Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2462
J. HESSING
Dat in Nederland, een land zonder
philosophische traditie of cultuur, het resultaat van
Bolland's optreden even ephemeer zoude zijn, als
dat van Spinoza, is door hem zelf herhaaldelijk
beweerd.
Het was echter alleen met grond te verwachten,
dat de late herleving van de Hegelische uitkomst
der groote Duitsche philosophie hier te'lande met
Bolland's verscheiden weer spoedig te niet zou
gaan, indien deze herleving slechts uiting ware van
persoonlijke opvattingen en persoonlijken invloed.
Want met de beperkte en tijdelijke persoonlijkheid
zal ook de door haar gedragen persoonlijke zaak
vergaan.
Echter is de zaak van Bolland, ondanks al het
persoonlijke er aan en er om heen, de zaak der
philosophie, als de zaak van het alle persoonlijke
beperktheid wel is waar inhoudend, maar tevens te
boven gaande, algemeene begrip geweest.
Voorzooverre uit Bolland de philosophie, zooals deze
door Kant begonnen en door Hegel voltooid is,
opnieuw en vernieuwd gesproken heeft, was de
philosophie als wetenschap der wetenschappen aan
het woord, en evenmin als een of andere vakweten
schap verloren gaat door het sterven van een harer
groote dragers, evenmin kan dit het geval zijn
met de philosophie als centrale wetenschap.
Wel is waar kan de geest tijdelijk sluimeren,
zal op elk hoogtepunt noodwendig eene inzinking
moeten volgen, zooals dan ook na Hegel in
Duitschland het geval is geweest, in welke periode
het begrip begraven ligt in de boeken, maar
telkens zullen er toch weer denkers komen, die
tot de hoogte van het absolute idealisme zich
opwerkend, dien geest doen herleven door op
hunne wijze en met de kennis van hun tijd het
begrip opnieuw te verwerkelijken.
Op hunne wijze;" want al kunnen we de
leuze terug naar Hegel" onderschrijven,
inzpoverre Hegel, ondanks alle beperktheid den
eindigen mensch eigen, toch bijna bij alles wat hij
geschreven heeft het begrip zuiver zich zelf liet
ontwikkelen, maar niet in zooverre deze leus tegen
Bolland gericht is, voor zooverre de zaak der
philosophie levend gehouden zal worden en geen
doode letterknechterij zal zijn, heeft ieder denker
met den inzet zijner geheele eigen persoonlijkheid
de zaak levend te maken.
Zoo wordt het algemeene begrip in eiken
verenkelden mensch tot iets bijzonders, en is ook
Bolland in de begripsontwikkeling op zijne wijze"
werkzaam geweest; hij heeft Hegel niet nagepraat,
doch door diens geest geleid zichzelf door eigen
nadenken tot het algemeene van het begrip ver
heven, waarin hij Bolland bleef en geen copie van
Hegel werd.
Thans sluiten onder de Nederlandsche Hegelia
nen sommigen zich geheel bij het woord van Bol
land aan, terwijl anderen zweren bij dat van Hegel.
Het ware ligt ook hier in het midden; voort
bouwend op eene synthese van den arbeid van
Hegel en dien van Bolland zal de leer van zuivere
rede het volledigst verder ontwikkeld kunnen
worden.
Is er thans een sterke en deskundige persoon
lijkheid in wien deze synthese verwerkelijkt is
en die de gave heeft in woord en geschrift de leer
voort te zetten, d.w.z. verder te ontwikkelen?
Zijn naam staat boven dit artikel.
Wars van persoonsvereering zonder meer en wel
bewust als ik ben van het gevaar, dat het
Hegelianisme loopt, voor de leer eener aan persoons
vereering behoefte hebbende sekte uitgekreten te
worden, een gevaar dat na al het persoonlijke
bij het precedent Bolland groot is, en ondanks
de kans dat anderen, die zich hetzij de ware dragers
van Hegel's leer, hetzij de ware bewaarders van
Bolland's woord achten, zich verongelijkt voelen,
ondanks dit alles is het plicht te getuigen van de
zeer groote beteekenis van den wijsgeer Hessing
en hem aan te wijzen als den man, die de leer van
zuivere rede niet alleen handhaaft, maar ook
verder, zuiver en diep, ontwikkelt.
Ik kies hier bewustelijk het woord getuigen";
niet omdat het niet waar te maken zou zijn, maar
omdat dit in een enkel klein artikel in een algemeen
weekblad, als waarvoor ik thans schrijf, slechts
bij eene bewering" kan blijven. Voor het groote
publiek der wijsgeerig ongeschoolden is deze
bewering uitteraard evenmin waar te maken, als
die dat Hessing's begripsontwikkeling op dezelfde
hoogte staat als die van Aristoteles en Hegel;
zij mogen het gelooven of niet gelooven. Het zij
dus voor de philosophisch geschoolden gezegd,
in de hoop, dat het hen moge prikkelen om van
Hessing's geschreven woord kennis of aan zijne
cursussen deel te nemen : de zuiver redelijke
begripsontwikkeling gaat na Hegel en Bolland
met Hessing nog in stijgende lijn.
Thans enkele bijzonderheden over Hessing's
persoon.
Bij iemand met academischen graad kan men
volstaan met dien te vermelden
om te weten welke wetenschap
pelijke bagage hij met zich voert
of althans geacht wordt met
zich te voeren. Bij een man als
Hessing, die toevalligerwijze
evenals Bolland geen doctors
titel voert, en evenals deze
autodidakt is, moet men afzon
derlijk vermelden, wat zijne
wetenschappelijke kundigheden
zijn.
Hessing werd geboren in 1874;
als jongen met artistieke nei
gingen kwam hij op het archi
tectenbureau van den ouden
Cuypers te Amsterdam;
's avonds studeerde hij
wisen natuurkunde, las veel Duitsch
en Engelsch en ging om laatstge
noemde taal goed te leeren
spreken naar de Engelsche kerk.
Daardoor leerde hij den bijbel
kennen, waarin vooral het Nieu
we Testament hem boeide.
Verkeerend in modern-artistieke
kringen kwam hij in aanraking
met De Bazel en Meng en zoo
met de theosophie. Niet het
z.g. occultisme en de
malligheden der theosophie trokken
hem aan, doch de mystiek er
in. Uit de behoefte de be
weringen der theosophen te
controleeren ontstond de prikkel
sanskriet te leeren, waarin hij
in den beginne eenige leiding
kreeg en het verder zelf bestu
deerde, waarbij hij werken uit
het sanskriet in het Neder
landsen vertaalde. Hij las B
hme, over wien hij lezingen
hield. Op zoek naar een ge
schrift van Ruusbroek kwam
hij in aanraking met een
R.C.priester, een jezuïet, die hem
privaat-les gaf over Thomas
van Aquino en hem op weg
hielp met latijn. Orieksch heeft
hij zonder noemenswaardige
hulp zelf gestudeerd. Door de
lectuur van Thomas kwam hij
tot belangstelling voor zuiver
philoso- phische problemen.
Behalve de Indische philoso
phie las hij Plato, Aristoteles, Spinoza, Berkeley,
Hume en Kant. Verder studeerde hij zelfstandig
biologie (o.a. las hij daarbij ook Spencer, Darwin
enz.) en wiskunde (differentiaal-rekening).
Door deze veelzijdige ontwikkeling is hij even
goed thuis bij Aristoteles en Qankara, bij Spinoza
en Böhme, bij Eddington en Einstein, als bij
Kant en Hegel.
Tot Hegel kwam hij als volgt. Toen hij Bolland's
inaugureeleoratie Verandering en Tijd" las, werd
hij er door getroffen, dat deze op die wijze ernst
maakte met de philosophie. Toevallig kreeg hij
in handen Hegel's Encyklopaedie" in eene uitgave
zonder de Zusatze, en in dien vorm voor beginners
vrijwel onleesbaar; maar hij begreep er toch zoo
veel van, dat hij besefte, dat het ware daarin
stond. Hij bestudeerde daarom Bolland's uitgave
met de Zusatze en later Hegel's
Phaenomenologie". Dat was het! Hierop volgde Hegel's z.g.
Groote Logica", en eerst daarna las hij Bolland's
Zuivere Rede". Het bleek hem, dat Bolland
het kon zeggen. Behalve een keer of vijf is hij niet
in de gelegenheid geweest Bolland te hooren. _
De vermelding van den gang van Hessing's
philosophische ontwikkeling is belangrijk, omdat
deze afwijkt van den bij ons te lande gewonen, daar
de Hegelianen bij ons nagenoeg allen rst Bol
land's colleges hebben gevolgd, en, voor zoover
dit dan het geval mag zijn,?zij daarna Hegel
hebben gelezen. Hessing echter was al Hegeliaan
eer hij Bolland las.
Naar aanleiding van de leuze terug naar Hegel"
schreef Hessing onlangs (?De Idee" II. 1. 102):
Dit heeft voor ons, Nederlanders, dan
tebeteekenen, dat wij, juist terwille van hetgeen wij van
Hegel te leeren hebben, moeten luisteren naar de
wijze, waarop Bolland, die voor de 20e eeuw den
geest van Zuivere Rede deed herleven, dien geest
Nederlandsch deed spreken." Hessing is zich wel
bewust van welke beteekenis Bolland voor hem en
voor het Nederlandsche Hegelianisme is geweest;
dat hij echter eerst Hegel en daarna Bolland
bestudeerd heeft, maakt dat hij in wijze van zeggen
en ontwikkelen van het begrip veel vrijer tegenover
Bolland's woord staat dan vele anderen. Zoo
treffen Hessing's geschriften ons door groote
oorspronkelijkheid en zelfstandigheid.
Na een verblijf in Amerika is hij thans al een
twaalftal jaren plantkundige aan de
LandbouwHoogeschool te Wageningen, in verband waarmede
hij ook over plantkunde publiceerde.
Teekening voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen
J. HESSING
Hotel des Pays Bas
Den Haag Wagenstraat 102
KAMER MET DEGELIJK ONTBIJT VANAF i 3.
Philosophische verhandelingen verschenen van
hem o.a. in Het Tijdschrift voor Wijsbegeer
te", de Handelingen van het Genootschap voor
Zuivere Rede", en de Idee", van welk laatst
genoemd tijdschrift hij een der redacteuren is.
Voorts is hij voorzitter van het
Bolland-Genootschap.
In de laatste twee winters heeft hij te Wage
ningen, Utrecht, Rotterdam en Den Haag cur
sussen gegeven over de zelfbewustwording des
geestes, d.w.z. een zelfstandig doordenken van den
weg, door Hegel in zijne Phaenomenologie des
Geistes" voorgegaan, en die door een voortdurende
zelfkritiek van het denken leidt tot begrip van
begrip. Over deze phaenomenologische colleges
schreef Prof. Wattjes d.d. 24 Mei j.I. in Het
Vaderland", dat Hessing dit deed op zoo een
onovertrefbaar zuiver-methodische wijze, dat zij
in hoofdzaak slechts voor de door Bolland voldoend
doorhegelden genietbaar bleken, die, verwonderd
eerst, elkaar toefluisterden, dat 't niet voor Bol
land onderdeed, allengs echter overluid uit
spraken, dat deze lessen in zeggingskracht Bolland
evenaarden, in strenge stelselmatigheid echter
Bolland overtroffen."
Dit laatste is dan hét punt! Hegel had een veel
grandiozer stijl dan Hessing, Bolland was een
veel grooter artist met het woord, maar in de
geduldige zuiverheid der begripsontwikkeling,
in de nuchtere, meedoogenlooze consequentie,
in de voortdurende zelfcritiek van het denken,
waarin het begrip al zijn vormen, zijn tegen
strijdigheden en verzoeningen daaruit, doorloopt,
daarin ligt de innerlijke waarde en het boeiende
van Hessing's met zooveel schijnbaar gemak
geschreven en gesproken woord.
Zijn geest, vervuld met een schat van kennis op
velerlei gebied, en zuiver geschoold in de dialecti
sche methode, zal ongetwijfeld ons nog veel geven;
zoo zien we om te beginnen met verlangen de
verschijning van zijn boek: DeZelfbewustwording
des Geestes" tegemoet.
S. A. VAN LUNTEREN