Historisch Archief 1877-1940
14
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2462
DE SPORTGEDACHTE IN DE
KUNST
l
l"
Aan het eind van mijn artikel over de
KunstOlympiade dat evengoed bij Kunst als onder
Sport behoort, plaatste ik als opwekking, dat
onze Nederlandsche kunstenaars zich namelijk
met het oog op de Olympische Spelen in 1928 te
Amsterdam zullen hebben te laten inspireeren
door de Olympische sport-gedachte. Ik heb tot
een afzonderlijk opstel bestemd de beantwoording
der voor de hand liggende vraag:
Wat heeft de kunstenaar daaronder te ver
staan?"
En waar het inleidende betoog ten doel had, onze
historische herinnering op te frisschen en klassieke
voorbeelden naar voren te brengen uit eentijd, dat
Kunst en Sport als onverbrekelijk aaneen-gesmeed
schenen, daar laat zich de vraag zakelijk samen
vatten:
Op welke wijze kan sport den hedendaagschen
kunstenaar tot inspiratie dienen?"
Op den voorgrond stellende, dat geen
kunstbeoefenaar zich vermoedelijk op anderer gezag
zal laten inspireeren, brengt aan den anderen kant
de praktijk van elk kunstvak mee, dat er herhaal
delijk onderwerpen zijn, toevallig of opzettelijk,
van buitenaf en niet van binnenuit den scheppen
den kunstenaar aan de hand gedaan, welke een
zuiver inspireerenden invloed op zijn arbeid uit
oefenen. Om nu niet te spreken van meesterwerken,
welke zelfs ontstonden zónder den heiligenden
stimulans, welken men met het vage begrip inspi
ratie" tracht aan te duiden.
Hoe dan ook, het gaat om het motief. En dat
Sport een even aanvaardbaar motief voor een kunst
werk kan vormen als welk ander ook, wil ik hier
aantoonen. Waarbij echter, tot klaar begrip van
het onderwerp zelf, de synthese moet worden ge
steld van wat men onder Sport te verstaan heef t.
Naar een preciese, samenvattende, tenminste
bevredigende definitie van het woord is al door
velen gezocht, in ons land als in het buitenland.
Ik voor mij beschouw de karakteristiek van den
Franschen schrijver Marcel Prévost als de hand
zaamste, al is ze in het gebrifik" stellig te lang:
Un ensemble d'efforts musculaires mus par un
grand effort de volonté, et accomplis par des hom
mes, ou certains animaux, au cours d'une lutte
soumise a des régies acceptées, en vue d'accroitre
la force, l'adresse, ainsi que la beautéhumaine ou
animale, tout en délassant Pesprit."
Ziehier een formule, waaraan zoowel de
sportbeoefenaar zelf als de kunstenaar voldoende hou
vast vinden, spier-inspanning, wils-kracht, gere
glementeerde kamp, verhooging van kracht, be
hendigheid en schoonheid, waarbij de geest tot
ontspanning komt.
En ziedaar tegelijk evenveel motieven voor den
kunstenaar, om het gegeven in diepte en in breedte
als studie-materiaal te kiezen.
Schilder en beeldhouwer, toondichter en schrij
ver, als vijfde dimensie ook de bouwmeester,
kunnen hierin de kern vinden voor hun inspiratie.
In lijn en kleur, in plastiek, in klank, in woord, in
samenvattenden vorm. Voor den een natuurlijker
en makkelijker dan voor den ander. Simpel als
model, als technisch detail in een compositie. Of
als wezenlijk motief, dat het geheele kunstwerk
beheerscht.
In dit geval het criterium te vinden voor den
scheppenden arbeid, bestemd voor een Olympiade
op Kunstgebied wordt verlangd dat het kunst
werk zal geïnspireerd zijn door of op een
sportgedaghte. Niet incidenteel, zooals de lenige lijn
op een schilderij, de spïerbundel op een beeld, de
overwinnings-fanfare in een muziekstuk, het
vlot geschreven sport-artikel in een krant, de
pittige gevel voor een gymnastiekzaal, maar
met sport als kern voor het olympische proefstuk
van elk dezer kunst-groepen. De quintessence van
kracht en behendigheid, van karakter en schoon
heid, ingezet als middel voor een strijd, waar het
betreft een overwinning of nederlaag. Realistisch of
symboliek, mits een sport-gedachte als grondslag
overheerscht.
Levendig, gemouvementeerd, scherp en raak
zal het sportmotief behandeld moeten worden. Het
gaat er immers om, in kunstigen vorm vast te
leggen- zijn kleur en lijn, zijn klank en vorm, zijn
beweging en gedachte. Op voorwaarde dat de
athletische idee er de schoonheids-waarde aan
verleent. Duidelijk, sprekend, dynamisch, 't
zullen de eigenschappen moeten zijn voor deze
compositie en stijl. Vooral zal het accent van den
kamp er niet aan mogen ontbreken, het eeuwige
motief van menschelijken strijd; doch ditmaal als
sport-strijd, de verrukking en verheerlijking der
overwinning, de verslagenheid en -schande der
nederlaag.
Want zoo Iaat zich het aphorisme ook typeeren:
Sport is strijd en spel samen." Het is een spel,
dat zijn doel in de eigen beoefening heeft. Een strijd
is het, waarbij aan tal van voorwaarden moet
worden voldaan, wilskracht, geduld, regelmaat
en methode. Een sport-spel van kracht en behendig
heid, met snelle en onfeilbare beslissing van den
geest, met frisch optimisme en juichend lyrisme,
met de overwinning zonder winstbejag voor oogen !
Men zou kunnen opmerken, dat het deze kneed
bare kwaliteiten zijn, die, overgebracht in het
domein der kunsten, de bouwstof moeten leveren
voor een hedendaagsch sport-kunstwerk, picturaal,
sculpturaal, muzikaal, architectonisch, litterair.
Want nadat de sport-beoefening van
nieuwsgierigheids-factor tot mode is geworden, van hygiënisch
hulpmiddel tot paedagogische voorwaarde is ver
heven, kan niet langer ontkend worden, dat sport
tot een belangrijk onderdeel van het dagelijksch
leven voor de massa is gegroeid. Ook deze sociale
omstandigheid zullen hedendaagsche kunstenaars
niet vermogen te ontkennen. Waarom zouden zij
hun aandacht, hun belangstelling, htm liefde niet
wijden aan zulk een maatschappelijk verschijnsel?
Reeds stelde in de Revue de Paris" de schrijver
Georges Rozet aldus de vraag voor zijn
landgenooten: II s'agit de rechercher si, de eet te mode
athlétique, de ce gout pour l'effort musculaire qui
vont grandissant en France, il a déjapasséquelque
chose dans la littérature proprement, dite, et s'il ne
faut pas espérer, ou craindre, un temps, oüthéatre,
roman, poésie même se transformeront du fait de
notre Renaissance physique."
Deze aanteekening betreft slechts de letterkunde
van Frankrijk en van de overige wereld doch
ze laat zich evengoed toepassen op de vier andere
kunst-groepen, reeds genoemd.
Voor wat ons land en onze Nederlandsche kunste
naars aangaat, laat de opmerking zich op het
oogenblik ontkennend beantwoorden. De Kunst staat
hier nog vreemd tegenover de Sport. Onze beeld
houwers verwaarloozen het, als opzettelijk, de
duizendvoudige sport-actie tot iets blijvends te
boetseeren of beitelen; onze schilders schijnen nog
geen oog te hebben voor het kleurrijke van een
sportfeest in alle jaargetijden. Onze bouwmeesters
anticipeeren niet op de aanstaande opdrachten
voor moderne stadia en sport-plaatsen. De
toondichters leggen nog niet het oor te luisteren aan den
sport-jubel. En evenmin schijnen onze schrijvers
hun vruchtdragende gedachten gezocht te hebben
in sport-kringen.
In dit opzicht zijn wij bij het buitenland ten
achter, hoewel de sport-beoefening in ons land de
groote internationale beweging van den aanvang
heeft mee-gemaakt. Daarom lijkt niet anders
noodig dan de toevallige aanleiding, welke ook
ons zal schenken dat waarop het wachten is,
namelijk de beeldgroepen, de schilderstukken, de
composities, de bouwwerken, de romans, ontstaan
door een sport-gedachte, geïnspireerd op het
moderne olympische ideaal, om tot mijn uit
gangspunt terug te keeren.
Want na de VlIIste Fransche Olympiade staat
over enkele jaren de IXde Nederlandsche Olympia
de te wachten. En waar deze grootsche
wereldbetooging van Sport wederom gepaard zal gaan
met een internationalen kamp op het gebied van
Kunst, daar mag het niet zijn, dat onze
vaderlandsche kunstenaars, onwetend dat overal rondom
hen het inspireerend materiaal voor het grijpen
ligt, zich afzijdig houden als deelnemers aan een
Kunst-Olympiade in hun eigen land.
Dat de sport-gedachte tot een kunst-gedachte
kan worden, is de bedoeling van mijn poging om
Sport en Kunst tot elkaar te brengen en te doen
samengaan, opdat als een der motieven van tot
kunst scheppende schoonheid ook onze hedendaag
sche sport verheven moge worden.
JAN F E i T H
SCHILDERKUNST-KRONIEK
EEN NOODZAKELIJKE WIJZIGING EN VERBETERING
Het ligt in den aard der dingen, dat een domin
of andere geestelijke een korter leven heeft dan een
kerkgebouw. Het is daarenboven niet volstrekt
zeker, dat deze geestelijken eenig besef hebben van
aesthetische waarden. Toch zijn ze, indirect mees
tentijds, machtig juist tegenover zulke dingen;
met andere woorden: gewoonlijk is de schoonheid
van hun kerkgebouw, waar ze maar als passanten
vertoeven, niet in veilige, dikwijls zelfs in agres
sieve handen. Daartegen moeten meer dan tot nu
toe maatregelen worden getroffen. Het geeft geen
pas, dat een dominéof ander geestelijke ten slotte
rechter is in een zaak, waarvan hij te dikwijls, ik
wil niet zóó onvriendelijk zijn om te schrijven
meestal, geen verstand heeft. Dit veel voorkomend
euvel komt zonder onderscheid van dogma voor;
zoowel bij Protestant als Katholiek; gebeurte
nissen van nog kort geleden bewezen dat, en deze
dingen worden nog dagelijks bewezen. Het is
daarom met den dag noodzakelijker, dat scherper
toezicht wordt gehouden op wat aangenomen
E. J. VAN SCHAICK
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25"" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
TELEFOON 125
wordt voor gebouwen en wat geweigerd; dat b.v.
een raam van Huib Luns, den te gemakkelijken
werker, door een geestelijke niet als een ideaal
wordt aanvaard; dat een dominégeen zeggenschap
heeft over een kunstenaar als Toorop, en dat geen
pastoor bezwaren maakt tegen goede ramen van
Joep Nicolas. Ik weet wel, dat er in bepaalde geval
len een controle wordt uitgeoefend, toevallig,
door werkelijke bevoegden, maar dit is nog niet
voldoende het geval. Er zouden hetzij door de
kerken zelf, zóó dat kan, maar anders van Staats
wege lichamen moeten geschapen worden voor
zulke controle. En deze lichamen moeten uit
kunstenaars bestaan, dus uit menschen, die gevoe
lig voor de werkelijke schoonheden van
gehouwenversiering (kunstnijveren, glas- en wandschilders,
architekten), de nieuwe of herstelde schoonheid
in zuiver verband kunnen erkennen. Datumjagers
als Hofstede de Groot en dergelijken. zijn dadelijk
te bannen; het levende toch wordt alleen door het
levende verstaan, en lieden als de Groot zien de
kunstwerken (het blijkt onophoudelijk uit hun ge
schriften) als dingen, waaraan zij hun lust de voor
hun dood zijnde zaken op te graven, kunnen bot
vieren.
Tegengeworpen zou kunnen worden, dat er
toch ook geestelijken zijn, die bewijzen van gevoel
voor de schoonheid hebben gegeven (b.v. die te
Asselt, die zelf de wandschilderingen van Nicolas
liet maken, en betaalde !). Deze uitzondering is
echter zoozeer een uitzondering, dan dat daar ook
maar eenigszins op zou kunnen worden vertrouwd.
Ik herhaal: baat zal alleen gevonden worden,
wanneer de controleerende lichamen uit kunste
naars bestaan, niet uit historici, archaiologen of
dergelijken. En er is haast bij het vormen van zulke
lichamen; eiken dag wordt er iets verminkt, ver
minderd of geschonden.
PLASSCHAERT
J. S. MEUWSEN, Hof). A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND
NIEUWE UITGAVEN
Bij Martinus Nijhoff verschenen de eerste twee
afleveringen van een Handboek tot de geschiedenis
der Nederlandsche bouwkunst, door FRANS VER
MEULEN, commies aan het Rijksbureau voor de
Monumentenzorg te 's Gravenhage.
In dit nieuwe deel der serie Handboeken zal de
schrijver een overzicht geven van de ontwikke
lingsgeschiedenis onzer Nederlandsche bouwkunst
en tevens een karakteristiek van den nationalen
bouwtrant.
Hij bedoelt hiermede, zooals hij in het Voor
bericht zegt, saam te vatten datgene wat wij
thans weten van onze bouwkunst en van hare
monumenten; een duidelijke omlijning van het
bekende, opdat het onbekende zich te scherper
moge afteekenen."
Het werk zal bestaan uit ongeveer 40 vellen
druks van 16 bladzijden tekst met een aantal
figuren in den tekst; het verschijnt in afleveringen
van 4 tot 8 vel druks van 16 bladzijden. De prijs
per vel druks is 25 cent.
Hoewel dit Handboek voornamelijk als leesboek
is bedoeld en dus tusschen den tekst slechts af
beeldingen een plaats vonden, welke noodzakelijk
bleken om een type of een gebruikten term te
verklaren, hebben schrijver en uitgever toch
gemeend een verzameling van platen er aan te
moeten verbinden, omdat daardoor de beschrijving
der verschillende bouwwerken wordt toegelicht.
Het getal dier platen zal ongeveer 400 zijn;
daarbij is er een groot aantal van gebouwen, welke
nog nooit of nog niet op deze wijze zijn afgebeeld.
Zij worden in hetzelfde formaat als het Handboek
in een afzonderlijk deel verzameld en van 3 vel
of 48 platen in afleveringen uitgegeven.
Bij iedere aflevering van het boek verschijnt
zooveel mogelijk ook een aflevering der platen.
VANNELLESVARINAS
GOUDZEGEL
5O ets. perPakje.