De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 augustus pagina 19

16 augustus 1924 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2461 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 DIERSTUDIE: SPANIËLS Teekening voor de Amsterdammer" door H. Verstijnen "1 Op den Economischen Uitkijk 's Lands spiegelbeeld (I). Reeds tenige maanden is het geleden, dat het Statistisch Zakboek" verscheen, uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De omslag mijn eenig bezwaar tegen de v. ortreffelijke uitgave geldt die onduidelijke blokletters!" vermeldt daarbij de jaartallen 1899?1924, waaruit de schrandere lezer aanstonds opmaakt, dat dit zakboek bedoeld is als een herinnering aan het zilveren feest van het Centraal Bureau. Het was op 9 Januari 1.1., dat deze instelling 25 jaar bestond. Met niet meer feestbetoon dan er klinkt in deze nuchtere woorden," zegt de ano nieme schrijver der Inleiding van dit zakboek; de onderstelling is wel niet gewaagd, dat de Direc- . teur van dit Bureau, Prof. Mr. H. W. Methorst hier aan het woord is. Hij vertelt ons daarin, hoe men er toe gekomen is, de over verschillende Departementen verdeelde statistische werkzaam heden te centraliseeren en hoe dit Bureau zich uitgebreid en ontwikkeld heeft, hoe het thans is samengesteld en werkt. Thans" is niet letterlijk juist, want bezuiniging leidde ook hier tot inkrim ping. De steller der Inleiding wijst terecht op het bedenkelijke van maatregelen, waardoor de ver zameling en bewerking van belangwekkende gegevens wordt onderbroken of voor goed afge broken en eene leegte ontstaat, die later nooit meer kan worden aangevuld. Maar fijntjes ver klaart hij, het geen wonder te achten, dat de algemeene waardeering van de statistiek hare ups and downs" kent en dat dus (zegt hij) de ge schiedenis van de statistiek een schommelende curve vertoont. Bij bezuinigingsnoodzaak gaat de waardeering voor de statistiek dalen en daar aan zijn wij thans toe. Van hoogerhand is geducht het budget van het Centraal Bureau besnoeid. Maar nu is deze instelling overgegaan tot uitgaven in eigen beheer", waarvoor eerst liefhebbers worden gezocht; zijn die in voldoend aantal aan wezig, nu, dan verschijnt een bundel. Zoo is ook dit Zakboek" aan den man gebracht. Laat mij dadelijk hiervan dit mogen zeggen: wanneer Mr. Methorst bedoeld heeft met deze uitgave in breeden kring het besef te wekken of te verlevendigen van het veelzijdig nut der statistiek, dan is hij daarin zeker volkomen geslaagd. Want deze beknopte verzameling van statistische gege vens bevat zooveel belangwekkends en wetenswaardigs, dat ook hij, die slechts oppervlakkig daarvan zou kennis nemen, wel komen moet tot het inzicht der onmisbaarheid van zoodanige stelselmatige registratie der gewichtigste ver schijnselen. Men zegt," zoo lezen wij aan het slot der Inleiding dat cijfers dor zijn. Inderdaad, evenals letters dor zijn. Maar achter de cijfers liggen levensverschijnselen en de kennis van die levensverschijnselen kan buitengewoon belangwekkend zijn." Zoo is het. Deze tabellen en grafieken geven 's lands spiegelbeeld. Zij leeren, waar wij vóór tientallen van jaren stonden, welken weg wij hebben afgelegd en waar wij nu staan. Zij brengen ons nu en dan aan het mijmeren, want de levens verschijnselen" die zij ons openbaren, zijn over latere jaren nu juist niet alle van den meest opwekkenden aard. Belangwekkend zijn zij daar niet minder om, eer integendeel. Laat mij wat mogen navertellen uit deze blad zijden vol dorre", maar toch wezenlijk zoozeer levende cijfers, waarbij kantteekeningen vanzelf zich opdringen. Gij zult zien, lezer, zoo ge 't niet reeds wist, hoe interessant deze stof is. Om te beginnen ik kan natuurlijk slechts hier en daar een greep doen het bevolkings cijfer van Nederland in den loop van weinig minder dan een eeuw. Wij telden 2.613.487 zielen in 1829 en 40 jaar later: 3.579.529; weer 40 jaar lateiwaren deze 3 J- millioen tot bijna 6 gestegen (5.858.175) en in de 14 jaar, na 1909 verloopen, bedraagt het (voorloopige) cijfer voor 1923: 7.212.735 ! Nemen wij aan, dat de bevolkingsaan was, die tusschen 1920 en 1923 beliep 347.421, in de twee na 1923 volgende drietallen even sterk zal blijven, dan zullen wij in 1929 dus kunnen bogen" op een aantal van ruim 7.900.000 zielen, wat zeggen wil dat in n eeuw de bevolking meer dan verdrievoudigd zal zijn. Maar (daar er zooveel meer aan dit zakboek" te ontieenen is) stip ik dit feit hier slechts even pro memorie" NA HET JACHTDINER aan; wie zich rekenschap wil geven van het angst wekkende dezer cijfers, leze er nog eens de studie op na, die Mr. J. Bierens de Haan aan het fatum van bevolkingsvermeerdering" gewijd heeft (November- en December-aflevering van Onze Eeuw, 1923). Met dien aanwas houdt, daar ons grondgebied in Europa zich niet uitbreidde, de dichtheid der bevolking per K.M.2 gelijken tred: 80.2 in 1829 tegen 221.2 in 1923. Ziet gij, hoe wij bezig zijn elkaar hier te verdringen, hoezeer wij met onze wassende millioenen burgers hier straks opeen gepakt en elkaar in den weg zullen zitten? Maar ik onthoud me verder van commentaar. Ter wille der curiositeit wijs ik er in 't voorbijgaan op, dat in 1829 op 1000 mannen ten onzent werden gevonden 1045 vrouwen, wier cijfer echter slinkt tot 1018 in 1923. Welke wet brengt dit verschijnsel te weeg? Kortheidshalve ga ik belangwekkende cijfers omtrent de indeeling der bevolking naar de ker kelijke gezindten (sedert 1849) en naar nationali teiten voorbij; even wil ik wijzen op de daling in de percentages der onwettige kinderen: van de levend aangegevenen waren in 1840/49 onwet tig 4.8%, welk cijfer wij gestadig zien dalen tot 1.9 in 1923; hetzelfde neemt men waar bij de levenloos aangegevenen, waar de overeenkomstige percentcijfers zijn 8.7 en 3.3. Een merkwaardige daling zien wij ook in het sterftecijfer, dat in 1840/49 op 1000 inwoners was 26.6 en terugloopt tot 9.9 in 1923. Deze aanhoudende daling wordt onderbroken in het jaar 1918 (17.2), het jaar der Spaansche griep" en waarin ook de t.b.c." vele slachtoffers maakte. Ook over de cijfers omtrent huwelijken, echtscheidingen enz. zou wel een en ander te zeggen zijn. Heugelijk is het feit, dat de sterfte beneden het eerste levensjaar op 1000 levend aangegevenen in den loop der jaren zoo belangrijk minder geworden is: de zuige lingensterfte beliep (per 1000 kinders) in 1840/49 niet minder dan 181.4, welk cijfer in 1875 tot 218.7 was gestegen, maar daarna (met een onder breking weer in 1918) sterk daalt, tot 56.9 in 1923; men ziet, dat de lijn der zuigelingsterfte vrijwel evenwijdig loopt met die der algemeene sterfte. Een graphische voorstelling in het Zak boek" geeft ons van den gang der tabellarisch meegedeelde cijfers een plastisch beeld en een beknopte toelichting tot die grafieken somt oorzaken op, die bijzondere afwijkingen ver klaren. Zien wij b.v. dat het geboortecijfer per maand omstreeks Februari het hoogst is, dan hebben wij te bedenken dat in de maand Mei meer dan in andere huwelijken worden gesloten. Zoo zien wij ook een sterke geboortetoeneming omstreeks het midden van 1919: na het sluiten van den wapenstilstand in November 1918 kwamen vele (uitgestelde) huwelijken tot stand. Een sterftetop" in 1923 voor de maand Juli is door de hittegolf veroorzaakt. Maar ik kan niet teveel in détails treden en moet wel veel belangCADILLAC V. 63 Ieder, die het heeft gebracht tot een CADILLAC V 63, behoeft het op auto mobielgebied niet verder te zoeken. K. LANDEWEER - UTRECHT wekkends overslaan. Daaronder valt zeker ook de statistiek der doodsoorzaken: het cijfer der longtuberculose zien wij sedert 1901/1906 tot op 1923 dalen van 13.77 (per 10.000 der gemiddelde bevol king) op 7.90; daartegenover neemt de kanker toe (11.34 in 1923); heel sterk daalt de gastrocnteritis bij kinderen beneden 2 jaar: 16.43 is het cijfer voor 1901/1905 en slechts 2.63 voor 1923! Van zelfmoord zien wij de frequentie wat geringer worden. Inmiddels neemt ons volk in lengtemaat toe: in 1845 was 10.67% der lotelingen beneden M. 1.55 en 24.61 was boven M. 1.70; voor 1922 was het percentage der kleineren" geslonken tot 2.02 en dat der grooteren" gestegen tot 52.09. Vooruitgang dus in den physieken toestand der bevolking. Maar de Rijksuitgaven voor de volksgezondheid zijn dan ook gestegen van 665 x ?1000.?in 1910 tot 5098 x ?1000.?in 1923 (n.l. het aangevraagd cijfer), d.i. weinig minder dan achtmaal het bedrag, dat veertien jaar geleden besteed werd. En de volkshuisvesting? In 1910 gaf het Rijk aan gemeenten ingevolge de Woning wet voorschotten tot een beloop van weinig meer dan 2 millioen, welk cijfer in 1921 tot 183 1/8 millioen was gestegen. De volksgezondheid is een kostbaar" goed....! S M i s s A E R T FOHGERS-RIJWIELEN De naam op een rijwiel is een waarborg voor KWALITEIT Mod. H.H. in uitr. 4 F. 110. in uitr. l F. 97. FILIALEN EN AGENTSCHAPPEN IN ALLE PLAATSEN GEVESTIGD

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl