De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 9 augustus pagina 9

9 augustus 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2460 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND NIEUWE DUITSCHE BOEKEN CAUSERIEËN JULIUS MEIER?GRAEFE: Gestandnisse mei nes Vetters (Ernst Rowohlt Verl. -Berlin, 1923). WILHELM HAUSENSTEIN: Herbstliche Reise eines Melancholikers; Br ie f e aus Holland von Kannitverstan (Deutsche Verlags-Anstalt Stuttgart, 1924) Kunstwas voorde impressionisten van het einde der vorige eeuw: ,,la nature vue a travers un temperament". Levensbeschouwing geloof, wetenschappelijk inzicht en geesteshouding humor, fantasie, ironie hadden met de Kunst, die geacht werd alleen om haar zelfs wil te bestaan, niets te maken, zoo meende men. Tegen deze eenzijdigheid is, omstreeks het begin dezer eeuw, een reactie gekomen, waarvan het Duitsche expressionisme wel de meest radicale uiting was. In den laatsten tijd wordt men ook in Duitschland weer gematigder, maar de geest blijft zijn herwonnen rechten behouden en een der gevolgen daarvan is de herleving van de causerie als kunstvorm. Niet altijd onderscheidt de moderne causerie zich scherp van andere genres. Critici, die gaarne in vakjes verdeelen, verwijtenden jongeren novellistennogaleens.dathun verhalen niet veel anders dan essais, of hoogstens causerieën zijn. Het omgekeerde zeggen zij nooit, omdat ze heilig er van overtuigd zijn, dat echte" verhalen in het hoogste vakje van de afdeeling proza thuis hooren. Dat een causerie meer van een echt verhaal kan hebben dan de braaf naar klassieke voorbeelden nagepeuterde vertelseltjes.die zoo onpersoonlijk", zoo levenswaar" en daarbij nog zoo hartroerend zijn, zullen zij wel nooit toegeven. Ik houd mij dus, om misverstand te voorkomen, aan het vakjes systeem en geef toe dat de zoogenaamde novelles van Meier-Graefe niets anders dan causerieën zijn, evenals de zoogenaamde reisbrieven van Kannit verstan, evenals het beste proza van Hildebrand, Multatuli en van Deyssel, evenals veel van Heine en Anatole France en niet weinig van Goethe. Meier Graefe hè'ft, behalve zijn bekende werk over van Gogh, niet veel geschreven, dat buiten de tijdschriften kwam. Men kan hem, ter onder scheiding van de schrijvers van dikke romans, een dilettant noemen en van intellectueele overbeschaving spreken. Het komt er maar op aan of men daarmee inderdaad een onderscheiding bedoelt of niet. Er is een novelle" in dezen bundel, een lief desgeschiedenis in brief- of dagboekvorm, die mij deed denken aan een klein blauw bergmeertje, dat ik ken. Een glad geslepen oppervlak, dat klaar elke nuance weerspiegelt, maar daaronder een ijskoude peillooze diepte, die den zwemmer tot in het hart bijt en hem huiverend doet terug zien, wanneer hij den veiligen rotswand weer heeft bereikt. Er zijn natuurlijk menschen, die daar niet van houden. Er zijn altijd menschen die niet van iets houden dat voor anderen een genot is. Daar over valt niet te twisten. Ook voor mij is zoo'n bad bijna twee duizend meter boven onze vrien delijk bruisende Noord-zee, bij al het verlokkende, iets dat angst aanjaagt en beklemt. Natuurlijk is een behoorlijke zweminrichting op den duur te verkiezen en terecht zeggen de bezorgde moeders je weet nooit wat je er uit kunt houden." Het is daarom moeilijk zulke dingen aan te bevelen. Maar het gaat toch ook niet aan te ontkennen, dat het water heerlijk frisch en blauw was en prachtige, koeldonkere diepten had, waar de rotswand zijn schaduwen wierp. En eigenlijk is dit causerietje toch ook niet meer dan het prikkelende laagje champagne op den wijden bodem van een fijn geslepen glas, te weinig voor een roes, maar juist genoeg om, in den morgen gedronken, den geest van alle zwaarte te bevrijden, 't Is als een eerste frissche toast van den geest op de zinnen, waarbij men denken kan aan Hooft en Lautrec. Maar het heeft toch zijn heel eigen bekoring, zooals het berg meertje weer heel anders frisch was dan de molentocht, waar ik eens door het ijs ben gezakt. Een jonge man stelt zich voor, dat hij een meisje verleidt, maar het blijft bij gewaagde briefjes, die nooit worden verzonden. Of misschien beleeft hij juist de werkelijkheid en verbeeldt zich er over te schrijven, voor haar. De menschen willen nu eenmaal wat ze juist niet kunnen. Waar het spie gelbeeld is en waaïhet reeële, blijkt niet. Juist als er een tipje van den slu'er begint te bewegen en wij verwachten, den minnaar in levende lijve of de foelie te zien is het verhaal, dat Die Verführung im Spiegel" heet, uit. Er is een bekoorlijke ironie, maar ook een felle ernst der zinnen in deze antwoorden op de ver zwegen ontboezemingen van het meisje, die als een-zijdige telefoongesprekjes, ofschoon zij recht op het doel afgaan, alle ruimte laten aan de fantasie. Wie nenne ich Dich brieflich zoo begint het eerste briefje aan de achtienjarige Es kommt darauf an, wie man sich gerade anfasst. Wahrscheinlich endet die Sache wenn man erst den richtigen Namen hat. Du verstehst das, verstehst alles, nur bist Du ein bisschen bertrieben in Deiner Abneigung, Dich anrühren zu lassen. Lass Dich doch ein bisschen anrühren, herr Gott noch mal ! Wieso jung? Achtzehn Jahre gehen gerade noch." Wir mussen uns vor nichts so wie vor Worten in Acht nehmen" valt hij zichzelf dan even later in de rede. Das Anfassen ist viel weniger gefahrlich. Jedes Jahr bringt mehr Worte und schwacht den Ton. Mit zwanzig Jahren kann man daran ersticken". Zoo schrijft natuurlijk geen welopgevoed man aan een meisje van goede famillie. Maar misschien zijn er, die zoo zouden willen schrijven, als ze 's avonds, na tijdig afscheid te hebben genomen van Papa, Mama und Grossmama", op hun eenzame kamer zich zelf in den spiegel zien, de glanzende ocgen dicht bij het glas, maar het niet kunnen, omdat ze buiten de sfeer der huiskamerromantiek ??veel te grove, zware woorden vinden of in het geheel niets. Wie zeggen kan wat hij wil en zooals hij het wil is immers een dichter al schrijft hij dan ook causerietjes. Niet alle zeven novelles uit dezen bundel staan op dit zelfde peil, maar voortreffelijk is vooral ook Die erste Pariser Reise", herinnering aan het eerste, onverwachte en heimelijke bezoek. Een gymnasiast, uit Klodnitz bij Breslau, ontmoet zijn ouderen vriend, een reserve officier, in Dus-, seldorf. Na een fuifje met heuschelijke luitenants ziet hij op het station aangekondigd, dat er dien middag een goedkoope trein naar Parijs zal ver trekken. Plotseling opent zich een veel wijder perspectief; hij'laat de boemelaars in den steek en stapt in. Met de ijle gevoeligheid in het hoofd, die twee doorwaakte nachten schenken aan wie nog te jong is voor haarpijn, komt hij den volgenden morgen heel vroeg in Parijs aan, wascht zich even in een hotelletje bij het station en jacht de vier trappen weer af. In eens loopt hij midden op de boulevards, alleen, om vijf uur in den morgen. Het is heel anders dan hij had venvacht. En het is een wonder dat als een sprookje eindigt met het inslapen van den jongen ergens op een bank bij den Are de Triomph. Hij keert terug, voorgoed genezen van zijn Pruisische luitenantsidealen. Ook dit verhaal is niets anders dan een causerie. Geen geschiedenis, geen avontuur. Maar uit geen stapels reisgidsen en geen tientallen wereidsteedsche romans herproeft men Parijs, in zijn fijnste en sterkste essences, als uit deze weinige bladzijden. Zóó intens kan alleen de vreemdeling het zien, die onbevangen genoeg is om de werkelijkheid boven zijn verwachtingen te stellen, al was de eerste aanraking misschien een teleur stelling. De Briefe aus Holland" hebben diezelfde charme. De schrijver noemt zich Kannitverstan, naar de bekende figuur van Hebel, maar tevens met een diepere en licht ironische bedoeling. De eenzame melancholicub", ook in ditwoord schuilt ironie, is uit het Schwarzwald naar Hol land gegaan, om er het land van Rembrandt te vinden. Zijn eerste indrukken zijn desolaat. Het vlakke land beklemt hem bovenmate. Ich stehe schauend an der verglasten Gartentür und finde nicht die Erde. Me in Aug? findet den Boden nicht, auf dem die Blicke schweifen und runen, die Füsse sterten und schreiten sollen ! Wo ist Holland? Ist Holland kein Land?" De menschen zijn al even weinig markant. In hen leeft slechts een stom identiteits-gevoel, dat eiken vreemdeling in hun oogen nu eens vol komen hulpbehoevend, dan weer enkel vreemd of bespottelijk doet voorkomen. Kannitverstan is in zijn eerste teleurstelling vaak onrechtvaardig en vooral hatelijk. Maar daarom zegt hij juist dingen, die men gewoonlijk niet zegt. In Utrecht spreekt hij kwaad van de Hollandsche vrouwen, in Amsterdam van bijna alles. Eerst in Leiden begint er verandering in zijn stemming te komen. Hij gaat nu ook langzamer hand iets van het land begrijpen en schrijft: Ich traute mich nicht, in die Windmühle zu gehen. Man würde den holalndischen Dingen zu rasch auf den Grund gekommen sein." Maar voor Delf t opent zijn hart zich geheel en dan blijkt, hoe warm hij ook nu nog voor het land van Rembrandt kan voelen, al blijft zijn keltische" zucht om zich zelf tegen te spreken hem ook voortdurend bij. De Groote Kerk te Delft is de eerste waar hij binnen gaat. Het Hollandsche Godshuis, dat op zoo'n killen afstand van het dagelijksch leven blijft en den langsten tijd van de week aan alle kanten gesloten is, had hem Vraagt onze specialiteit PRISMAKIJKER Alleenverkoop voor Ned. & Koloniën 8 x vergr. a ? 40.JOS. HARTOCt. Opticien Rotterdam, Hoofdsteeg 17. Tel. 3343 Utrecht, Nobelstraat 28. Tel. 1C63 nooit aangetrokken. Maar nu schrijft hij: Da habe ich Holland und den Hollandern alles Unwirsche, Unartige, Verzweifelte und Böse, das ichmir in diesem Lande zugefügt hatte, schier auf den Knien abgebeten. Ich habe dem Niederland, das so wenig, so arm von Hause ist, dass es ein um^estülptes Schiff zu seiner Kirche macht, in meinem Herzen so geopfert, wie ein Fremdling kann und darf." Hij begrijpt nu dat men moet beginnen Holland binnenskamers te zien. En dan wordt de Holland sche vrouw hem ook wat zij den bewonderaar van Rembrandt en Vermeer steeds was geweest eer hij de werkelijkheid leerde kennen. Nu eerst kan hij musea bezoeken en daarover schrijven. Maar de laatste openbaring wacht hem nog van de molens Die edlen Mühlen ! Es kann nichts schöneres geben. Ach ich liebe schon dies Land ,mit den bis an den Rand vollen Plussen, deren Spiegel mit der Weiten Ebene eins ist, ja schier darüber ist; ich liebe diese Abgrenzungen, die so messerscharf und so nahe an Null sind; liebe die profillosen Fenster. Liebe ich Holland? So ist es um der Mühlen willen: wenn sie alle Eile des Landes allein zu haben scheinen". En dan, meteen gedurfden overgang StattMühlen, statt Don Quijote kann man aber auch einfach sagen: Rembrandt. In Rembrandt ist Holland ber sich und also gegen sich selbst; bewegt es die aberwitzige Romantik der Mühlenfliigel zwischen dem grössten der Himmel und der niedrigsten aller Erden." Dan volgen bladzijden over de Saul en Davici uit het Mauritshuis, die tot het beste behooren, dat ooit over schilderkunst werd geschreven. Juist omdat hij de Stier van Potter en de Haagsche Anatomische Les onaangenaam" durft vinden, waardeert men zijn enthousiasme te meer. Ik heb al zooveel geciteerd, maar, dit over de factuur van Saul en David moet er toch nog bij: Rembrandt hatte mit abwartender, mitlauerender Feinmalerie begonnen: beim Turban. Er hatte nicht anfangen mogen; so f ing er, als er dem Zwang nicht mehr wiederstehen konnte, fast academisch an. Der Mahler wollte nicht, weil ihm nicht gelüstete, zu leiden, berfallen, ausgeraubt zu werden. Aber dann, mit einem JMale, geschah der Uberfall." Het is geen gewoonte een klassieke kunst en een oud land met zooveel haat en met zooveel liefde te bespreken. Niemand vraagt daar eigenlijk om en dat maakt dit boekje tot een zeldzaamheid, waar vooral wij, Nederlanders, dankbaar voor mogen zijn, want er is eigenlijk zoo weinig met hart en ziel, met liefde en haat over ons land geschreven. Wie de eerste van deze reisbrieven leest, de verbitterde, zal zich misschien afvragen, wat die mooie reproducties van Werken onzer zeventiende eeuwers daarmee te maken hebben. Maar later wordt het duidelijk, dat in al deze brieven een heimelijk verlangen gloeit om het land van Rembrandt nader te komen. CHR. DE GRAAFF Prijs 95 Cent Alom in den boekhandel ver krijgbaar en bij de uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl