De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 augustus pagina 15

16 augustus 1924 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2461 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 WELTHISTORISGHE PERSPEKTIVEN" OSWALD SPENGLER: der Untergang des Abendlandes. 2e deel: Welthistorische Perspekliven. München, C. H. Beck'scher Verlag, Tegelijk met het tweede deel van dit werk, dat in de laatste jaren in Duitschland en buitenaf de pennen in beweging gebracht heeft, verscheen het opnieuw bewerkte eerste deel, dat thans in de 47ste editie uitkwam. De vergelijkingen van onzen tijd met den natijd der Romeinsche beschaving en dien der Aziatische beschavingen, doch vooral de titel van het werk in zijn geheel, hebben Spengler in de oogen der groote massa tot den profeet van den ondergang gestempeld. In Duitschland, dat reeds van zijn wijsgeer Herder de woorden hoorde: waar gang der dingen is, moet ook ondergang zijn", is dit eigenlijk verwonderlijk. Is het wellicht het ietwat gewelddadige van zijn methode, zijn het de sterke alternatieven waarvoor hij ons telkens stelt, die verbluffen en irriteeren en het volgen der groote lijn van den universalist Spengler moeilijk maken? In werkelijkheid is het een eenvoudige waarheid, die hij verkondigt: er bestaat geen beschaving, die onafhankelijk van leven en sterven der volkeren tot in het on eindige, tot in het volmaakte voortschrijdt. Ook dat wat wij Abendland" en de beschaving daar van noemen, is niet de Kroon van datgene wat vroegere beschavingen opgebouwd hebben, doch een levend organisme, dat, opgebloeid uit een ouden bodem, daarin terugkeeren zal, nadat het uit dien bodem zijn kracht gezogen en zijn eigen vormen geschapen heeft. Spengler's groote profetie stelt tegenover den trots dergenen die meenen dat wij het ver gebracht hebben, de leer der eeuwige voorwaardelijkheid van den menscbelijken geest, het bewijs dat waar heid" op zichzelf niet bestaat, doch steeds de waar heid van een periode, van een beschaving, van de daarbij behoorende menschen is. Hij ontneemt lieve illuzies over vooruitgang": een reden voor den instinctieven tegenstand dien hij in vele krin gen vindt. Om deze quintessens ranken zich de arabesken van Spengler's philosophie en metaphysica, van zijn schitterenden, naar alle zijden fonkelenden stijl, die een criticus deed smalen, dat een dichter aan hem verloren ging. Heroïsch en intuïtief, dit laatste op enkele plaatsen in een mate, die bijna vizionair aandoet, is Spengler's schrijfwijze het volstrekte tegendeel van de lectuur die wij van katheder-wijsgeeren gewend zijn, ganschelijk verschillend de inhoud van datgene, wat Schopenhauer eens zoo treffend professorenphüosophie van philosophie-professoren" genoemd heeft. Spengler ziet de wereldgeschiedenis onder Goethe's aspect: alles Vergangliche ist nur ein Oleichniss", als een geheel; als universalist in den waren zin geeft hij een aangrijpende critiek van onzen tijd met parallellen naar de vergane bescha vingen op onze aarde. Het is bij hem noch pessimis me, noch wereldmoeheid of teleurstelling, wanneer hij aan het verleden van het Abendland" (WestEuropa en Amerika) en aan alle jonge tijden der vergane beschavingen de voorkeur geeft boven latere tijden als de onze, doch het is een vizie vol koel verstand, een stalen consequentie. Zijn geschiedenisphilosophie is in hoofdzaak de dichter lijke conceptie der tot nogtoe op aarde verschenen acht groote beschavingen, die als de bloemen des velds opgroeien, bezielde wezens, die geen ander einddoel hebben dan de eigen volmaking, die jeugd, rijpheid en ouderdom doormaken als elk ander levend organisme. Onuitputtelijken rijkdom van gedachten, waaruit honderd boeken geschreven kunnen worden, be vat dit werk. Nooit tevoren is op zoo geniale wijze aangetoond hoe alle verschijnselen van een be paalde tijdsperiode innerlijk samenhangen; nooit werd zoo veelzijdig, soms fascineerend, geargumen teerd, zoo meesleepend de kracht der traditie (de macht van het bloed) tegenover het rationalisme gesteld. De suggestie, die van het tweede deel Welt historische perspektiven" uitgaat, is wellicht nog grooter dan die van het eerste: de intuïtieve blik, waarmee Spengler de geschiedenis ziet, zijn fan tastische belezenheid, zijn op gevoel baseerend vertrouwd-zijn met de beschavings-quintessens der geheele wereld wekken verbazing. Zijn overzicht over het ons toegankelijke materiaal der wereld geschiedenis is hem tot een beleven geworden, en de biecht van dit beleefde tot een kunstwerk, dat in zijn diepste gronden boven de mogelijkheid van discussie staat. Het waarheidsgehalte van zijn ont werpen der apollinische (antieke), magische (arabische) en faustische (West-Europeesche) beschaving is wel onbewijsbaar, doch evenmin te weerleggen. Zoo zwevende, ephemere, doorvoelde relaties zijn niet te vergelijken met het constateeren van feiten, zooals b.v. de experimenteele natuurkunde ze eischen mag. In het tweede deel raakt de profetische these van den titel en de polariteit: Kultur-Zivilisation van het eerste deel eenigszins op den achtergrond tegenover de tegenstelling: SchicksalsmenschKausalitatsmensch, Rasse-mensch geistiger Mensch, Tat Nachdenken en de psychologische en sociologische karakteriseering van het geld, van de wereldstad, van de basis der beschavingen. Spengler is zeker een geestverwant van Nietzsche, maar zonder het epigrammatische dat dezen kenmerkt. Vooral Goethe wiens leer een groot beleven was: in zijn lange inleiding tot het eerste deel zegt hij het uitdrukkelijk was zijn leermees ter, en het titanische en vizionaire., dat Goethe's diepste uitspraken kenmerkt, is innig verwant met Spengler's philosophie der geschiedenis" die door de veelzijdigheid van haar aspecten tot een levensphilosophie wordt, zooals onze tijd geen tweede kent. Het is dan ook niet gehikt, voor gangers" van Spengler's wezenlijke ideeën te vin den. Hoogere wiskunde, muziek, beeldende kunst, godsdienst, natuur, het zijn hier alles snaren op een met virtuositeit bespeeld instrument. Zinnen als: elk wezen beleeft het andere en diens lot slechts met betrekking tot zichzelf", Wat men niet in zichzelf beleeft, beleeft men ook niet bij anderen" kenmerken Spengler evenzeer als zijn opvatting van socialisme, die hij in Preussenturn und Soziaiismus" uitvoerig neergelegd heeft, en die culmineert in de opvatting: met de volle Germaansche achting voor het eigendom toch de daarop berustende macht niet den enkeling, doch de gemeenschap, den staat toe te wijzen. Eigendom is niet persoonlijke buit, doch een bij drage tot het algemeene, niet uitdrukking van en middel tot persoonlijke macht, doch toevertrouwd goed. Over macht" als een der feiten, die de wereld beheerschen, heeft Spengler prachtige passages: over staatsmacht naar binnen en naar buiten, de eerste als een in vorm-zijn" (to be in form) van het volk, de tweede als de eenige bestaansmogelijkheid voor een volk onder andere volkeren. Nauwelijks anderhalve eeuw duurt de absolute staat (die ontstaat op het oogenblik waarop stad en land in evenwicht zijn en de eigenlijke machts factoren der stad : geld en geest zoo sterk geworden zijn, dat zij zich opgewassen voelen tegen de oerstanden) in West-Europa, van 1660 tot de revolutieoorlogen. Dan is het hoogtepunt overschreden, de Kultur" wordt Zivilisation". Bij dezen overgang grijpt het burgerdom voor de eerste maal als zelf standige macht in en treedt op als stand der vrij heid tegen de rest, n.l. tegen den absoluten Staat, de Kroon, de sterke instellingen waarin het de natuurlijke bondgenooten der oer-standen ziet. Het steedsche verstand voelt den staat met zijn groote eischen als last, evenals men nu de groote vormen der Barok-kunst als last gaat voelen en klassiek of romantisch wordt. Het in-vorm-zijn der geheele natie wordt onverdragelijk, omdat de enkeling zelf het niet meer is. Het kenteeken van elke burgerlijke revolutie, die zich uitsluitend in de groote steden afspeelt, is het gebrek aan begrip van de oude symbolen, die door handtastelijke belangen vervangen zijn, zelfs waar die slechts uit den wensch naar vervulling hunner begrippen van enthousiaste wereldverbeteraars bestaan. De heer schappij van geld en rationalisme breekt aan. Twee eeuwen lang zijn de Schlagworte" van het rationalisme, welks godsdienst uit critiek be staat, machten van den eersten rang, sterker dan de macht van het bloed, dat binnen de steenwerelden van wereldsteden matter te vloeien begint". Naast de abstracte begrippen verschijnt het abstracte geld, naast de geleerdencel het kantoor als politieke macht. Democratie en plutocratie zijn identiek. Beide zijn liberaal, n.l. vrij van den tegenstand van met de aarde verbonden leden, rechten, vormen of gevoelens, de geest vrij voor eiken vorm van critiek". Niets is kenschetsender voor het dalen van den politieken vorm dan de opkomst van vormlooze machten, die men naar hun beroemdste voorbeeld Napoleonisme noemen kan. Zij verdwijnen weer met hun dragers en nu verschijnt op het Europeesche vasteland de constitutioneele of parlementaire monarchie en hier en daar de republiek. Doch hun grondwetten bevatten alle zuivere theorie. Het is kenschetsend dat geen grondwet het gekl als politieke grootheid kent". Het parlementaire stelsel, siechts een voortzet ting van de burgerlijke revolutie van 1789 niet andere middelen, is in volkomen verval. Noch de massa, noch het sterke individu hebben ware ach ting voor dezen vorm zonder diepte of verleden. Het is, zegt Spengler, geen toppunt zooals de barok-staat, doch een korte overgang, n.l. van den laten tijd met zijn gegroeide vormen tot de periode der groote persoonlijkheden temidden van een vormloos geworden wereld. Het parlenientarisme wordt een schouwspel voor de geloovigen, terwijl het zwaartepunt der groote politiek uit de volks vertegenwoordiging naar particuliere kringen verE. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 plaatst wordt. Deze ontwikkeling, door den wereldoorlog haast voltooid, ook in Engeland, be duidt het begin der periode van reusachtige oor logen, waarin wij ons nu bevinden (en waarmee andere beschavingen analoge tijdperken vertoonen), de overgang van het Napoleonisme tot het Caesa risme, een regeeringsvorm die ondanks alle staats rechtelijke formuleering in zijn eigenlijke wezen weder vormloos is. In de plaats der traditie die genies ontberen kan, komt nu het toeval der groote feitenmenschen, door wier verschijnen kleine volke ren deleidingderwereldin handen kunnen krijgen." Deze vormloosheid vertoont zich niet slechts in het oorlogvoeren, doch ook bij de vredesverdragen. Bij den vrede van Campo Formio overschreed Napoleon reeds verre de conventies der 18e eeuw' sedert Austcrlitz kende zijn uitbuiting van oorlogs kansen nog slechts materiëele perken. Den laatsten nog mogelijken stap doet het vredesverdrag van Versailles, dat in 't geheel geen grens kent, doch de mogelijkheid openlaat bij eiken nieuwen vorm der situatie nieuwe voorwaarden te stellen. Het hoogtepunt dezer verschijnselen, dus het minimum aan vorm, ligt in de oudheid onder Sulla en Pompejus en zal voor ons in de volgende eeuw bereikt, wellicht reeds overschreden zijn. Dezen weg van Alexander tot Caesar acht Speng ler onvermijdelijk en de sterkste natie uit elke beschaving moest hem gaan, of zij wilde of niet. Literatuur helpt niet daartegen. Het leven is hard, wil het grootsch zijn. Het laat slechts de keuze tusschen overwinning of nederlaag, niet tusschen oorlog en vrede. Staan blijven of ten onder gaan een derde is er niet". Dan komt de keizertijd, die in elke beschaving het einde der politiek van rationalisme en gekl beduidt. De oer-machten hervatten hun heerschap pij, een tweede in-vorm-zijn komt op, doch niet meer dat van het volk als geheel. Scharen van avonturiers (Caesaren, afvallige legeraanvoerders) bruisen als een storm over het gewemel der men schen, die geen geschiedenis meer hebben, heen. Met den wereldvrede den vrede der hooge politiek begint de particuliere geschiedenis, particuliere lotgevallen, particuliere eerzucht. De oorlogen in het tijdperk van den wereldvrede zijn particuliere oorlogen, schrikkelijker dan alle oor logen der staten, daar zij vormloos zijn. Want de wereldvrede - die reeds vaak bestond houdt in zich: het particuliere afstanddoen der groote meerderheid van den ooriog, doch daarmede ook de onuitgesproken bereidwilligheid, de buit der anderen te worden, die geen afstand doen. Het begint met den staten-vernietigenden wensch eener algemeene verzoening en eindigt daarmee, dat niemand een vin roert zoodra het ongeluk slechts den buurman treft. Reeds onder Marcus Aurelius dacht elke streek en elke stad alleen aan zichzelf. Voor du Germaansche wereld zullen de geesten van Alarik en Theodorik weer opstaan, waarvan de ver schijning van Cecil Rhodes een voorsmaak geeft. Met de staatsvormen is ook de geschiedenis in geslapen. De mensen wordt weder plant, aan de aarde gebonden. Spcnglers denk-doel is de drang, wellicht onver vulbaar, naar een volkomen ten einde gedachte geschiedenis", een soort van cosmisch zelfbewust zijn". Om hem te begrijpen moet men dit voor oogen houden. Dit verklaart zijn sterke en zijn zwakke zijden. En daarbij, hoe vol eerbiedigen schroom tegenover de eeuwige geheimenissen zijn zijne woorden: Wij zijn sceptisch tegenover elke oorzakelijk verklarende denkwijze. Wij laten de dingen spreken en stellen ons er mee tevreden de in hen liggende zending te voelen en de scheppin gen ervan te aanschouwen, maar het doorgronden valt niet binnen het bereik van menschenbegrip'.' Mr. A. G E R D E C K?D E W A A I. VANNELLESVARINAS GOUDZEGEL 3O cis. per Pakje. II Een aangename Bezuiniging een HALF ONS vervangt vela QOEDE SIGAREN. II

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl