De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1924 23 augustus pagina 13

23 augustus 1924 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2462 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 MARJORIE BOWEN, Engeland bij den vrede van Rijswijk (1697) 's-üravenhage, D. A. Daamen, 1924. Dit smakelijk uitgevoerde boek is een vertaling van een studie of artikel van de ook ten onzent bekende romanschrijfster MarjorieBowen. Dat het een vertaling is, blijkt niet op het titelblad, maar uit enkele noten, ook wel uit enkele eigenaar dige termen en uitdrukkingen. Wat bijv. de Royal Society is, weet haast iedereen; maar als men dit vertaalt door Koninklijk Genootschap, geraakt de lezer stellig in verwarring, wat eigenlijk is bedoeld. Zoo is er hier en daar wel meer. Maar het boek laat zich in het algemeen goed lezen; men krijgt zelfs eerst niet den indruk van een vertaling. Wat het boek zelf betreft, laat ons dadelijk constateeren, dat de uitvoering smakelijk en aantrekkelijk is; een groot aantal platen, meest portretten, verduidelijkt den inhoud. Die inhoud heeft niet zoo heel veel te maken met den vrede van Rijswijk, die slechts hier en daar wordt genoemd. De bedoeling was een beeld te geven van Engeland in de laatste jaren van Willem III en dan geeft de vrede van Rijswijk wel eenig houvast. De bedoeling was voortreffelijk, maar de uitvoering is niet in alle opzichten daaraan evenredig. Men zou naar aanleiding van dit boek de vraag kunnen stellen, of schrijvers van histo rische romans wel verstandig en goed doen met zich met de werkelijke geschiedenis bezig te houden. In het geval van Marjorie Bowen zou ik zeggen, dat de historische roman voor haar eigenaardig en onmiskenbaar talent een meer geschikt terrein is dan de geschiedenis zelf. Immers wat geeft zij? Eigenlijk te veel en te weinig. Te veel, zij begint met een uitvoerige uiteenzetting, dat er in de geschiedenis nog zooveel traditie is, die geen grond vindt in de werkelijke historie; zij geeft daarvan dan voor beelden, die niet alle even treffend zijn. Zij komt dan te spreken over Willem III, die blijk baar in Engeland nog niet op zijn juiste waarde -wordt geschat en wien men nog altijd niet recht kan vergeven, dat hij, de vreemdeling, het oude inheemsche koningshuis heeft verdreven. Wij kunnen dat niet beoordeelen; oppervlakkig gezien, zouden wij zeggen, dat Macaulay den koning stadhouder waarlijk toch wel genoeg eer heeft bewezen en dat door diens invloed de figuur van Willem III in Engeland eerder te hoog dan te laag wordt aangeslagen. Maar dat daargelaten, wat Macaulay misschien nog te kort schoot, wordt ruimschoots weer vergoed door de warme, haast hartstochtelijke vereering van Marjorie Bowen voor den man van de glorieuse revolutie van 1688. Dat alles is intusschen wel wat veel in een boek, dat vooral den toestand van Engeland omstreeks 1700 wil beschrijven. Daarvan wordt wel allerlei gegeven en veel komt ter sprake, maar hier constateert men toch gemakkelijk het te weinig waarvan wij boven spraken. Men kan dat het beste waarnemen, wanneer men zijn Macaulay ter hand neemt en de beroemde beschrijving van Engeland in 1685 nog eens herleest. Het is ?wel moeilijk voor Marjorie Bowen, dat zij juist de periode behandelt, die Macaulay met alle kleuren en tinten van zijn onnavolgbaar palet heef t uitgebeeld. Maar de vergelijking ligt zoo voor de hand, dat er geen ontkomen aan is. En dan is het duidelijk, dat en hoezeer Marjorie Bowen hier ach terblijft bij haar grooten voorganger. Marjorie Bowen spreekt ergens van Macaulay's partijdigheid. Die is stellig niet te loochenen, al is het misschien beter te zeggen, dat Macaulay was de geschiedschrijver van een partij dan een partijdig geschiedschrijver. Intusschen is ook Marjorie Bowen niet vrij van dit euvel. Wij wezen op haar ingenomenheid met, om niet te zeggen tiaar aanbidding van Willem III. Omgekeerd kan zij weinig goeds zeggen van zijn grooten te genstander Lodewijk XIV. Wat dunkt u van dit portret? Lodewijk XIV, een absoluut en despotisch monarch, in wiens handen de geheele controle over de financiën van een groot land berustte en die een regeeringsmethode in toepas sing bracht zoo roekeloos, dat een staatsban kroet voor de deur stond, had overvloed van tijd en geld te besteden, niet alleen voor paleizen in rococo-stijl (sic) en voor lichte vrouwen, maar ook voor het omkoopen van de Engelsche regeering en het werven van moordenaars om Willem van Oranje uit den weg te ruimen." Wat hier te veel en te weinig is, is duidelijk genoeg. 'T HULPBRUGGETJE (Blijspel in drie bedrijven door Francis de Croiset; opgevoerd door de Comoedia-Combinatie) Teekeningen voor de Amsterdammer" door B. van Vlijmen. t D. J. Lobo en C. v. Kerkhoven in het eerste bedrijf D. J. Lobo (Bienaimé) ^r TX Greta Lobo?Braakensiek Anna Sluyters (Rosalie) M. van^Kerckhoven?Kling (Helene) Ph. Ia Chapelle (Baptistin) M. van Kerckhoven?Kling C. van Kerckhoven (de baron) Oreta Lobo?Braakensiek (Jacqueline) Bijzonder geslaagd schijnt ons dit boek dus niet. Misschien mogen wij wel den wensch uiten, dat wij een nieuwen historischen roman over de laatste jaren van Willem III van de bekwame hand van Marjorie Bowen mogen tegemoet zien. H. BRUG MANS VERTAALDE BOEKEN GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JABER BERLIN8S, Haarlem PAMELA WIJNNE. Ank is 'n malle. Vert. uit het Eng. door Chr. Moresco?Brants. Amsterdam z.j. Van Holkema en Warendorf. Ik dacht bij de lezing eerst, dat dit een van die wei-aardige romannetjes zou zijn (de titel deed het mij ook vermoeden), die men leest voor tijdverdrijf en daarna vergeet, zooals men een film vergeet, die toch wel voor een uurtje onze aandacht bezig hield. Maar dit boek is meer. Door den lossen verteltrant lijkt het wel, of het maar een verhaal van avonturen is, dat conventioneel met een huwelijk eindigt, maar Ank", de vrouw, die het hier betreft, is geteekend met zooveel inzicht, begrip en liefde, dat het boek ver boven den avonturen-roman uitgaat. Wat is het bijzondere van dit kleine schepseltje, dat zich-zelf en anderen eiken dag in moeilijkheden brengt? Alleen maar haar onbedorven kinderlijkheid. Dit doet haar vertrou wen stellen in alles en iedereen, en daardoor komt ze in gevaren, zoo groot, dat majoor Seymour al zijn koelbloedigheid en zijn moed noodig heeft, om er haar uit te redden. Er is veel conventioneels in de entourage van het verhaal, maar het is zeer charmant en zeer boeiend. En dat komt alleen door het tengere vrouwtje, dat al deze avonturen beleeft; want daar gaat zooveel bekoring van uit, dat alles wat met haar gebeurt ons interesseert; of ze d'r haar laat afknippen of dat ze door de inboorlingen wordt ontvoerd.... HERMAN MIDDENDORP TABA SIGAREN ZIJN TOCH DE BESTE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl