Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Qranowsky geschreven, zooals iemand den schrij
ver heeft wijsgemaakt, maar een jaar of dertig
geleden door den nestor van het Joodsche
tooneel": aldus de heer Raptschinsky. Ik heb nimmer
beweerd, dat Koldoenje" door Oranowsky zou
zijn geschreven" en weet heel goed dat de auteur
hiervan Ooldfaden heet. Hetgeen ik wel schreef
en wat in zijn verband gelezen moet worden is dit:
Aan de opvoering van Koldoenje ligt een oertekst
ten grondslag. Deze tekst is uitgebreid en er zijn
verschillende elementen aan toegevoegd, betrek
king hebbende op de hedendaagsche toestanden.
Het geheel, (oertekst 4- nieuwe elementen) is
door Oranowsky samengesteld". Dit is geheel
iets anders. Het spijt mij dat de criticus deze
bewering niet in haar verband besprak (Pag. 106,
hoofdstuk Proletcult") en hij mij een onjuistheid
wilde voorhouden (die geheel bijkomstig was),
waardoor hem echter de quintessens van mijn
betoog, door al te gering inzicht in
tooneelproblemen ontging.
2. Alle groote schrijvers zijn het land ont
vlucht."
Behalve Brussow, zijn Kusmin, Ssologuh,
Wjatscheslaw Iwanow, steeds in Rusland gebleven.
Andre Bjelly en Alexej Tolstoj zijn dit jaar terug
gekeerd, terwijl steeds meerderen volgen.
3. De Staatsuitgeverij drukt volgens den heer
Raptschinsky enkel detectiveromans en de werken
van Zinowjeff. Drukt ze soms ook niet de verzame
ling Wereldliteratuur", waarin bijv. een vertaling
van E. T. A. Hoffmann verschijnt in 16 deelen?
(6 zagen reeds het licht). Zag ik niet zelf te Moscoti
behalve vertalingen van talrijke andere werken
een complete vertaling van Gerhart Hauptmann,
waarin zelfs zijn allerlaatste werken, waren
opgenomen? De Staatsuitgeverij drukt detectives
en Zinowjeff; dat hij nog heel veel meer drukt,
schijnt de heer Raptschinsky liever niet te willen
weten.
4. Dat buitenlanders in Sowjet Rusland van
officieele zijde met voorlichting zouden worden
overstelpt, is een idee fixe", dat de heer R. met
zeer velen deelt. Ik citeer tegenover deze meening
de woorden, die de correspondent van Politiken",
Antón Kirkebey, dezer dagen over deze kwestie
schreef: Ich hatte mir selbst versprochen vor all
zu groszer Freundlichkeit auf der Hut zu sein.
Und nun zeigte sich, dasz ich noch nie bei meiner
Arbeit so vielen Hindernissen begegnet war und
so wenig Unterstützung gefunden hatte. Ueberall
traf ich verschlossene Turen. Wenn man hörte
dasz ich nicht Kommunist sei, wurde ich als
jemand betrachtet, dem die ganze Sache nichts
anging."
De heer R. deelt in zijn bespreking reeds van te
voren mede, dat ik hem op dit punt wel zou
tegenspreken. Wel een bewijs dat hij zich van de
onjuistheid van zijn betoog bewust was.
Nico ROST
Dat de heer Nico Rost en ik het nooit eens over
den toestand in Rusland kunnen worden is een
feit, doch niet omdat N. R. de Russische gramma
tica niet kent (ik heb het woord grammatica niet
eens gebruikt), maar omdat hij de Russische ziel
niet kent, omdat hem de Russische beschaving
door volkomen onbekendheid met de Russische taal
ten eenemale vreemd is, omdat de Russische geest
(ik bedoel niet den geest van de troep
gedepraveerde Russen, Joden, Georgiërs, Polen enz. die het
ongelukkige land op een weerzinwekkende wijze
onderdrukken en uitzuigen, maar den geest van
het Russische volk, van den boer, den schepper
van Rusland) voor hem een boek achter zeven
sloten is. Ik ga over tot de feiten":
1. In het hoofdstuk over Proletcult zegt N. R.
nadrukkelijk, dat Koldoenje" het werk van n
persoon is, n.l. Granowsky; hetzelfde herhaalt hij
nog op een plaats en nergens rept hij met een
woord, dat de werkelijke schepper van deze,
overigens weinig belangrijke operette,
Goldfaden was. Granowsky heeft aan den tekst van
Goldfaden slechts een paar scènes bijgevoegd,
d.w.z. hij deed precies hetzelfde wat de mannen
van Proletcult met de werken van Ostrawsky
doen en wat N. R. ten zeerste bij hen veroordeelt.
N. R. wist het niet, dat staat ondanks zijn
handigheidjes vast.
2. Indien N. R. de Russische literatuur beter
kende, dan had hij geweten, dat de door hem
genoemde schrijvers of derderangsschrijvers (bijv.
Kusmin) of communisten die niets produceeren
(bijv. Brussow, een bolsjewistische ambtenaar !)
zijn. De grootste Russische schrijvers (Koeprien
Leonied Andrejew, Merezjkowsky, Balmont,
Boenien enz.) zijn gevlucht. Zelfs de communist Gorky,
de persoonlijke vriend van Lenin, moest naar het
buitenland de wijk nemen. Zinowjew heeft cinisch
verklaard: de onverzoenlijke schrijvers zullen wij
dwingen het land te verlaten en de overigen
zullen wij koopen. De door N. R. genoemde
heeren behooren tot de tweede groep.
PROF. VAN EMBDEN CONTRA GENERAAL SNIJDERS
Teekening voor de Amsterdammer" door L. J. Jordaan
;)HM is /OO'N MENEEK EIGENLIJK \VEL SATISFAKTIONSI-AHIG?"
3. Indien N. R. de toestanden in Rusland kende,
dan wist hij, dat de verzameling Wereldlitera
tuur" reeds jaren geleden opgegeven is en dat de
wrijvingen tusschen Gorky en de regeerende kliek
het gevolg van deze politiek van den Gasizdat
waren. Dat hebben de sluwe heeren van den
asizdat den heer N. R. natuurlijk niet verteld
en hij zelf kent geen Russisch en kan dus de lijst
van de uitgegeven werken niet nazien.
4. N. R. wist natuurlijk niet, dat de kcllner,
die hem bediende, de gidsen, die hem rondleidden,
de beminnelijke heeren", die hem van Duitsche
vertalingen van Russische citaten voorzagen en
alle mogelijke inlichtingen gaven (natuurlijk steeds
in een voor de regeerende kliek zeer gunstigcn
zin), dat het allemaal spionnen van de gevreesde
en gehate Gpoe waren. Indien N. R. de waarheid
hierover wil weten, laat hij het boekje van Popaw
(in het Duitsch) lezen. Pop? kent het Russisch
wel en verstond wat zij., oegeleiders met elkaar
bespraken, hetgeen met N. R. niet bet geval was.
De laatste uii'"f>ng; van N.R. is zoo goedkoop,
dat zij niet de moeiit . .veerlegging waard is.
B o R i s RAPTSCHINSKY
(Discussie gesloten. RED.)
Verschonen g
Voor de Poort
door TOP NAEFF
ZESDE DRUK
Ingen. 14-.9O ea. f 5.9O
Het is een aanwinst voor onze literatuur.
Het komt in onze boekerij op den plank der
romans te st:. .jS.die wei '" !of hebben
en waarnaar we af en toe begeeng en liefko
zend de hand nog eens uitstrekken maar
op alle bladzijden ligt schoonheid in dit boek,
welke verschijning een vreugde voor ons
was.
FRANS NETSCHER in de Prov. Overijss. Ct.
Uitgave van
M HOLKEMA& WARENDORF - AMSTERDAM