachenden, witten vent. Nou, wedden?" drong hij. Toe Anne, dat win je vast. 'n Heele emmer vol! 'n Kwartje, twee kwartjes, Of minder. Doen?" Anne liet zich bepraten. Een der meisje nam, hem niet vertrouwend, maar vast 't dubbeltje in bewaring. De zware emmer, met 'n tuit ging, omhoog. Langzaam gleed de witte melk in den grooten rooden mond. Op de lippen stond schuim. Zóó'n jong" zei er n. De jongen voelde fluweelzacht, het dierwarme vocht in zich glijden, genoot er van met gesloten oogen. E. J. VAN SCHAICK M A K ELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 Als hij in zijn maag de melk voelde kloeken, en 't hem genoeg was, liet hij d'n emmer zakken, zei tegen de verwonderde meiden: Dat smaakte! Bes-t 'n dubbeltje waard, hoor!" Dan tegen Anne: Jij hebt 't gewonnen. Wel bedankt," en sprong op zijn fiets, nageschreeuwd voor: smeerlap!" door de onthutste en toch lachende meiden. G. M. N ij D E K E N NIEUWE UITGAVEN Een derde druk van L. BOUMAN'S Rekenkunde en Algebra zag het licht bij de N.V. Uitgevers Maatschappij voorheen G. Delwel te Wassenaar. Dit boek geeft een overzicht van de beginselen vooral ten dienste van hen, die zich voorbereiden voor de acte K. XII M.O. Deze nieuwe druk is herzien door E. SMIT, leeraar aan de Openbare Handelsschool te Amsterdam. Van MR. J. C. SCHÜRMANN, advocaat en procu reur te Rotterdam, kwam bij de N.V. Uitgevers Maatschappij voorheen G. Delwel te Wassenaar van de pers: Beknopte handleiding voor handelsrecht ten dienste van het handelsonderwijs. Deze beknopte handleiding van ruim 500 bladzijden is vervaardigd om tegemoet te komen aan de be zwaren van hen, die aangewezen zijn om het werk Handelsrecht van denzelfden schrijver te gebrui ken. De jurisprudentie is uit de nieuwe uitgave verdwenen. INHOUD: 1. Ramsay Macdonald, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp 2. Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck 3. Wijziging in het strafstel sel, door Mr. Dr. N. Muller De oorzaak van den wereldoorlog, teekening door Joh. Braakensiek 4. Nederland en de Olympische spelen, door Kapt. b. d. W. J. M. Linden, met teekeningen door B. van Vlijmen 5. Het nieuwe China, door E. P. Boode Amsterdam ontvangt zijn gasten, teekening door L. J. Jordaan 6. IsraëPs wezen en willen, door J. rnstein-Hoofien 7. Uit de Natuur, door Dr. jac. P. Thijsse 8. Bijkomstigheden, door Annie Salomons 9. Nieuwe Duitsche boeken, door Chr. de Graaff 11. Voor Vrouwen, redac trice Elis. M. Rogge 12. Sport en Litteratuur, door Herman Robbers Het belangrijkste conferentiepnnt, teekening door George van Raemdonck 13. Openluchtspel te Oosterbeek, door Edmond Visser 15. Twee groote Engelschen herdacht, door C. Goslinga?16. De onafhankelijkheidsfcesten te Middelburg Schilderkunst kroniek, door A. Plassciiaert 17. Josef Conrad.f door Willem van Doorn Onze Kolo niën, teekening door J. G. Sinia Boekbe spreking, door Herman Middendorp 19. Finan ciën en Economie, door Paul Sabel Dierstudie, teekening door H. Verstijnen 20. Boekbespre king, door Prof. Dr. J. Prinsen JLz. 21. Van avond elf uur", tooneelteekeningen, door B. van Vlijmen Een honderdjarig jubileum: Alexander Dumas II, door A. Cohen 22. Chari» varia en Buitenlandsche humor, door Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. C. F. Haje 23. Dagboek van een Amsterdammer, door Barbarossa Pietje's Paedagogische overpeinzingen Uit het K'adschrift van'Jantje 24. Feuilleton, Zomermorgen, door G. M. Nijdeken. Bijvoegsel: De Russen en Duitschers te Londen, teekening door Joh. Braakensiek. SSóLU/ó GEHEELE WOON INRICHTING DEN HAAG NODRDEINDEI624 Typ. Amst. Boek- en Steendrukkerij, voorheen Ellerman, Harms & Co.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl