De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 23 augustus pagina 1

23 augustus 1924 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

!T. 2463 Zaterdag 28 Augnstus A°. 1934 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E RN KAMP Redacteuren: H. BRUGMANS, HERMAN HEYERMANS, TOP NAEFF en G. NOLST TRENIT Secretaris der Redactie**:. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10. bfl vooruitbetaling. Per No. f 0.25 Redactie en Administratie : Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel Dispositiekosten 20 cent TER KOOPVAARDIJ In het Augustus-nummer van Neptunus, het orgaan der Vereeniging van Nederlandsche gezagvoerders en stuurlieden ter koop vaardij, schrijft de redactie, naar aanleiding van de herdenking der mobilisatie, o.a. het volgende: Het heeft ons getroffen en leed gedaan, dat voor zoover wij konden nagaan door geen der redenaars een woord is gewijd ter herinnering aan die mannen, die in de oorlogsjaren het land hebben gediend, niet door tot aan de grenzen, maar over de grenzen te gaan, en die ter voorziening van de behoefte aan voedsel en brand stof zich waagden op het terrein waar de oorlog woedde en waar ook hen, al waren zij neutraal, de dood dreigde in den verraderlijken vorm van duikboot en mijn. Wij denken aan de 1189 Nederlandsche zeelieden van koopvaar dij- en visschersvloot, die niet slechts hun tijd of hunne positie, maar hun leven hebben geofferd om volk en leger in het leven en mobiel te houden. Nu de officieele redenaars van het Nederlandsche volk te kort zijn geschoten om hen te herdenken, willen wij dit doen en bij ver nieuwing os nagedachtenis huldigen van deze mannen, die zich zoozeer onze oude zeevaarders en zeehelden hebben waardig getoond". Ik moet bekennen, de verslagen der bedoelde redevoeringen niet zóó grondig bestudeerd te hebben, dat ik de klacht der redactie zou kunnen bevestigen of weerspreken; wanneer het echter juist is, dat geen der redenaars, al gold de herdenking dan alleen de mobilisatie, een woord heeft gezegd om de herinnering levendig te houden aan de diensten, die onze zeehelden van koopvaardij- en visschersvloot tijdens den oorlog hebben bewezen, dan zou daar weder uit blijken, hoe kort de memorie der meeste menschen is en hoe zelden zij hun gedachten buitengaats sturen. Er viel anders, dank zij mede den onverdroten ijver van het bestuur der bovengenoemde vereeniging, in de laatste jaren wat meer waardeering te bespeuren van het zoo bij uitstek nuttige, maar weinig gerucht makende werk onzer koopvaardij. Bij het verleenen van officieele eerbewijzen op 31 Augustus werd niet meer, zooals vroeger, de koopvaardij genegeerd en alleen de oorlogsmarine bedacht. Nog onlangs viel een onderscheiding ten deel aan kapitein Persson, den leider van de sleepbooten, die, bij stormweer, het stoomschip Mauretania van de Cunard-line, nog een 10.000 ton grooter dan het grootste schip van de Holland-Amerika-lijn, van Southampton naar Cherbourg brachten: een kranig stukje zee mansschap, dat aan beide kanten van het Kanaal bewondering afdwong. Trouwens niet het eerste, waardoor de Nederlandsche sleepbootdienst zich een welverdienden naam verwierf; met het ridderkruis van kapitein Persson werden óók gehuldigd de gezag voerders en bemanning van zoo menige andere Nederlandsche sleepboot, die in het laatste jaar, door het onder moeilijke omstan digheden overbrengen van groote stoomschepen of dokken, beleid en durf hebben getoond. Maar toch al wordt in de officieele waardeering de koopvaardij niet meer als een stiefkind behandeld, in die van het publiek staat zij nog niet zoo hoog als zij behoorde te staan krachtens haar maat schappelijke diensten zoowel als krachtens de hooge eisenen van bekwaamheid en karakter, die aan een goed gezagvoerder of stuur man worden gesteld. Er zijn buiten de kringen van hen, die het bedrijf van zeeman alleen maar mooi vinden, als het zich tooit met de uniform van een luitenant-ter-zee nog altijd veel menschen, die bij het helpen vestigen van de keuze van een beroep voor hun jongens niet aan de koopvaardij denken, omdat zij dit beroep niet heelemaal als maat schappelijk gelijkwaardig beschouwen met dat bv. van arts of ingenieur: een restantje van standsgevoel, waarvoor, zoo al ooit, dan toch in onzen tijd, nu stuurlieden en machinisten van de groote vaart behalve practische, ook veel theoretische kennis moeten hebben en tegelijk wat men noemt beschaafde menschen" behooren te zijn, niet de minste reden bestaat. Juist om de persoonlijke eigenschappen, die de zeevaart kweekt: rustig beleid en kalme onversaagdheid, onderworpenheid aan tucht en geschiktheid tot gezagsuitoefening, gevoel van afhankelijkheid van hoogere machten en onbekommerdheid om beuzelingen om de evenwichtigheid van lichaam en geest en de mannelijke vroomheid, die het leven op zee doet verwerven, is het beroep van den zeeman een nobel beroep; Een beroep, waarvan ouders hun jongens niet mogen weerhou den, als het vat op hen heeft gekregen. Ook niet om de slechte vooruitzichten op promotie? Ja, wat dat betreft, is het bij de koopvaardij op dit oogenblik ook al geen rozengeur en maneschijn. Op enkele jaren van ongekend hooge winsten zijn voor de scheep-vaartondernemingen de heel magere gevolgd. De belemmering van de immigratie in de Vereenigde Staten was een harde slag voor alle transatlantische stoomvaartlijnen; het vervoer naar Indiënam zeer af, ten gevolge van de ook daar heerschende malaise; de bezetting van het Roergebied, met de daarmee- samenhangende maatregelen, trof niet alleen Rotterdam, maar ook Amsterdam, omdat het Roer- en Rijn-gebied de belang rijkste inladingshaven was voor de goederen, die de Stoomvaart Maatschappij Nederland naar Indiëvervoerde; dit alles, en de nog altijd aanhoudende daling der vrachten, noodzaakte de groote scheepvaartondernemingen tot het opleggen van een aantal sche~ pen en tot allerlei bezuinigingen. Niet alleen de bezoldiging van de stuurlieden, ook hun promotie heeft in sterke mate geleden onder de malaise van de drie laatste jaren. Wie in de jaren 1910 tot 1920 als jonge stuurlieden bij de vloot kwamen", zoo leest men in de Mei-aflevering van Neptunus, konden zoo eenigermate berekenen, wanneer zij kapitein zouden zijn ... Thans is dit in veel mindere mate het geval. Het kapiteins schap is voor de jongere stuurlieden een wissel op een verre toe komst". Aanmoedigend klinkt dit niet. Maar zijn de vooruitzichten in andere beroepen zooveel beter? En hebben de groote scheep vaartondernemingen den ergsten tijd niet reeds achter den rug? Uit haar jaarverslagen over 1923blijkt, dat tegen het einde van dat jaar de vrachtenmarkt beter werd; van de opgelegde schepen kon het meerendeel weer in de vaart worden gebracht; voor de cultures in Ned.-Indiëis een betere tijd ingetreden", (Jaarverslag Stoomvaart Mij. Nederland over 1923), zoodat men mag verwach ten, dat de in deze bedrijven noodzakelijke vernieuwingen en uit breidingen niet langer zullen worden geremd en de wederopbloei van het voortbrengingsproces ook aan de scheepvaart ten goede zal komen. Zooals ook de bezetting van het Roer-gebied, al zou zij dan nog duren tot Augustus 1925, toch nog maar een korten tijd een ongunstigen invloed kan uitoefenen op de scheepvaart van Rotter dam en Amsterdam. Ook voor de koopvaardij schijnen de vooruitzichten dus beter te worden. Wat ons ook daarom zou verheugen, omdat het den lust zal ver meerderen de loopbaan te kiezen, die leidt tot het mooie beroep van stuurman en gezagvoerder ter Nederlandsche koopvaardij. KERNRAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl