Historisch Archief 1877-1940
No. 2461
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Nieuwe Fransche Boeken
TWEE ROMANS
VAN LUC DURTAIN
Na een ziekte grijpt de genezen mensch begeerig
naar ieder genot: de lucht en de planten, de liefde
en het licht, het bewustzijn der eigen spierkracht.
Zoo de jonge man, getoond in La Source Rouge 1):
Chassaing, jong advokaat in een badplaats van
Auvergne. Maar in een ziekte die ongeneeslijk
wordt geweten, ook door den lijdende, en in de
vreeslijkste der longziekten het meest, grijpt de
veroordeelde naar een laatst genot van de zinnen
en een uiterste verheffing der ziel: nog eenmaal
wil hij de liefde. Zoo de jonge weduwe Alice.
Chassaing en Alice vinden elkaar aan de Roode
Bron, gaan de innigste van alle verbintenissen
aan, en plotseling sterft Alice, na een omhelzing,
die ze gewild heeft toen ze den dood ophanden
moest weten. De minnaar was van haar ziekte
onkundig .... Dit drama waarvan de
physiologische mogelijkheid ons gewaarborgd
wordt door het feit dat Durtain medicus is
doet ons de wanhoop beleven van hen, die Natuur
zonder reden terugneemt, na hen zonder reden
gemaakt te hebben, en ook de verrukking van die
anderen, aan wie zij na een onverklaarbare bedrei
ging, om ondoorgrondelijke motieven nog een
korte poos respijt geeft. En eens te meer beleven
wij de redelooze macht van de liefde.
Er zijn ook treffende landschapsbeschrijvingen:
men voelt de stijging der bergen in eigen beenen,
plotselinge ruimte beloont ook den lezer, hitte
doortrekt hem, hitte voedt hem, zij, gave der zon.
Eigenaardig bij dezen auteur: door vele zijner
beschrijvingen toont hij te gelooven, dat de wereld
zonder ons niet bestaat, dat zij voortdurend
wordt, onder de werking van onzen geest.
De gelegenheid is aangegrepen om eenige
Russische aristocraten te beschrijven, gevlucht
voor het bolsjevisme. Durtain heeft er zulke
waarschijnlijk ontmoet. Hij vindt trekken in hen,
vangt woorden van hen op, die ons, tezamen
gesteld in zijn boek, de Russische ziel doen begrij
pen of ten minste vermoeden. De na-oorlogsche
wereld wordt, behalve door deze wrakken (al
zijn ze dan met specie geladen), verzinnebeeld
door een paar ploertjes die zich diverse grofheid
veroorloven onder de leuze Ben, si je paie"
(cf. Nou, 'k betaol der toch seiker foor"). Evenwel
moet men bekennen, dat er tusschen het drama,
essentie van het boek, eenerzijds, en de aanduiding,
aan den anderen kant, dier ethnologische en
maatschappelijke phaenomenen geen ander ver
band bestaat dan de hersens van den schrijver,
waarin ze alle min of meer toevallig cohabiteerden.
Is dit echter een bezwaar? Ten eerste heeft de
auteur van die Russen handig gebruik gemaakt
om het karakter van Alice te verduidelijken;
maar bovendien: we hebben hier met een roman
te doen, beeld van het leven. Ook dit mist strenge
eenheid. Ook onze levensdrama's (of -drama'tjes)
spelen zich te midden van toevallige"omstandig
heden af. En dat verhindert ons nooit, de hoofd
zaak op den duur te onderscheiden. Zoo ook zien
wij in dezen roman het dramatisch gegeven als
het wezenlijke, en aanvaarden de rest.
Slechts zelden zal men tusschen de regels van
de hier ter plaatse af en toe voorkomende beschou
wingen over Fransche literatuur een dringende
aanbeveling hebben gelezen om een der besproken
boeken onmiddellijk te koopen en er, met terzijde
stelling van alle andere zaken, in n zitting kennis
van te nemen. Mocht zoo iets al het geval zijn,
wanneer ik mannen als France, Barrès, Duhamel,
Suarès besprak meestal zijn er te veel beden
kingen, te zeer wordt telkens weer mijn door de
lectuur toch wel degelijk opgewekte warmte
getemperd, als ik de onoorspronkeiijkheid, de
betrekkelijke zwakte, de geringe draagwijdte over
weeg van hetgeen, zelfs in het literatuur-rijke
Fransche land, tot de gaande en de komende
boekenproductie behoort. Thans echter richt ik
niet eens een bedekte, neen, een
rechtstreeksche sommatie van dien aard tot den lezer.
Hij moet koopen en lezen, dadelijk lezen, niet
in de eerste plaats het zooeven besproken werk
van Durtain, maar zijn voorlaatste: Donze cent
mille. 2) En wel omdat hij er zich een edele genie
ting, een aanmerkelijke gemoedsverrijking of
-verdieping mee kan verschaffen. Douze cent
mille is nl. om te beginnen een rijk, een vol, een
bloedwarm boek, geestig, hartelijk, geloofwaardig,
echt": het werk van iemand die het goed meent,
aan zichzelf nauwelijks denkt, van zijn
medemenschen broederlijk houdt, als mensch over
menschen spreekt tot de menschen. Neem alleen
maar den inhoud, de fabel. Wie van ons heeft
er niet over gedacht wat hij doen zou als hij rijk
was (of rijker)? Nu, Durtain ook, en hij vertelt
(Teekening voor de Amsterdammer" door
B. van Vlijmen)
DEN HAAG
ALEX PAASSEN,
die deze week 85 jaar werd en in het a.s.
speelseizoen deel zal uitmaken van het gezelschap
van Jan Fabricius.
van een eenvoudig fietsenreparateur, Bongrand,
die uit de loterij de honderdduizend" trekt, d.w.z.
die zich (we zijn in het Frankrijk van vóór den
oorlog) een kapitaal van n millioen twee honderd
duizend franken toegewezen ziet. Wat zal Bongrand
doen? Men moet weten, hij is eenigszins kinderlijk
nog, tamelijk onbekend met de wereld, provinci
aal : voor het overige een jonge, knappe, verstandige
kerel, met een goede inborst. Wel,'werken doet hij
natuurlijk niet meer. In zijn provinciestadje
blijven, ook niet. Hij gaat naar Parijs, hij koopt
mooie" kleeren (soms wel wat rare) in een
grand magasin". En dan verder: goed eten,
chieke" bars, meubels-met-stijl, een auto, en
natuurlijk: de meisjes. Het spreekt alles immers
van zelf. Hij overdrijft niet, hij drinkt zich niet
dronken, hij toont den ingeboren goeden smaak,
die over het algemeen den Franschen man uit het
volk kenmerkt; maar niettemin, hij amuseert zich,
en slechts langzaam aan komt hij er toe, naar een
baantje commissaris van een naamlooze
vennootschap of zoo te gaan omzien. Wel
krijgt hij al dadelijk een onbehagelijk gevoel
van leegte, een besef dat er iets toch niet in den
haak is; maar het dansen, de liefde, de ijdelheid
geven voorloopige vulling van tijd. En nu verzoek
ik u te gelooven, dat bars, dure restaurants, bals
in de half groote wereld nog zoo vervelend
dat wormstekige bankiers, adellijke oplichters
nog zoo onaardig niet zijn, als men ze bezoekt en
ontmoet . . in een roman als deze. Denk maar
aan de wereld van Balzac. Wie zou er hebben
willen leven wie wil er niet over lezen? Zoo is
het ook hier. Durtain heeft eigenschappen die
hem bijna tot den rang van een Balzac verheffen:
zie de Weensche cocotte" Thylda (met opzet
gebruik ik het verouderde, voor-oorlogsche woord),
den mattre-chanteur Jaquemard. En wat
Balzac minder had Durtain heeft geest: lees
zijn beschouwing over de beteekenis van het
woord rond" (---- aangeschoten, p. 21), lees zijn
inhoudsopgaaf van een hotelhoudstersbrein (p.
56: trente mots de catéchisme, les quatre
régies, mie science approfondie du crochet et cinq
a six douzaines de romans-feuilletons . . Ie prix
de ce que vendent boucher et picier . . etc. . .
celareprésentait pour elle les connaissances
originales, personnelles, celles qu'elle s'était crées par
un effort"). Wat zou dat aardig zijn, als wij op die
manier eens een hersen-inventaris opmaakten van
al onze bekenden. Ook de dramatische kracht
van een Balzac heeft Durtain; hij weet te boeien,
en ik verzeker u, dat men de oogen spert bij den
dialoog tusschen de twee gauwdieven (p. 140 e.v.),
dat men niet zonder gejaagdheid het verhaal
van den zelfmoord leest (p. 167 e.v.); en wat is dat
Lunchroom do Bijenkorf", ffagonstraat 45
Restaurant a ia Carte. Bekende Keuken
Koude en Warme Schotels l Geopend tot 12 uur.
goed, op blz. 181, dat woord over den zelfmoor
denaar in zijn laatste oogenblikken: Vers l'un
de ses cótés, l'un quelconque il tait déjd litéi
de la droite et de la gauche Ie soleil semblait
monter au-dessus des feuillages." Er is veel van
die qualiteit.
Al eenige malen noemde ik die twee schelmen:
Merrheim heet de eene, d'Aiguesein de andere.
Een Joodsch bankier, een verarmd edelman.
Bongrand wordt hun prooi: item de helft van zijn
vermogen; hij wordt de prooi van een derden
boef: item de laatste helft. Hij is weer arm. En het
spijt hem niet. Hij gaat weer aan den arbeid, hij
trouwt naar zijn zin; het werken valt eerst wat
zwaar, maar hij is gelukkiger dan ten tijde van
zijn vergulde ledigheid. Als hij nog een sommetje
blijkt te hebben overgehouden, dan geeft hij het
weg.... aan den laatste der drie oplichters die
hem bevrijd hebben van zijn geld, het geld waar
van hij walgt." En met den oorlog eindigt het
boek: Bongrand wordt soldaat, gedreven, naar
de schrijver te verstaan geeft, door een nieuwe
illusie.
Moeten wij, vraagt de lezer, hier een tenden
tieus verhaal in zien, op waarheid gegrond",
zooals de vertelsels over luie, maar tenslotte
door den hemel gestrafte jongens, die vrome
vereenigingen ons ongevraagd in de bus stoppen?
Moeten we begrijpen: het geld maakt gerust
niet gelukkig, je hebt er eigenlijk niets dan ver
driet van, en arbeid adelt? Dat zou me te banaal
zijn. Ik begrijp de bedenking, lezer, maar neen,
er is geen grond voor. Durtain bedoelt er niets mee,
hij moraliseert noch theoretiseert, hij gaat van de
menschen uit en van zijn kijk op de menschen
omdat hij van de menschen zoo innig veel houdt.
Ja, dat is wel de sterkste indruk, dien ik overhield
na lezing: wat moet zoo'n Durtain van ons houden !
Men kan het hem benijden. En niet op een weeke
manier! Hij ziet onze fouten, hij behoudt zijn
critischen blik, maar de menschen trekken hem
aan; niet aan ze denken is hem onmogelijk. En
zoo vertelt hij dan iets van ons, iets dat ons allen
aangaat, dat voor ons allen vol diepen zin is.
Maar niet hij legt er dien zin in. Wil men, bij het
dichtklappen van het boek, opmerken: zie, ik voel
me nu toch wat bevrijd van dat eeuwige verlangen
naar meer geld; ja, werken geeft toch inderdaad
het duurzaamst geluk nu, het zal zeker den
schrijver wél zijn; maar hij laat het aan u over.
Hij heeft alleen een fabel willen vertellen, omdat
hij zoo graag vertelt van wat hij liefheeft. Trouwens
hij zou dadelijk tegenwerpen: wat ik vertelde
geldt alleen van mijn Bongrand; een ander, beter
op goed gebruik van geld voorbereid, had het,
wat mij betreft, best mogen houden, zou er niet
minder, ja beter van geworden zijn. Ik vertel; ik
generaliseer niet."
* En nu begeef ik me niet in detailonderzoek. Ik zt>n
op enkele gezochte of raadselachtige uitdrukkingen
kunnen wijzen; met de stukken zou ik kunnen
aantoonen, dat Durtain een persoonlijken, dikwijls
zeer wel klinkenden toon heeft, een paar eigen
aardige gedeelten kunnen citeeren, waar hij recht
streeks den lezer toespreekt maar ik doe het
niet. Ik bepaal mij tot de vermelding van dit
alles: die zal volstaan om mij van het verwijt eener
ongeschakeerde loftuiting te ontheffen. Ik herhaal
tot besluit slechts de hoofdzaak: leest dit hartelijke,
menschelijke boek. En om practisch te zijn: weet
dat het haast niets kost, even weinig als alle.
Fransche romans: l gld. 50 op zijn hoogst.
J O H A N N E S T l E L R O O Y
1) N.R.F. 1924.
2) N.R.F. 1922.
LUC Durtain, geb. 1881, studeerde letteren en medi
cijnen. Reisde veel. Eerste boek: 1906. Schreef ook
poëzie en critiek. Heeft zich aangesloten bij den vrienden
kring, in de literaire wereld bekend onder den naam
l Abbaye": Duhamel, Arcos, Vildrac, Chennevière.
UTEH1UK S F1LMEI
DioHiag ?:? Huijganspark 22,
SPECIALITEIT:
Verhuizingen onder Garantie
Bergplaatsen voor Inboedel»