Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2460
t
i
Hotel de Mallejan"
VIERHOUTEN, Telef. 2.
CaféIR,eet
ZEER RUSTIG EN GEZOND BUITENVERBLIJF
In de laatste jaren de gezochte plaats. Modern ingericht
hotel. 33 Kamers, deels stroomend water.
Voor- en najaar f 4.50 p. p. p. d.
H. MOLENAAR.
HOTEL-PENSION Café-Bestaurant
DECANNENBURCH"
VAASSEN. Telef. 4.
Van ouds het huis ter plaatse. Geheel verbouwd. Modern
ingericht- 14 kamers. Ruime zalen. Pracht zitje.
lederen Zondagmiddag ThéDansant.
H. MOLENAAR.
Clichés
Van Leer
AMSTERDAM
Urpension ZONNENDEK
Voor vacantie - Doorloopend
Goede scholen Huisonderwjjs
J. KIEFT, Tafelbergweg, Laren N.-H
/RAVENSWAAY
?GORINCHEMDDIf* FRIESCHE ?]
DDlYHEERENBAAI
. JSOcTS pn r.vjm FA^IF
Koopt voor vacantielectuur een deeltje uit de serie
ROMANTISCHE GESCHIEDENIS
FUNCK BRENTANO
HET HALSSNOERPROCES
Prijs ing. / 3?geb. / 3.75
,, het als een ... ideaal roman zoo
spannende geschiedverhaal." N. R. C.
... .dit interessante stuk geschiedenis."
Vaderland.
Wanneer men nu dit boek leest,
omdat het zoo boeiend is, heeft men dan
toch tevens het voorrecht een massa
wetenswaardige dingen te vernemen,
welke men in de gewone geschiedenis
boeken niet vindt." Nederlander.
MARIA BOTCHKAREVA
YASHKA
Prijs ing. ? 3.?geb. / 3.75
Yashka is echter nog veel meer dan
een historisch monument, het is een
bewijs van den adel der menschelijke
ziel." Vaderland.
Fictie kan niet tegelijk zoo schokkend
en zoo eenvoudig nuchter zijn."
F(rans) C(oenen) in Groot Nederland.
Het boek heeft dus ook zijn waarde
als karakteristiek van het Russische
volk." Nederlander.
Vraagt deze boeiende geschiedkundige werken aan Uw boekhandelaar ter inzage
N. V. Uitgev. Mij. en Boekh. v/h P. M. Wink, Zalt-Bommel
BOUWT IN HET
OOSTERPARR
TE
BILTHOVEN
IILICHÏIKGÜI VERSTREKT DE DIRECTIE
TEL. INT. :?No. 6538
OLDEHKOm
TABAR
INSTITUUT OVERTOOM
Amsterdam Rotterdam
Overtoom 57 en 93a Kruisstraat 40
typen- Steno- Talen - Boekhouden
BIJKOMSTIGHEDEN
CXXXVll
Toen voeren we, langzaam en zeker, ons land
weer binnen. Ik zat op een koffer aan de punt
van 't schip en prevelde tevreden voor me heen
Jan Prins' De bruid:"
De torenklok zong wat ze kon,
De vlaggen staken uit;"
en ik schrikte een beetje, toen de Amerikaan,
positief, van me weten wilde, waarom al die
kerktorens vlagden. Het is zoo dom iets niet te
weten omtrent je eigen land, of om te bekennen,
dat je zonder meer blij was om al dat feestelijke
gewapper en dat het je niet zoo erg veel schelen
kon, wat er gevierd moest worden . . Ik spande
mijn hersens dus in en zei eerst iets over het groote,
eucharistische congres, dat in Amsterdam gehou
den was, en waarom nu zeker door het heele land..
Maar mijn interpellant merkte meedoogenloos op,
dat het heelemaal niet alleen en zelfs niet in de
eerste plaats de katholieke kerken waren, die zoo
uitbundig hun blijheid toonden; en voor de ecla
tante leugen, dat er in ons land godsvrede
heerschte; dat alle kerkelijken zich gelijkelijk verheugden
over het welslagen van de onderneming van n
hunner, schrikte zelfs mijn vermoeide gemak
zuchtigheid terug. Ik dacht er nog even over onze
Koningin-Moeder de schuld te geven, omdat ze
twee dagen later jarig zou zijn; op te snijden
van een populariteit, die te expansief was voor
slechts n dag feesten; . . maar ik had al
gemerkt, dat mijn tegenpartij geenszins van mijn
soort was, dat hij geen dankbaarheid en voldoe
ning over de informatie zou veinzen, als hij niet
wezenlijk voldaan was. Ik haalde dus mijn
schouders op; zei alleen onzeker: 't Is tien jaar
geleden, dat de groote oorlog begon, maar dat
is niet iets om feestelijk te vieren, dunkt me."
Toch bleek het laatste antwoord later vrij
juist te zijn geweest, in zooverre als het begin
van de namelooze ramp, de onvergelijkelijke
ellende voor duizenden en duizenden
samengevallen was met het begin van onze mobilisatie,
die goed gelukt en tot algeineene tevredenheid
na vier jaar zonder bloedvergieten weer afgeloopen
was; daarom voelde men zich geroepen de klokken
te luiden en op bazuinen te blazen, gedachtig aan
de oud-Vaderlandsche zelfgenoegzaamheid, dat
de rampen juist ons dak bezijën" waren gevallen.
Tien jaar . . tien jaar sinds ik 's avonds aan
't station een vriendin wegbracht en we vele
menschen zich zagen verdringen voor een tele
gram. Iets bizonders?" ,,Er is in Serajewo een
prins vermoord." Serajewo, waa r ligt dat ergens?''
Ik hoor nog de onverschilligheid in mijn stem,
het gevoel, dat die ver-affe dingen ons toch
nooit raken konden; dat ons leven was opgebouwd
uit liefde, vriendschap, allerlei persoonlijke rela
ties, waar geen algemeene rampen aan konden
raken . . En nauwelijks twee dagen later draaf
den we opgewonden drie, vier keer op een middag
naar een sigarenwinkel in de buurt om de laatste
bulletins te lezen, sidderden we voor onze Bel
gische vrienden en stonden we op een kluitje
om een verlegen militair heen, die met stuntelige
stem den oproep aan alle dienstplichtigen voorlas.
Toen ik daarvan thuis kwam, nam ik plechtig
een in rood leer gebonden boekje, dat ik voordien
nooit gewaagd had met eenige ondervinding"
van me te vullen, en schreef op de eerste bladzij
mijn indruk van die voorlezing bij toortslicht:
een historisch moment . . Ik was er diep van
overtuigd, dat er nu gebeurtenissen zouden
volgen, waarvan de trouwe opteekening voor ons
nageslacht van het grootste belang kon zijn; ik at
boterhammen-met-niets, breide beenen voor
soldatensokken, (de hiel en de voet waren te moeilijk
voor me,) en bij het fantastische schijnsel van een
kaars bespiegelden we over de nieuwe kunst, die
komen zou, de gemeenschapskunst, de kunst
voor de velen."
En dan denk ik aan het congres, dat daaraan
later is gewijd, in de Ridderzaal van Den Haag,
een aaneenschakeling van dikwijls bloedelooze, dik
wijls grootwoordige besprekingen, over de ver
nieuwing, die nu of nooit toch komen moest,
tot een onzer meest gevierde vrouwen, onder
vier oogen, deze geniale uitspraak losliet, die
voor onze sexe zeker woordelijk opgaat: Ach,
al dat gepraat over den invloed van dien oorlog . .
aan duizend oorlogen ter wereld heb je voor je
werk toch nooit zooveel, als aan ne echte liefde."
Tien jaar, en we kunnen er bijvoegen: tien
jaar van voorloopigheid. Het is de oorlog met zijn
duistere beklemmingen, met zijn ontbering en zijn
ontgoochelingen geweest, die ons geleerd heeft,
het oogenblik voor niets te tellen en altijd vooruit
te zien naar den tijd, dat alles weer beter zou zijn
geworden; voort te jagen naarden wapenstilstand,
naar het sluiten van den vrede, naar de eerste, de
tvveede, de zooveelste conferentie . . Naar het
terugzenden van de krijgsgevangenen, naar het
opheffen van de bezetting, naar het einde van de
malaise . . Een voortjagen, dat eigenlijk een
vertwijfeld terugverlangen is naar den goeden,
ouden tijd, die nooit weer terugkomt.
En tijdens die lange voorloopigheid" zijn we
ongemerkt oud geworden. fw
A N N I E S A L O M O N S
Qngers'
Corina
Bonbons
een delicatesse
Bijzonder fijne
smaaK