De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 9 augustus pagina 3

9 augustus 1924 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ne. 2460 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE OORZAAK VAN DEN WERELDOORLOG Teekening voor ,,de Amsterdammer" door Joh..Braakensiek Ludendorff heeft Zondag !.l te München gezegd, dat de wereldoorlog niet zou zijn uitgebroken, als de in 1912 door hem aangevraagde drie legerkorpsen niet waren geweigerd. Ludendorff: Eindelijk ontdekt l" WIJZIGINGEN IN HET STRAF STELSEL Het is voor een Hollander beschamend in dezen tijd in Weenen rond te wandelen als hij ten minste niet alleen naar schilderijen kijkt, maar ook naar maatschappelijke instellingen. Hij wordt daar, op strafrechtelijk gebied, getroffen door een aantal uiterst belangrijke en kostbare instellingen, van de soort zooals wij die zouden behooren te wenschen en als hij dan onderzoekt hoe oud die zijn, dan blijkt het telkens weer, dat zij tegen het eind van den oorlogen in de eerste jaren van den vrede zijn tot stand gekomen. Een kolossaal en voortreffelijk opvoedingsgesticht van de stad Weenen; een Jugendamt", dat alle maatschappe lijk werk, dat van stadswege in Weenen voor kinderen wordt gedaan, samenvat en waarin, alles bijeen, ongeveer 700 bezoldigde personen werkzaam zijn; daarnaast liefst 17 ambtenaressen voor de Kindenvetten,alleen voor Weenen, terwijl wij in ons land blij mogen zijn als het luttele aantal dat bestaat niet nog verminderd wordt; en een Instituut voor Strafrecht, waarvan wij in deze tijden nauwlijks zouden durven te spreken. Ja, een weinig beschamend is het wel, te bedenken dat wij, als niet failliet land, in deze jaren op ver scheiden punten bij het verscheurde Oostenrijk zijn ten achter gekomen. Maar Oostenrijk is dan ook failliet,zal men zeggen! Goed maar de saneering vindt plaats met behoud van al die instellingen. Er zijn echter wel enkele troostpunten. Want met onze reclasseering, en met de strafrechtspraak voor zoover die met de reclasseering samenhangt, zijn wij Oostenrijk bepaald en ver de baas. En in ons gevangeniswezen voor volwassenen zijn er ten onzent enkele teekenen, die hoop geven dat wij weldra een flinken stap vooruit zullen doen. Over die teekenen, speciaal over de circulaire van den Minister van Justitie van Mei 1.1., een enkel woord. Als wij trachten te bedenken hoe ons straf stelsel er in de toekomst uit zal zien, dan zullen Wij ons moeten voorstellen een stelsel, waarin aan de opvoedingsgedachte een veel ruimer plaats zal zijn ingeruimd. Wij vreezen, dat er heel wat menschen zijn, die, gevoelend dat ons celstelsel heel wat onnoodige hardheid en kwelling meebrengt, zich voorstellen, dat wegneming van die onnoodige kwelling het eenige noodige is en dat het straf stelsel der toekomst eenvoudig een zachter stelsel zal zijn dan het tegenwoordige. Dat schijnt ons echter een gevaarlijk misverstand. Gevaarlijk omdat het dengenen, die zich tegen vernieuwing verzetten, het wapen in de hand drukt: dat het nieuwe stelsel, straffend op minder krachtige wijze, natuurlijk ook minder krachtige uitwerking zal hebben, minder krachtige bescherming zal geven. Maar de grondgedachte van een vernieuwing moet niet zijn: het tegenwoordige in mindere mate," maar een ten deele andere grondslag, een nieuw middel aan de oude toegevoegd, een nieuw middel, dat volgens onze overtuiging veel krachti ger werking zal hebben, veel krachtiger bescher ming zal geven dan het oude middel van strafalleen: het nieuwe middel der opvoedende behan deling. In dit licht zullen wij de ministerieele circulaire moeten beschouwen die voorshands intusschen nog de veranderingen niet brengt, maar alleen polst hoe speciaal de Colleges van Regenten over de gevangenissen denken over de wijzigingen, die de Minister in overweging en in voorbereiding heeft. De voorgenomen wijzigingen zijn allerminst van revolutionairen aard en het zou zelfs bepaald onjuist zijn te zeggen, dat de circulaire zich stelt op het standpunt van de opvoedingsgedachte. Integendeel,haar standpunt is: het tegenwoordig gevangenisregime wat verzachten en bovendien de absoluutheid van de eenzame afzondering wat verminderen, omdat tegenwoordig wel verreweg de meesten van oordeel zijn, dat de al te streng doorgevoerde eenzame opsluiting op den duur slechte gevolgen voor de ingeslotenen meebrengt. Het celstelsel blijft, volgens de plannen in de circu laire ontwikkeld, gehandhaafd, maaralleen worden aan de groote uitzonderingen op het stelsel der eenzame opsluiting, die ten onzent steeds bestaan hebben (dat het strafdeel boven de Sjaarsteeds in gemeenschap wordt doorgebracht, terwijl ook op grond van leeftijd en gezondheidstoestand ver vanging van de cel door gemeenschap kan worden toegelaten) nogenkele andere inbreuken opde abso luutheid van het stelsel toegevoegd. Volgens de plannen van den Minister zal de proef met Veen huizen-gevangenis worden voortgezet. Dat beteekent dus, dat, naast de gemeenschappelijke op sluiting te Leeuwarden en te 's Gravenhage, waar reeds jaar en dag de lang gestraften en o.m. de ernstige psychopathen gemeenschappelijk worden opgesloten, ook voortaan te Veenhuizen een derge lijke gemeenschappelijke opsluiting zal blijven bestaan, maar dan juist voor de betere elementen onder de gevangenen, voor wie uitteraard het gevaar van onderlinge besmetting geringer zal zijn dan het reeds jaren te Leeuwarden en te 's Gravenhage geweest is. En bovendien zal in alle gevangenissen de mogelijkheid geopend worden van gemeenschappelijken kerkgang (d.w.z. zonder dat de kerkgangers, als totnutoe, in kleine houten boxen van elkaar worden afgescheiden); van gemeenschappelijk onderwijs, gemeenschappelijke lichaamsoefeningen en gemeenschappelijken ar beid. Dat alles echter nitt voor alle gevangenen zonder onderscheid, maar alleen voor diegenen, die daarvoor geschikt geacht worden: van wie ver wacht kan worden, dat geen slechte invloed in de gemeenschap zal uitgaan en dat ook voor henzelf de gemeenschap met anderen niet schadelijk zal zijn. In deze beperking, waardoor al de ongeschikte elementen buiten de gemeenschap zullen worden gehouden, ligt een belangrijke waarborg voor het Welslagen van de proef: vooral in het begin zal hi't goed zijn zeer streng te zijn bij de keuring. Maar met deze waarborgen blijft er dan toch ook weinig gevaar over, dat het zeer beperkte verkeer voorde gevangenen en voor hun toekomstig gedrag in de maatschappij slechte gevolgen zou meebrengen. Wel h' t tegendeel, want men bedenke maar eens alleen welk een goede invloed kan uitgaan van krachtigen gezamenlijken arbeid, hoeveel energie daar verzameld, hoeveel levenslust er gewonnen kan worden en men bedenke tevens, dat de meeste gevangenen niet uit energie en levenslust hun strafbare feiten pleegden en dat de cel een slechte kweekplaats is voor energie en levensmoed. En men moge ook bedenken, dat er nauwlijks een enkel ander land is, waar de eenzame opsluiting op even absolute wijze wordt doorgevoerd als bij ons. Ik spreek nu niet van België, Engeland, Amerika enz., waar in moderne ontwikkeling van de absoluutheid van c!e cel zeer ver is afgeweken, maar ikdoe I o p landen als b.v.Oostenrijken Duitschland, waar, over het algemeen, in het gevangenis wezen voor volwassenen noguiterstweinigmoderne symptomen zijn aan te wijzen. Maar ook daar een lang niet zoo strak systeem als bij ons: Heeft men dat alles bij u nog?", vroeg mij met groote verbazing de conservatieve Directeur van de grootste Oostenrijksche gevangenis. Hij doelde met zijn uitroep op de celkappen, die de gezichten van onze gevangenen moeten dekken wanneer zij een oogenblik de cel verlaten; op het koperen plaatje met nummer, waardoor de naam van den gevangene verborgen blijft; op de luchtkooien en de kerk-boxen, waardoor het contact tusschen gevangenen ook tijdens godsdienstoefening en luchten" vermeden wordt. Van dat alles is noch in Weenen noch in Berlijn meer sprake : de gevange nen marcheeren daar, gedurende den tijd van het luchten, op eenigen afstand van elkaar met ongedekte gezichten opeen ruime frissche binnen plaats en zitten tijdens den kerkdienst als gewone menschen op gewone kerkbanken; en zij hebben een eigen naam. De bescheiden wijzigingen, die onze Minister van Justitie voor heeft, hoewel waarschijnlijk uiterst heilzaam in haar gevolgen, zijn dus werkelijk niet van revolutionairen aard. Naast deze wijzigingen, die de absoluutheid van de eenzame opsluiting eenigzins beperken, wordt, zooals wij reeds zeiden, eenige verzachting van het gevangenisregime in overweging genomen door instelling van een heel stelsel van voorrechten, die de gevangenen zich kunnen verdienen. Wij noemen er enkele: versiering van de cel door bloem-of wandversiering; verlof tot rooken tijdens het luchten; tot verblijf in een cel met doorzichtig glas en tot gebruikmaking van een buiten de cel gelegen privaat; verlof om haar en baard naar eigen verkiezing te dragen, zich zelf te scheren, met groote r vrijheid gebruik temaken van hèt recht van briefwisseling en bezoek ontvangen. Ook deze soort van voorgenomen wijzigingen juichen wij hartelijk toe: ten deele omdat hetvetzachtingen zijn, die een menschelijker bestraffingswijze verzekeren, maar het belang en de kracht ook van dit deel der voorgenomen wijziging zal toch o.i. in hoofdzaak moeten worden afgemeten aan het belang, dat zij hebben voor bevordering der opvoedingsgedachte in de straf. En al zien wij voor de opvoedingsgedachte veel meer belang in de mogelijkheid van vermindering van de absoluut heid der eenzame opsluiting, ook in deze ver zachtingen, die toch ook meebrengen een meer menschelijke behandeling, een wijze van straf toepassing, waarin met behoud van de waardig heid van den gevangene wordt rekeninggehouden inplaats vanhemalleen neer te drukken en als het ware uit te wisschen ook aan dit stel van kleine verzachtingen is dus wel eenige beteekenis voor de opvoedingsgedachte verbonden. Een derde categorie van voorgenomen wijzi gingen voorziet in frisch bloed in het gevangenisbestuur, speciaal voorzoover betreft de Colleges van Regenten, terwijl aan een Gestichtsraad", een heel nieuw instituut, bestaande uit hooger en lager gevangenispersoneel (geestelijke, onder wijzer, geneesheer inbegrepen) tezamen met een of meer reclasseeringsvertegenwoordiger^, een adviseerende stem zal worden verleend, speciaal wat betreft de toepassing van het reeds vermelde stelsel van voorrechten. De positie vanden gevange nis-directeur, totnutoe wat al te zeer de onder geschikte der Regenten, wordt wat gereleveerd doordat hem aanwezigheid in de vergaderingen van Regenten met adviseerende stem wordt toege staan. Een zeer belangrijke circulaire dus, alles bij elkaar genomen, en eene, waarmee de Minister mag worden gelukgewenscht. Wij herhalen nogmaals, dat zij allerminst een ander strafstelsel in het vooruitzicht stelt, maar dat zij slechts eenige uit wassen van het bestaande wegneemt. Maar de aanhangers van de opvoedingsgedachte kunnen niet anders dan inzien, dat het beetje meerdere vrijheid dat geboden wordt, de gelegenheid biedt om enkele elementen van opvoeding in de tegen woordige wijze van straftoepassing in te voeren. En het is te verwachten, dat de resultaten daarvan zoo gunstig zullen blijken te zijn, dat de kracht der feiten den weg zal banen voor een verdere ontwikkeling van de opvoedingsgedachte in ons strafstelsel. u L i. r; K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl