Historisch Archief 1877-1940
No. 2462
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ffRAVENSWAAY
D DIT FRIESCHE ?
DDlYHEERENBAAI
l 20cTS.rtHMALFCN5FAKJE
Clichés
Van Leer
AMSTERDAM
geheel Compleet
'/IS P.K.. 4 pi. 15/20 P.K. 6 pi. 20/30 P.K., 6 pi.
f 3500.?f 5200.?f
6200.
J. LEONARD LANG, AMSTERDAM
KOLIBRIVLINDER
Wij hebben in onze border altijd eenige gewone
Toode dag-koekoeksbloemen. Ze komen er van
zelf in groote menigte. Wij kiezen de mooiste er uit,
' die met iorsche roodbruine stengels en prachtig
gaaf zacht harig blad en die maken, zelfs lang
voor ze bloeien, een zeer goed figuur tusschen al
het dure koopgoed. 't Is alleen jammer, dat ik
niet bijtijds de mannelijke van de vrouwelijke
kan onderscheiden. De mannelijke namelijk
bloeien het langst en het overvloedigst en zien
altijd frisch, doordat de uitgebloeide bloemen
dadelijk afvallen.
Ik heb er al heel wat plezier van gehad
en dit jaar al bijzonder veel, want er zijn
weer vlinders en vele vlinders houden van
de koekoeksbloemen, niet alleen de gewone
witjes, maar kapellen van allerlei soort en
? niet het minst de diklijvige vlinders, die in
het algemeen doorgaan onder den naam van
nachtvlinders. Daaronder zijn er echter een
groot aantal, die ook even goed bij dag
vliegen, zelfs in den schelsten zonneschijn.
Twee daarvan zijn onder alle vlinders de
beste vrienden van de bloemen: het
pistooltie of gammavlinder en de kolibrivlinder
die ook meekrapvlinder heet. Het pistooltje
wordt het meest gezien, een grijs vlindertje,
dat met trillende vleugeltjes op de bloem
neerkomt en ze zelfs nog in beweging houdt
gedurende de oogenblikken, dat hij zich op
de bloem neerzet om honig te zuigen. Ze
bewegen zich dan wat minder snel en minder
wijd, zoodat ge gelegenheid hebt, om het
kromme zilvergrijze vlekje op de voorvleu
gels te zien, waaraan het diertje zijn namen
heeft te danken.
De andere, de kolibrivlinder is heel wat
indrukwekkender en een en al snelheid. Hij
komt niet aanvliegen maar is opeens aan
wezig, zweeft dan een oogenblik voor de
bloem zonder haar aan te raken, dipt een
lange zuigtong in den honig en staat het
volgend oogenblik weer voor een andere
bloem, rukt zich als het ware daarvan los om
haast op hetzelfde oogenblik tien meter
verderbij eenanderebloemengroephetzelfdespel
te herhalen. Nog een paar seconden en het dier is
uit den tuin verdwenen. De vlinder is nog al groot
en kleurig en daardoor maakt zijn snelheid zoo'n
sterken indruk, ofschoon die misschien nog wel
overtroffen wordt door die van de liefdevlucht
van sommige zweefvliegen. En denk nu eens,
indien het dier zich reeds zoo snel beweegt, hoe
snel gaan dan wel de spitsen van de trillende
vleugeltjes, 't Is dan ook wel buitengewoon knap
van mijn vriend Tymstra, dat hij zoo'n goede
foto heeft kunnen maken van onzen kolibri
vlinder, terwijl die honig puurt uit de bloemen
van een stekeligen distelkop. Deze vlinder is name
lijk niet erg kieschkeurig en bezoekt bloemen
van allerlei soort, liefst natuurlijk die met diep
liggende honig, want daar is altijd de meeste
kans op goeden voorraad.
Maar om nu nog eens op mijn koekoeksbloetnen
terug te komen, die werden in de eerste dagen
van Juli bezocht door een kolibrivlinder. De lange
nagels van de kroonbladeren, bijeengehouden
door de cilindervormige kelkbuis, vormen een
honigbuis van voldoende diepte en zoo nauw,
dat de fijne vlindertong er juist in kan. Die
kolibrivlinder kwam tweemaal op een dag:
's morgens om elf uur en 's middags om drie uur
vijf dagen achtereen en toen niet meer. De rest
van den dag was hij elders bezig. Het dier bleek
dus vaste gewoonten te bezitten en maakte
hoogstwaarschijnlijk zijn vaste tournee door de
tuinen van de buurt. Hij hield zich bij mij alleen
aan die koekoeksbloemen en versmaadde de vroege
Phloxen en mijn Zwitsersche Prachtanjer, waar ik
zoo grootsch op ben en die er toch ook zoo
verlokkelijk uitzien. Dat is nu het prettige van een tuin,
je kunt den heelen dag en nacht op de daden van
je planten en dieren letten en die krijgen daardoor
veel meer beteekenis. Het blijkt dan, dat niet
alleen die kolibrivlinder, maar nog tal van andere
insecten een bepaalde dag-indeeling hebben,
allemaal vaste klanten. Daarnaast vertoonen zich
ook zwervelingen en avonturiers, maar die zijn
er toch minder dan ge zoudt denken.
Daar verschrijf ik me weer, want hoogstwaar
schijnlijk was mijn kolibrivlinder met al zijn
routine toch ook een zwerveling, wat uit het
volgende blijken zal. Natuurlijk was ik er erg op
KOLIBRIVL.INDER HONINGZUIGEND UIT DIST^LBUOEMEN
(loto G. Tymstra.)
gesteld, o'm het heele levensbedrijf vann die vlinder
in mijn tuin te zien te krijgen, maar dat geluk
is mij niet beschoren geworden. Hoe vlijtig ik
ook op het kleefkruid en de walstroo in mijn
onkruidhoekje zocht, van eieren of rupsen was
niets te bespeuren. Die heb ik anders vroeger al
dikwijls genoeg gezien zoowel op het gewone
witte walstroo op den onvolprezen Zuiderzeedijk
bij Amsterdam, als op het gele walstroo van onze
duinen. De rups wordt een pink lang en is grijsgroen,
vaak bruinachtig, met zwarte
ademhalingsopeningen en daarboven en er onder met een witte of
gelige lengtestreep. De grondkleur is aardig af
gewisseld met talrijke dwarsrijen van lichte stippels.
Aan het eind van het lichaam steekt een kleine
doorn" omhoog, niet zoo indrukwekkend als
bij de grootere pijlstaarten, zooals
ligusterpijlstaart of windepijIstaart. Misschien zijn er nu nog
wel van die rupsen te vinden, ofschoon de meesten
zich al wel verpopt zullen hebben, in den grond
aan of dicht onder de oppervlakte. Uit die pop
pen komen in September en October nog nieuwe
vlinders. Soms zijn die zeer talrijk. In een
Amsterdarnsch tuintje heb ik in September wel eens
vijf van die kolibrivlinders tegelijk gezien. Men
kan ze zelfs nog wel eens in 't laatst van October
waarnemen en er zijn gevallen bekend, dat ze
in November of December gezien zijn. Wij zouden
het er dus voor kunnen houden, dat deze kolibri
vlinder bij ons overwintert, even goed als de
citroenvlinder, de kleine vos en zoo vele anderen.
Voor zoover ik weet, is het bewijs daarvoor
nog niet geleverd. Citroenvlindertjes en kleine
vossen heb ik den heelen winter door op hun
schuilplaatsen kunnen waarnemen, zoowel binnen
huis als buiten, een rustende kolibrivlinder nooit.
Wij vermoeden, dat geen van de vele kolibri
vlinders, die wij in den herfst te zien krijgen, den
winter overleeft. Hieruit volgt noodzakelijk, dat
ieder jaar een nieuwe bezending van de dieren
uit den vreemde tot ons moet komen. In de
landen rondom de Middellandsche zee komen
ieder jaar twee opeenvolgende legsels tot ont
wikkeling en de dieren blijven er actief zelfs
gedurende den winter en nu trekken van daar
groote troepen naar het Noorden en Westen.
Er bestaat een vlindertrek evengoed als een
vogeltrek, alleen weten we van de lotgevallen van
die trekvlinders nog minder dan van de trek
vogels. Het eene jaar zijn er veel, het andere
jaar weinig. Dikwijls trekken verschillende
soorten van insecten gemeenschappelijk, zeer
dikwijls ook reizen vlinders, in 't bijzonder
de pistooltjes, in gezelschap van de vogels.
Er bestaat echter een groot onderscheid.
Bij de vogels zien we een voorjaarstrek en
een herfsttrek in tegengestelde richtingen
en met verschillende beteekenis: de voor
jaarstrek naar het broedgebied, de
najaarstrek naar het winterkwartier. De trek der
insecten gaat slechts in n richting: weg
van de geboorteplaats. Het is een echte
emigratie. Daar in den nazomer het aantal
der insecten het grootst is, hebben we in
dien tijd ook de beste kans, om iets van den
insectentrek te zien te krijgen. Dezer dagen
hebt ge nog wel gelegenheid om een abnor
maal groot aantal gewone witjes te zien
of misschien glazenmakers, niet in n
groote bende, maar in afzonderlijketroepjes.
Het valt echter dadelijk in 't oog, dat al
die troepjes toch denzelfden kant uit vlie
gen, in ons land meest van zuid naar
noord, of zuidwest naar noordoost en 't
eind van het liedje is, dat het
meerendeel der reizigers omkomt in de Noord
zee.
Van den voorjaarstrek der insecten, den
trek die ons de posthoorntjes brengt en
misschien ook de kolibrivlinders, weten
wij niet veel. Dat moet in April, Mei en
Juni gebeuren, maar in dien drukken tijd
ontsnapt het verschijnsel licht aan onze aan
dacht, temeer daar ons land ligt aan het einde
van den weg en daar zijn de gelederen gedund
en de troepen verstrooid. Toch moeten wij er
eens op letten.
JAC. P. T n i j s s E
iiiiiiiiiiMMiiitMiMMiiiiiiiiiiiiiMiiimiiNiiimiiiiiiiiiiiim iniimiiiiiiiiiiiiiinii
BEZOEKT
! DE UITGESTREKTE l
l KWEEKERIJEN VAN |
IjMOERHEIM"
l DEDEMSVAART
f ZATERD. NAM. EN ZONDAG GESLOTEN
iilliiiilliiilliii ;i