De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 16 augustus pagina 9

16 augustus 1924 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2461 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Nieuwe Fransche Boeken TWEE ROMANS VAN LUC DURTAIN Na een ziekte grijpt de genezen mensch begeerig naar ieder genot: de lucht en de planten, de liefde en het licht, het bewustzijn der eigen spierkracht. Zoo de jonge man, getoond in La Source Rouge 1): Chassaing, jong advokaat in een badplaats van Auvergne. Maar in een ziekte die ongeneeslijk wordt geweten, ook door den lijdende, en in de vreeslijkste der longziekten het meest, grijpt de veroordeelde naar een laatst genot van de zinnen en een uiterste verheffing der ziel: nog eenmaal wil hij de liefde. Zoo de jonge weduwe Alice. Chassaing en Alice vinden elkaar aan de Roode Bron, gaan de innigste van alle verbintenissen aan, en plotseling sterft Alice, na een omhelzing, die ze gewild heeft toen ze den dood ophanden moest weten. De minnaar was van haar ziekte onkundig .... Dit drama waarvan de physiologische mogelijkheid ons gewaarborgd wordt door het feit dat Durtain medicus is doet ons de wanhoop beleven van hen, die Natuur zonder reden terugneemt, na hen zonder reden gemaakt te hebben, en ook de verrukking van die anderen, aan wie zij na een onverklaarbare bedrei ging, om ondoorgrondelijke motieven nog een korte poos respijt geeft. En eens te meer beleven wij de redelooze macht van de liefde. Er zijn ook treffende landschapsbeschrijvingen: men voelt de stijging der bergen in eigen beenen, plotselinge ruimte beloont ook den lezer, hitte doortrekt hem, hitte voedt hem, zij, gave der zon. Eigenaardig bij dezen auteur: door vele zijner beschrijvingen toont hij te gelooven, dat de wereld zonder ons niet bestaat, dat zij voortdurend wordt, onder de werking van onzen geest. De gelegenheid is aangegrepen om eenige Russische aristocraten te beschrijven, gevlucht voor het bolsjevisme. Durtain heeft er zulke waarschijnlijk ontmoet. Hij vindt trekken in hen, vangt woorden van hen op, die ons, tezamen gesteld in zijn boek, de Russische ziel doen begrij pen of ten minste vermoeden. De na-oorlogsche wereld wordt, behalve door deze wrakken (al zijn ze dan met specie geladen), verzinnebeeld door een paar ploertjes die zich diverse grofheid veroorloven onder de leuze Ben, si je paie" (cf. Nou, 'k betaol der toch seiker foor"). Evenwel moet men bekennen, dat er tusschen het drama, essentie van het boek, eenerzijds, en de aanduiding, aan den anderen kant, dier ethnologische en maatschappelijke phaenomenen geen ander ver band bestaat dan de hersens van den schrijver, waarin ze alle min of meer toevallig cohabiteerden. Is dit echter een bezwaar? Ten eerste heeft de auteur van die Russen handig gebruik gemaakt om het karakter van Alice te verduidelijken; maar bovendien: we hebben hier met een roman te doen, beeld van het leven. Ook dit mist strenge eenheid. Ook onze levensdrama's (of -drama'tjes) spelen zich te midden van toevallige"omstandig heden af. En dat verhindert ons nooit, de hoofd zaak op den duur te onderscheiden. Zoo ook zien wij in dezen roman het dramatisch gegeven als het wezenlijke, en aanvaarden de rest. Slechts zelden zal men tusschen de regels van de hier ter plaatse af en toe voorkomende beschou wingen over Fransche literatuur een dringende aanbeveling hebben gelezen om een der besproken boeken onmiddellijk te koopen en er, met terzijde stelling van alle andere zaken, in n zitting kennis van te nemen. Mocht zoo iets al het geval zijn, wanneer ik mannen als France, Barrès, Duhamel, Suarès besprak meestal zijn er te veel beden kingen, te zeer wordt telkens weer mijn door de lectuur toch wel degelijk opgewekte warmte getemperd, als ik de onoorspronkeiijkheid, de betrekkelijke zwakte, de geringe draagwijdte over weeg van hetgeen, zelfs in het literatuur-rijke Fransche land, tot de gaande en de komende boekenproductie behoort. Thans echter richt ik niet eens een bedekte, neen, een rechtstreeksche sommatie van dien aard tot den lezer. Hij moet koopen en lezen, dadelijk lezen, niet in de eerste plaats het zooeven besproken werk van Durtain, maar zijn voorlaatste: Donze cent mille. 2) En wel omdat hij er zich een edele genie ting, een aanmerkelijke gemoedsverrijking of -verdieping mee kan verschaffen. Douze cent mille is nl. om te beginnen een rijk, een vol, een bloedwarm boek, geestig, hartelijk, geloofwaardig, echt": het werk van iemand die het goed meent, aan zichzelf nauwelijks denkt, van zijn medemenschen broederlijk houdt, als mensch over menschen spreekt tot de menschen. Neem alleen maar den inhoud, de fabel. Wie van ons heeft er niet over gedacht wat hij doen zou als hij rijk was (of rijker)? Nu, Durtain ook, en hij vertelt (Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen) DEN HAAG ALEX PAASSEN, die deze week 85 jaar werd en in het a.s. speelseizoen deel zal uitmaken van het gezelschap van Jan Fabricius. van een eenvoudig fietsenreparateur, Bongrand, die uit de loterij de honderdduizend" trekt, d.w.z. die zich (we zijn in het Frankrijk van vóór den oorlog) een kapitaal van n millioen twee honderd duizend franken toegewezen ziet. Wat zal Bongrand doen? Men moet weten, hij is eenigszins kinderlijk nog, tamelijk onbekend met de wereld, provinci aal : voor het overige een jonge, knappe, verstandige kerel, met een goede inborst. Wel,'werken doet hij natuurlijk niet meer. In zijn provinciestadje blijven, ook niet. Hij gaat naar Parijs, hij koopt mooie" kleeren (soms wel wat rare) in een grand magasin". En dan verder: goed eten, chieke" bars, meubels-met-stijl, een auto, en natuurlijk: de meisjes. Het spreekt alles immers van zelf. Hij overdrijft niet, hij drinkt zich niet dronken, hij toont den ingeboren goeden smaak, die over het algemeen den Franschen man uit het volk kenmerkt; maar niettemin, hij amuseert zich, en slechts langzaam aan komt hij er toe, naar een baantje commissaris van een naamlooze vennootschap of zoo te gaan omzien. Wel krijgt hij al dadelijk een onbehagelijk gevoel van leegte, een besef dat er iets toch niet in den haak is; maar het dansen, de liefde, de ijdelheid geven voorloopige vulling van tijd. En nu verzoek ik u te gelooven, dat bars, dure restaurants, bals in de half groote wereld nog zoo vervelend dat wormstekige bankiers, adellijke oplichters nog zoo onaardig niet zijn, als men ze bezoekt en ontmoet . . in een roman als deze. Denk maar aan de wereld van Balzac. Wie zou er hebben willen leven wie wil er niet over lezen? Zoo is het ook hier. Durtain heeft eigenschappen die hem bijna tot den rang van een Balzac verheffen: zie de Weensche cocotte" Thylda (met opzet gebruik ik het verouderde, voor-oorlogsche woord), den mattre-chanteur Jaquemard. En wat Balzac minder had Durtain heeft geest: lees zijn beschouwing over de beteekenis van het woord rond" (---- aangeschoten, p. 21), lees zijn inhoudsopgaaf van een hotelhoudstersbrein (p. 56: trente mots de catéchisme, les quatre régies, mie science approfondie du crochet et cinq a six douzaines de romans-feuilletons . . Ie prix de ce que vendent boucher et picier . . etc. . . celareprésentait pour elle les connaissances originales, personnelles, celles qu'elle s'était crées par un effort"). Wat zou dat aardig zijn, als wij op die manier eens een hersen-inventaris opmaakten van al onze bekenden. Ook de dramatische kracht van een Balzac heeft Durtain; hij weet te boeien, en ik verzeker u, dat men de oogen spert bij den dialoog tusschen de twee gauwdieven (p. 140 e.v.), dat men niet zonder gejaagdheid het verhaal van den zelfmoord leest (p. 167 e.v.); en wat is dat Lunchroom do Bijenkorf", ffagonstraat 45 Restaurant a ia Carte. Bekende Keuken Koude en Warme Schotels l Geopend tot 12 uur. goed, op blz. 181, dat woord over den zelfmoor denaar in zijn laatste oogenblikken: Vers l'un de ses cótés, l'un quelconque il tait déjd litéi de la droite et de la gauche Ie soleil semblait monter au-dessus des feuillages." Er is veel van die qualiteit. Al eenige malen noemde ik die twee schelmen: Merrheim heet de eene, d'Aiguesein de andere. Een Joodsch bankier, een verarmd edelman. Bongrand wordt hun prooi: item de helft van zijn vermogen; hij wordt de prooi van een derden boef: item de laatste helft. Hij is weer arm. En het spijt hem niet. Hij gaat weer aan den arbeid, hij trouwt naar zijn zin; het werken valt eerst wat zwaar, maar hij is gelukkiger dan ten tijde van zijn vergulde ledigheid. Als hij nog een sommetje blijkt te hebben overgehouden, dan geeft hij het weg.... aan den laatste der drie oplichters die hem bevrijd hebben van zijn geld, het geld waar van hij walgt." En met den oorlog eindigt het boek: Bongrand wordt soldaat, gedreven, naar de schrijver te verstaan geeft, door een nieuwe illusie. Moeten wij, vraagt de lezer, hier een tenden tieus verhaal in zien, op waarheid gegrond", zooals de vertelsels over luie, maar tenslotte door den hemel gestrafte jongens, die vrome vereenigingen ons ongevraagd in de bus stoppen? Moeten we begrijpen: het geld maakt gerust niet gelukkig, je hebt er eigenlijk niets dan ver driet van, en arbeid adelt? Dat zou me te banaal zijn. Ik begrijp de bedenking, lezer, maar neen, er is geen grond voor. Durtain bedoelt er niets mee, hij moraliseert noch theoretiseert, hij gaat van de menschen uit en van zijn kijk op de menschen omdat hij van de menschen zoo innig veel houdt. Ja, dat is wel de sterkste indruk, dien ik overhield na lezing: wat moet zoo'n Durtain van ons houden ! Men kan het hem benijden. En niet op een weeke manier! Hij ziet onze fouten, hij behoudt zijn critischen blik, maar de menschen trekken hem aan; niet aan ze denken is hem onmogelijk. En zoo vertelt hij dan iets van ons, iets dat ons allen aangaat, dat voor ons allen vol diepen zin is. Maar niet hij legt er dien zin in. Wil men, bij het dichtklappen van het boek, opmerken: zie, ik voel me nu toch wat bevrijd van dat eeuwige verlangen naar meer geld; ja, werken geeft toch inderdaad het duurzaamst geluk nu, het zal zeker den schrijver wél zijn; maar hij laat het aan u over. Hij heeft alleen een fabel willen vertellen, omdat hij zoo graag vertelt van wat hij liefheeft. Trouwens hij zou dadelijk tegenwerpen: wat ik vertelde geldt alleen van mijn Bongrand; een ander, beter op goed gebruik van geld voorbereid, had het, wat mij betreft, best mogen houden, zou er niet minder, ja beter van geworden zijn. Ik vertel; ik generaliseer niet." * En nu begeef ik me niet in detailonderzoek. Ik zt>n op enkele gezochte of raadselachtige uitdrukkingen kunnen wijzen; met de stukken zou ik kunnen aantoonen, dat Durtain een persoonlijken, dikwijls zeer wel klinkenden toon heeft, een paar eigen aardige gedeelten kunnen citeeren, waar hij recht streeks den lezer toespreekt maar ik doe het niet. Ik bepaal mij tot de vermelding van dit alles: die zal volstaan om mij van het verwijt eener ongeschakeerde loftuiting te ontheffen. Ik herhaal tot besluit slechts de hoofdzaak: leest dit hartelijke, menschelijke boek. En om practisch te zijn: weet dat het haast niets kost, even weinig als alle. Fransche romans: l gld. 50 op zijn hoogst. J O H A N N E S T l E L R O O Y 1) N.R.F. 1924. 2) N.R.F. 1922. LUC Durtain, geb. 1881, studeerde letteren en medi cijnen. Reisde veel. Eerste boek: 1906. Schreef ook poëzie en critiek. Heeft zich aangesloten bij den vrienden kring, in de literaire wereld bekend onder den naam l Abbaye": Duhamel, Arcos, Vildrac, Chennevière. UTEH1UK S F1LMEI DioHiag ?:? Huijganspark 22, SPECIALITEIT: Verhuizingen onder Garantie Bergplaatsen voor Inboedel»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl