De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 augustus pagina 5

16 augustus 1924 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Qranowsky geschreven, zooals iemand den schrij ver heeft wijsgemaakt, maar een jaar of dertig geleden door den nestor van het Joodsche tooneel": aldus de heer Raptschinsky. Ik heb nimmer beweerd, dat Koldoenje" door Oranowsky zou zijn geschreven" en weet heel goed dat de auteur hiervan Ooldfaden heet. Hetgeen ik wel schreef en wat in zijn verband gelezen moet worden is dit: Aan de opvoering van Koldoenje ligt een oertekst ten grondslag. Deze tekst is uitgebreid en er zijn verschillende elementen aan toegevoegd, betrek king hebbende op de hedendaagsche toestanden. Het geheel, (oertekst 4- nieuwe elementen) is door Oranowsky samengesteld". Dit is geheel iets anders. Het spijt mij dat de criticus deze bewering niet in haar verband besprak (Pag. 106, hoofdstuk Proletcult") en hij mij een onjuistheid wilde voorhouden (die geheel bijkomstig was), waardoor hem echter de quintessens van mijn betoog, door al te gering inzicht in tooneelproblemen ontging. 2. Alle groote schrijvers zijn het land ont vlucht." Behalve Brussow, zijn Kusmin, Ssologuh, Wjatscheslaw Iwanow, steeds in Rusland gebleven. Andre Bjelly en Alexej Tolstoj zijn dit jaar terug gekeerd, terwijl steeds meerderen volgen. 3. De Staatsuitgeverij drukt volgens den heer Raptschinsky enkel detectiveromans en de werken van Zinowjeff. Drukt ze soms ook niet de verzame ling Wereldliteratuur", waarin bijv. een vertaling van E. T. A. Hoffmann verschijnt in 16 deelen? (6 zagen reeds het licht). Zag ik niet zelf te Moscoti behalve vertalingen van talrijke andere werken een complete vertaling van Gerhart Hauptmann, waarin zelfs zijn allerlaatste werken, waren opgenomen? De Staatsuitgeverij drukt detectives en Zinowjeff; dat hij nog heel veel meer drukt, schijnt de heer Raptschinsky liever niet te willen weten. 4. Dat buitenlanders in Sowjet Rusland van officieele zijde met voorlichting zouden worden overstelpt, is een idee fixe", dat de heer R. met zeer velen deelt. Ik citeer tegenover deze meening de woorden, die de correspondent van Politiken", Antón Kirkebey, dezer dagen over deze kwestie schreef: Ich hatte mir selbst versprochen vor all zu groszer Freundlichkeit auf der Hut zu sein. Und nun zeigte sich, dasz ich noch nie bei meiner Arbeit so vielen Hindernissen begegnet war und so wenig Unterstützung gefunden hatte. Ueberall traf ich verschlossene Turen. Wenn man hörte dasz ich nicht Kommunist sei, wurde ich als jemand betrachtet, dem die ganze Sache nichts anging." De heer R. deelt in zijn bespreking reeds van te voren mede, dat ik hem op dit punt wel zou tegenspreken. Wel een bewijs dat hij zich van de onjuistheid van zijn betoog bewust was. Nico ROST Dat de heer Nico Rost en ik het nooit eens over den toestand in Rusland kunnen worden is een feit, doch niet omdat N. R. de Russische gramma tica niet kent (ik heb het woord grammatica niet eens gebruikt), maar omdat hij de Russische ziel niet kent, omdat hem de Russische beschaving door volkomen onbekendheid met de Russische taal ten eenemale vreemd is, omdat de Russische geest (ik bedoel niet den geest van de troep gedepraveerde Russen, Joden, Georgiërs, Polen enz. die het ongelukkige land op een weerzinwekkende wijze onderdrukken en uitzuigen, maar den geest van het Russische volk, van den boer, den schepper van Rusland) voor hem een boek achter zeven sloten is. Ik ga over tot de feiten": 1. In het hoofdstuk over Proletcult zegt N. R. nadrukkelijk, dat Koldoenje" het werk van n persoon is, n.l. Granowsky; hetzelfde herhaalt hij nog op een plaats en nergens rept hij met een woord, dat de werkelijke schepper van deze, overigens weinig belangrijke operette, Goldfaden was. Granowsky heeft aan den tekst van Goldfaden slechts een paar scènes bijgevoegd, d.w.z. hij deed precies hetzelfde wat de mannen van Proletcult met de werken van Ostrawsky doen en wat N. R. ten zeerste bij hen veroordeelt. N. R. wist het niet, dat staat ondanks zijn handigheidjes vast. 2. Indien N. R. de Russische literatuur beter kende, dan had hij geweten, dat de door hem genoemde schrijvers of derderangsschrijvers (bijv. Kusmin) of communisten die niets produceeren (bijv. Brussow, een bolsjewistische ambtenaar !) zijn. De grootste Russische schrijvers (Koeprien Leonied Andrejew, Merezjkowsky, Balmont, Boenien enz.) zijn gevlucht. Zelfs de communist Gorky, de persoonlijke vriend van Lenin, moest naar het buitenland de wijk nemen. Zinowjew heeft cinisch verklaard: de onverzoenlijke schrijvers zullen wij dwingen het land te verlaten en de overigen zullen wij koopen. De door N. R. genoemde heeren behooren tot de tweede groep. PROF. VAN EMBDEN CONTRA GENERAAL SNIJDERS Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan ;)HM is /OO'N MENEEK EIGENLIJK \VEL SATISFAKTIONSI-AHIG?" 3. Indien N. R. de toestanden in Rusland kende, dan wist hij, dat de verzameling Wereldlitera tuur" reeds jaren geleden opgegeven is en dat de wrijvingen tusschen Gorky en de regeerende kliek het gevolg van deze politiek van den Gasizdat waren. Dat hebben de sluwe heeren van den asizdat den heer N. R. natuurlijk niet verteld en hij zelf kent geen Russisch en kan dus de lijst van de uitgegeven werken niet nazien. 4. N. R. wist natuurlijk niet, dat de kcllner, die hem bediende, de gidsen, die hem rondleidden, de beminnelijke heeren", die hem van Duitsche vertalingen van Russische citaten voorzagen en alle mogelijke inlichtingen gaven (natuurlijk steeds in een voor de regeerende kliek zeer gunstigcn zin), dat het allemaal spionnen van de gevreesde en gehate Gpoe waren. Indien N. R. de waarheid hierover wil weten, laat hij het boekje van Popaw (in het Duitsch) lezen. Pop? kent het Russisch wel en verstond wat zij., oegeleiders met elkaar bespraken, hetgeen met N. R. niet bet geval was. De laatste uii'"f>ng; van N.R. is zoo goedkoop, dat zij niet de moeiit . .veerlegging waard is. B o R i s RAPTSCHINSKY (Discussie gesloten. RED.) Verschonen g Voor de Poort door TOP NAEFF ZESDE DRUK Ingen. 14-.9O ea. f 5.9O Het is een aanwinst voor onze literatuur. Het komt in onze boekerij op den plank der romans te st:. .jS.die wei '" !of hebben en waarnaar we af en toe begeeng en liefko zend de hand nog eens uitstrekken maar op alle bladzijden ligt schoonheid in dit boek, welke verschijning een vreugde voor ons was. FRANS NETSCHER in de Prov. Overijss. Ct. Uitgave van M HOLKEMA& WARENDORF - AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl