Historisch Archief 1877-1940
2401
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
ONZE SCHILDERS
VII
Teekenlng voor de Amsterdammer"
door P. P. Koster
VERTAALDE BOEKEN.
SINCLAIR LEWIS. Babbitt. Amerikaansche
roman. Vert. v. W. J. A. Roldantts Jr.
Amsterdam z.j. Van Holkema en Warendorf.
Reis- en vacantielectuur van de beste soort.
De mentaliteit van een Amerikaanschen zakenman
wordt in dit boek beschreven met een
onuitputtelijken voorraad van droog-komieken humor,
zoodat men aan n stuk door geamuseerd door
deze bladzijden heenglijdt. In het dicht-bevolkte
boek speelt ook maatschappelijke critiek een rol
o.a. wordt er op een genoegelijke manier daad
werkelijk verzet in aangeteekend tegen de droog
legging en deze vormt een gepaste afwisseling
met de persoonlijke avonturen van den
goedaardigen held.
CLIVE ARDEN. Een symphonie der liefde.
Vert. uit het Eng. d.? Leiden z.j. A. W.
Sijthoffs Uitgeversmij.
In dit boek is de oude geschiedenis van den man,
de vrouw en den vriend in een heel nieuw kader
gezet, zoo, dat een allerleesbaarst geheel ontstond.
De vrouw, of eigenlijk nog maar de verloofde,
en de vriend komen met een vliegmachine terecht
op een Australisch eiland, te midden van een
wilden-bevolking, en in deze romantische omgeving
begint de symphonie der liefde", waarbij verge
leken de vroegere verloving van het meisje maar een
onbeteekenende tude is geweest. Een zekere
Aimard-achtige rhetorica-van-de-romantiek is aan
het verhaal niet vreemd, maar dat zal ook wel
komen doordat er in verteld wordt van woeste
gevechten met de kannibaalsche bevolking van
het eiland. Dit bestanddeel zal wel voornamelijk
gesavoureerd worden door lezers beneden de
zestien jaar; overigens staat er een heeleboel in
het boek, dat ook door geestelijk meer volwassenen
genoten kan worden.
MAX OLASS. Het mysterie van den hartstocht.
Vert. uit het Duitsch d. Anna v.
GoghKaulbach. Amsterdam z.j. L. J. Veen.
Het mysterie van den hartstocht" is de ver
zwegen ondertitel van negen en negentig percent
van alle romans; dat kan men ook zonder dat
men een statistiek onder oogen heeft gehad, veilig
aannemen. Het is waar, over dat mysterie is veel
te zeggen, al is het dan niet altijd wat nieuws.
Ook wat er in dit boek over gezegd wordt is niet
nieuw, en ik geloof ook niet, dat het nu bepaald
noodig was dit boek te vertalen. Mevr. Van
GoghKaulbach maakte er overigens uitmuntend
Hollandsch van. Het is een wat broeierige, opge
schroefde, hier en daar onwaarschijnlijk aandoende
geschiedenis, die aan de scheppingen van Marie
Corelli doet enken. Een verhaal, dat door de
troebelheid van de atmosfeer zeker niet geschikt
is het mysterie van den hartstocht" op te lossen
trouwens: wie kan dat? maar door gemis aan
objectiviteit wordt de vraag niet eens zuiver
gesteld.
J. ANKER LARSEN. De steen der wijzen.
Vert. uit het Deensch d. A. en E. Huber.
Amsterdam 1924. Uitg. mij. Elsevier."
Dit boek lijkt mij wel aangewezen, om door een
grooten kring van lezers gewaardeerd te worden.
Het is een beminnelijk geschreven geschiedenis,
waarin over allerlei geestelijke problemen wordt
geredekaveld, zóó, dat iedereen, die lager onderwijs
heeft genoten, er bij kan. Het is niet zwaar op
de hand, niet diep-wijsgeerig, ook niet zeer opper
vlakkig en volstrekt niet knoeierig; het zit heel
goed in elkaar, het is levendig van dialoog, en
veelal geschreven in een
goedmoedig-humoristischen toon, die ook meestal wel bij de menschen
in den smaak valt. Een boek, dat een geestelijk
ruggesteuntje kan geven aan velen, die niet
weten wat ze eigenlijk gelooven, en geen geduld,
geen tijd of geen hersens hebben om er dikke
boeken op na te slaan, die hun misschien heel
erg misschien ! zouden kunnen vertellen, wat
hun plaats is op de menschenster.
Misleidend is de brallende aanbeveling van de
uitgevers op het omslag. Daarin wordt verteld,
dat het boek uitermate suggestief is (wat het
heelemaal niet is; het is hoogstens onderhoudend)
en dat het vergeleken is met De Hel" van Dante
LODEWIJK SCHELFHOUT
en met Dostojewski's Schuld en Boete", 't Is
mogelijk, maar dan heeft men toch wel heel
ongelijksoortige grootheden vergeleken; dit in
veel opzichten lang niet onverdienstelijke boek
heeft met beide genoemde werken totaal niets
gemeen.
EUGÈNE DEMOLDER. De schaatsen van de
koningin van Holland. Naverteld door Antoon
Thiry. Amsterdam z.j. Em. Querido.
Demolder hoort tot de schrijvers, wier werken
Fransch naar den vorm zijn en Vlaamsen naar den
geest. Men leest een boek als dit in zijn Vlaamsche
bewerking (die bovendien uitmuntend is) alsof
het oorspronkelijk Vlaamsen was.
Een wonderbaarlijke, griezelig-geheimzinnige
sproke, kleurig van fantasie. Hoffmann-motieven
zijn hier vermengd met mystiek getinte
middeleeuwsche romantiek. Men zou zeker meer eenheid
kunnen verlangen in deze bandelooze opeenvolging
van zonderlinge gebeurlijkheden, maar ook zoo,
als het gegeven wordt, is het aantrekkelijk.
WILHELM SCIIMIDTBONN. De vlucht tot de
hulpeloozen. Met 10 houtsneden van Felix
Meseck. Vert. uit het Duitsch d. R. P.
Sterkenburg. Den Haag en Antwerpen z.j.
N.V. Prometheus en De gulden Sonnc.
Heeft het symbolische beteekenis, dat dit boek
geschreven werd in een tijd, waarin het geloof
aan de liefde van mensch tot mensen op zoo'n
zware proef wordt gesteld? Men zou het haast
denken. Het verhaal behandelt de liefde van drie
honden voor hun meester, die ook van zijn liefde
en haar tekortkomingen vertelt. Nu denke men
hier niet aan een sentimenteel verhaaltje, als de
vermaarde Hondentrouw van Tollens. Deze
vertelling staat op een zoo hoog plan van meegevoel
en begrip vooral ook van begrip: hoe prachtig
is het absolute zich-geven van het dier er in
geteckend dat het boven alle sentimentaliteit
uitgaat en meevoert tot hoogtepunten van zuivere
ontroering.
HERMAN MIDDENDORP
LOTHROP STODDARD. In opstand tegen de
Beschaving. Geautoriseerde bewerking van
Dr. C. Easton. H. P. Leopoki's Uitgevers
maatschappij. Den Haag. Prijs / 2.90,
geb. ?3.50.
Toen mij de aankondiging van deze vertaling
werd opgedragen, beschikte ik toevallig tevens
over den Engelschen tekst. Hierdoor heb ik mij
hoofdstuk na hoofdstuk kunnen overtuigen van
de voortreffelijke wijze, waarop dit boek in de
Hollandsche taal is weergegeven. Ik wijs b.v.
slechts op de superieure vertaling van den aanvang
van het vierde hoofdstuk. Dit zou kunnen dienen
als proeve eener voorbeeldige vrije en toch
waar het noodig is gebonden overzetting.
Eenige overbodige, alleen voor een Engelsen of
Amerikaansch publiek genietbare bladzijden zijn
weggelaten; verder vindt men den ganschen
inhoud terug.
Dit boek van Lothrop Stoddard is in boeienden
stijl geschreven. Het beoogt een biologische toe
lichting van de oorzaken, die tot den ondergang
eener beschaving leiden. Hierbij wordt als uitgangs
punt genomen de erfelijke variabiliteit van den
mensch, welke in het verre verleden aan enkelen
gedoogd heeft zich aan den dierlijken staat te
ontworstelen en zooals Stoddard het uitdrukt,
oagen naar de sterren op te slaan. Op dien
enkeling zijn meerderen gevolgd; ze hebben de
minder begaafden in hun drang tot ontwikkeling
mede naar boven gelicht. Maar door alle eeuwen
heen is de primitieve mensch blijven voortleven,
die zich individueel, door zijn minder gunstigen
aanleg, niet volkomen aan den primitieven oer
staat onttrekken kon. Deze massa vormt volgens
den schrijver de diepe onderlaag, welke in tijdper
ken van revolutionair verzet, het oergeweld naar
boven brengen.
Naast dien ondermensch", die door aangeboren
hoedanigheden steeds neiging heeft in opstand te
zijn tegen de beschaving, welke hij niet bereiken
kan, staan volgens Stoddard de mannen, die
niet voortreffelijke gaven toegerust, daarnaast
een factor missen om tot den geleidelijken vooruit
gang der cultuur mede te werken. Naast de theore
tische idealisten ziet hij in hen de leiders, die zich
dikwijls niet bewust zijn van de krachten, die zij
op een gegeven moment ontketenen. De
gedeclasseerden, de in verval geraakten, de verdoolden
sluiten zich bij den strijd tegen de beschaving aan.
De wetenschap, dat de instandhouding der
beschaving in laatste instantie afhangt van de
aangeboren hoedanigheden van het volk, dat die
beschaving draagt, leidt den schrijver reeds i n
het tweede hoofdstuk tot beschouwingen op den
grens van sociologie en erfelijkheidsleer. De over
geërfde verscheidenheid der menschen maakt
eiken staatsvorm tot utopie, welke van de aange
boren gelijkheid van alle leden der maatschappij
uit wil gaan. Gebruik temaken van die verscheiden
heid, te verhoeden, dat de gemeenschap aan
de basis groeit, doch aan den top zich kegelvormig
toespitst, bevordering van de vrije ontwikkeling
der moreel en intellectueel hoogstaande krachten,
waarbij de sociale ladder geenszins vermeden
worde die krachten te gebruiken bij de leiding
van onderwijs, kunst, wetenschap en staat,
ziehier de idealen, waarvoor Lothrop Stoddard
zijn zeggingskracht gebruikt. Waarbij natuurlijk
nog gevoegd moet worden de beperking in voort
planting van de minderwaardige elementen der
maatschappij. Deze beschouwingen brengen hem
vanzelf op het gebied der eugenetica, dat hij bijkans
in elk hoofdstuk aanraakt, doch waaraan bovendien
een afzonderlijk (laatste) hoofdstuk in de
Engelsche uitgave is gewijd. Het was verstandig, dat
de vertaler dit gedeelte, dat ook hem vermoedelijk
weinig bevredigd zal hebben, onder het vooraf
gaande hoofdstuk schuil liet j;aan.
Bijkans grandioos toch als de opzet van
Stoddard's boek is men moge zijn sociologische
opvattingen bestrijden of onderschrijven ? komt
er aan het einde een merkbare verslapping. Is het
eigenlijk wel mogelijk zoolang over een weinig
variable stof te spreken, tenzij zooals hier
niet het geval is een degelijk studieboek wordt
beoogd? En wat de eugenetica betreft, maakt de
schrijver zich niet wat te gemakkelijk af van een
onderwerp, dat door zij n ondergrond van biologische
en zijn bovenlaag van psychische factoren zulk een
uiterst precair onderwerp wordt, wanneer men
reeds thans hierin een oplossing van urgente
vraagstukken op sociologisch gebied wil zien?
Ik meen te mogen uitsluiten, dat een schrijver
zelf bioloog kan zijn, die zich zoo gemakkelijk als
Stoddard een onmiddellijk aan te vangen zuivering
van de zwarte schapen der samenleving voorstelt.
Ook zou geen hedendaagsch bioloog durven onder
schrijven, dat thans de sluier is weggenomen van
het mysterie van het levensproces (p. 35). Van
biologisch standpunt heb ik ook in de laatste
bladzijden menig vraagteeken geplaatst. Onge
twijfeld zijn thans de tijden rijp om het eugenetisch
geweten van den mensch wakker te maken, maar
dit zal voorloopig alleen bij de geestelijke boven
lagen te bereiken zijn. Eerst een zorgvuldige
studie van de erfelijke eigenschappen van den
mensch in alle lagen der bevolking zal wellicht
onze nakomelingen een antwoord kunnen geven
op de vraag: wat kunnen wij doen voor het behoud
van de gunstigste en de verwijdering der ongun
stigste erffactoren in onze samenleving?
M. A. VAN HERWERDEN
Nodorl. Munt
Hollmndm bomt e W oontm mlgmmr