De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 23 augustus pagina 11

23 augustus 1924 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2462 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 IN EN OM HET SLAKKENHUISJE rn 16 Augustus 1924 Jo, heb je wel eens opgemerkt, dat menschen zonder kinderen altijd precies weten, hoe ze kin deren moeten opvoeden ? Niet alleen, dat ze denken het te weten, maar ze wéten het ook meestal. Ze volgen gewoonlijk 'n bepaald opvoedingssysteem ten opzichte van de kinderen, die hen toever trouwd zijn, en met succes. En ouders staan zoo vaak machteloos. Er moeten factoren zijn, die dat succes belemmeren. Als n der belemmerende fac toren beschouw ik de liefde voor je kind, 't kind als deel van jezelf, je bezit, waar je niet apart, neutraal tegenoverstaat. Dat vertroebelt de ver houding. Aan den nen kant maakt die liefde, dat je 't kjnd minder goed kan zien lijden, aan den anderen kant maakt je eigen kind je gauwer boos en prikkelbaar. Kinderen worden misschien 't meest verwend, maar ook 't meest afgesnauwd door hun eigen ouders. En als tweede factor komt 't gevoel van het kind zelf. Een moeder is zoo iets gewoons voor 'n kind, iets ,dat altijd om en bij 'm is, dat klaar staat, als hij als zuigeling om voedsel vraagt, dat honderden keeren gewillig de blokken opraapt, die hij van z'n kinderstoel laat vallen, 'n moeder is onafscheidelijk verbonden met z'n eten en z'n kleeren, z'n bed en nog meer. Aan 'n moeder zijn ze zóó gewend, dat is zóó eigen, dat 'n woord, 'n bevel'van haar, niet zooveel indruk maakt. Daar kan je je eigen meening tegenover stellen, daar kan je altijd nog mee praten. Kom, vent, eten". Nog even dit of dat doen". Maar 'n vreemde die plotseling komt met zoo'n bevel eten", wordt uit louter beduusd heid gehoorzaamd ! Je weet het uit je eigen kinder jaren, hoe je bij vreemden dingen eet, die je niet lust, die je thuis pertinent weigert. Thuis de grootste scènes erover, bij de vreemden alles rozegeur en maneschijn. Wat 'n lief kind" zeggen de vreemden dan dat ze daar nu moeite mee hebben, dat moet dan wel aan de ouders liggen". Maar die liefheid van het kind is louter bangheid, verlegenheid, valsche schaamte. Soms mag Hein eten bij 'n vriendje en diens moeder vertelt dan opgetogen, dat hij zoo goed gegeten heeft, gesmuld heeft van de savoiekool. En thuis krijg ik er geen kruimel in. Maar later bij mij komt de reactie, richt hij zich weer op na z'n onderdanigheid: niks lekker, die kool, en ze hebben altijd zulke vieze boter en Qerard z'n vader eet zóó, met z'n armen op tafel, maar ik doe nooit meer 'n slabbetje aan, want dat hoeft daar ook niet, Oerard heeft nooit 'n slabbetje an en z'n zusje ook niet". Dan morst Qerard zeker nooit" veronderstel ik. Nou, wél hoor ! Hij kreeg 'n harde tik van z'n vader, omdat er sju op z'n witte trui kwam". Als groote menschen eens tikken kregen, als ze morsten ! Maar evengoed laat m'n jongen gewillig in 't vervolg z'n slabbetje omstrikken. Misschien heeft hij wel de conclusie getrokken, dat ,,'n slab betje aan" beter is dan tikken krijgen". IV Ik wou, dat vrouwen uit den gegoeden stand, met voldoende inkomen voor voldoende hulp, zich eens indachten in 't leven van 'n arbeidersvrouw of, om 't ruimer uit te drukken, in 't leven van 'n getrouwde vrouw-en-moeder, die alles alleen moet doen. Er wordt zoo gauw geklaagd, als er een van het dienstpersoneel ziek is of weg, maar e.r kunnen tenminste dadelijk maatregelen getroffen worden: van den kok eten (zelf koken vinden veel dames 'n ongerijmdheid) de kinderjuffrouw tegen extra vergoeding wat mér laten doen, of 'n nood hulp nemen. Maar nu de vrouwen, die dag in, dag uit, hun héle leven lang, mér moeten doen dan in hun macht ligt. Natuurlijk moet er iets onder lijden: of het huishouden is niet geregeld en netjes genoeg,óf de kinderen worden de dupe. Gewoonlijk het laatste. En de man vindt als regel in de uren, dat hij thuis is, 'n vrouw, die ploetert, die schrobt en wascht. In het gunstigste geval zitten ze samen in de huiskamer, hij de krant lezend en z'n sigaartje rookend, zij naaiend of breiend. Maar om de voor stelling: de man en de vrouw beiden de krant lezend moet ik lachen, zoo ongewoon lijkt me dat! Er wordt zoo gauw ge-ver-oordeeld: Zooals die vrouwen uit het volk hun tijd kunnen verkletsen !" Het is 'n feit, dat ik zelf meermalen geconstateerd heb, maar ik kan het me begrijpen ! M'n hemel, 't is gewoonlijk ook hun nige verzetje, zoo'n buurpraatje, hun eenige contact met lotgenooten, hun eenig verkeer in de wereld. Als Oerard's moeder hem komt halen, als hij bij ons gespeeld heeft, blijft ze aan de deur staan praten en dat juist op 'n uur, dat ik het zoo volhandig heb, en dan hoor je hoe duur bij Simon de Wit de griesmeel is en de zeep en dat ze d'r wasch in de bleekpoeder heeft staan en dat d'r zoontje van vier jaar iedere nacht zich nog nat maakt (ik druk het maar 'n beetje netjes uit). Als ze merkt, dat ik niet langer kan luisteren, gaat ze heen met 'n zucht; je hebt wei eens behoefte aan 'n aanspraakje". Is het niet ALS 'T HERFST WORDT Teekenir.g voor ,,de Amsterdammer" van Ella Riemersma Wie YOGHURT van OUD BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong. Kerkstraat 187. Tel. 49344. Najaarspakje van zwart en witte ruitstof. Jasje van zwart laken. Witte wollen opgeknoopte sjaal. Witte kraag en handschoenen, wit vilten hoedje. zielig? O, er gaan voor mij óók heele dagen om, dat ik niemand spreek dan de kinderen, maar wat 'n heerlijkheid dan je 's avonds in 'n boek te kunnen verdiepen en wat vréselijk iets van je kostbare rusttijd te moeten afnemen om over de prijs van zeep en de wasch-in-bleekwater te moeten praten ! Het is verkeerd, ik weet het, dat ik mezelf in ontevreden stemmingen beklaag, omdat ik het moeilijker heb dan mijn buurvrouwen, die toch geen raad zouden weten, als ze niets te doen hadden die niets moeten opofferen voor hun huishoudelijk werk. Maar ik weet immers, hoe rijk iemand is, die nog om andere dingen geeft dan om het werk van de dagelijksche sleur, hoe groot het genot is van 'n geestelijke lafenis: 'n boek, muziek, 'n geanimeerd gesprek, of 't kijken naar 'n mooie avondlucht! Waarom zijn vrouwen uit het volk minder ge voelig voor natuurschoon dan meer ontwikkelden? Omdat hun gevoel nooit ontwikkeld is natuurlijk, omdat ze nooit op iets moois gewezen zijn. Mis schien, je vindt het misschien naief van me blijft er nog wat hangen voor de latere jaren van m'n gezegden tegen Greta, m'n tegenwoordige hitje", kijk eens, hoe mooi die lucht". Niet dat ik het daarom zeg, dat zou ik niet kunnen, zoo'n opmerking is spontaan, maar achteraf beschouwd doe ik het kind er misschien iets goed mee, Mis schien, als ze later als ploeterende huisvrouw neer slachtig en afgetobd is, dat ze even tot rust en vree zal kornen door 't kijken naar goudgerande avondwolken. Het is toch niet gezegd, dat ze in ' n nauwe straat zal komen te wonen zonder uit zicht, nu er zooveel arbeiderswoningen buiten de stad gebouwd worden. En is het geen weelde 'n weelde, die niets kost, zulke kleine genietingen te hebben onder je harde dagelijksche werk? Een volgend maal meer hierover. JET L u B E R EEN NIEUWE WERKKRING De heilige in haar hoekje". Ik heb het een voudige boekje met genoegen gelezen. Wit een rustige kracht gaat er uit van die vrouw, die zich nooit op den voorgrond zet, meestal thuis-te vinden is, die geen bepaald sociaal werk buitens huis doet en toch niet buiten het leven staat; die alles wat-van buiten tot haar komt, door zich heen laat gaan, het verwerkt, doorvoelt en een plaats in haar leven geeft, en die een rustig vertrouwen, een blijmoedigheid van zich doet uitgaan, die ieder verfrischt, die er anderen toe brengt haar te zoeken en zich bij haar te uiten, om met een nieuwen, frisschen kijk op de dingen haar te verlaten. Aan zulke stille, buitenstaande wer kers heeft onze bewegelijke tijd, dunkt mij, groote behoefte. Telkens, wanneer ik vertoef in groote inrich tingen, op plaatsen, waar menschen in beperkte ruimte, samen leven en werken, voel ik het gemis van n, die zelf niet mee werkt, die het daardoor niet overmatig druk heeft, maar tijd heeft om de dingen van boven af te zien, haar kijk objectief te houden en wat tot haar komt te laten bezinken ; die niet over-nerveus wordt door het altijd in touw-zijn, door het altijd gespannen houden van de zenuwen, door het jagen en werken om klaar te komen en de gecompliceerde machine in gang te houden. Want het leven is druk in zulke inrichtingen en min of meer eentonig. Er zijn zooveel practische materieele dingen, die gedaan moeten worden, willen de raderen in elkaar blijven grijpen, er is zoo weinig tijd tot denken en verwerken van alle indrukken,die als een caleidoscoop tot ons komen en elkaar verdringen. Wat zijn er niet veel misverstanden, wat een gebrek aan begrijpen, wat een geprikkeldheid, die door dat drukke eenzijdige leven ontstaan. De meesten worden electrisch geladen, en een kleinigheid geef t dikwijls aanleiding tot de grootste verstoringen; een molshoop baart een berg. In die inrichtingen zou ik willen plaatsen een vrouw op gevorderden leeftijd, die geen bepaald aandeel in het groote werk nam, maar die als hoofdtaak had, altijd aanwezig te zijn in de woonof conversatiekamer, rustig bezig aan 't een of ander werk, dat altijd, als 't noodig was, tijdelijk kon worden neergelegd. Een heilige behoeft ze allerminst te zijn, alleen een vrouw die geleefd heeft met haar'hart en verstand met haar hart bovenal; die een ernstig, bezonken oordeel heeft, fantaisie genoeg om toestanden te begrijpen, die zij zelf niet doorleefde, vooral niet egocentrisch, zoodat ze haar ik" kan uitschakelen, ook in haar denken. Zij zou den vluchtheuvel worden, waar ieder op zijn beurt eens ontploffen" kon, wetend dat elke uiting daar vertrouwd was en bewaard bleef; waar eens even de zon door de wolken kon komen, waar wat begrijpen en wat warmte ge vonden werden, waar een vroolijke lach kon klinken en een humoristische aan- of opmerking gehoord werd. Hoeveel grieven zouden, uitge sproken, blijken ongegrond te zijn, hoeveel energie zou er bespaard worden, hoeveel blijmoediger zou het werk worden gedaan, en hoeveel minder vermoeidheid zou er voorkomen ! In een drukke omgeving komen de menschen van de daad het meest tot hun recht. Maar er zijn zooveel Maria's, die meer beschouwend aan gelegd zijn, de jongeren, die met haar innerlijk leven geen raad weten en die min of meer honger lijden, omdat dat in stilte en rust door overpein zing moet worden gevoed. En die zijn niet de minste, al komen ze vaak, wat handigheid en bedrijvigheid betreft, achteraan. De taak van de stille buitenstaande werkster zou moeten zijn om de Martha's ende Maria's totelkaar te brengen, om ze elkaar te doen begrijpen, waardeeren boven al, zoodat de een den ander niet verdrukt en ze beiden voelen, dat ze elkaar moeten aanvullen, wil het werk zijn ethischen kant en zijn volle waarde behouden, en er opvoedende kracht van uitgaan. Een van onze bekende schrijfsters heeft eens een jaar in een ziekenhuis een dergelijken werkkring gehad en de gevolgen bleven niet uit. Misschien zijn er vrouwen, die zich geroepen voelen de vrouw in het hoekje" te worden voor korter of langer tijd. Wanneer zij zich beschik baar stellen, zullen waarschijnlijk inrichtingen, die die leemte voelen, in bijzondere tijden over haar willen beschikken. Ik geloof zeker, d^,t de atmosfeer er helderder en frisscher door worden zal en het werk aan waarde zal winnen. Voor haar zelf zal ze werk genoeg hebben, niei uit te meten, of in kaart te brengen, maar onzicht bare draden zal ze spannen en zij zal zeker mee werken aan den bloei van de inrichting, waar zij de gast zal zijn. S. G. F. M E Y B o o M

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl